Your search within this document for 'diameter' resulted in four matching pages.
1

“...de fais- ceaux dpines droites, divergentes, longues dun pouce, dun blanc divoire et rouges ves leurs sommet, et a la base de chaque fais- ceau de piquants se trouve comme un cusson de duvet coton- neux.......... etc. Van de afbeelding wordt gezegd, dat zij is op 1/6 der natuur- lijke grootte. Diensvolgens zou de bijna bolvormige stengel 24 cM. dik en hoog, het cephalium 15 cM. hoog en dik zijn (welke cepha- lium-dikte bij geen anderen Melocactus voorkomt, de bloemen den buitengewoon grooten diameter van 3 cM. bezitten, de bessen rede- lijk zwaar zijn, 1.2 cM. dik op 3| cM. lang, en de dorens wederom ruim 4 cM., in plaats van 2| cM. volgens de beschrijving. De geheele figuur, stengel en al, is als bessennat rood gekleurd. >) Dezen naam ken ik alleen van de eilanden boven den wind. Echter wordt de onderscheiding tusschen hovenwindsche en benedeuwindsche eilanden niet altijd op de- zelfde wijze gemaakt. De Engelschen noemen de kleine Antilles van Portorico tot Do- minica leeward inslands of...”
2

“...Melocadus van andere hand, geheel beantwoordende aan het totus purpureus, aculeis can- didis van den Prodromus. Toevalligerwijze draagt de teekenaar, die de kopie voor mij vervaardigde, denzelfden naam die wij, (bl. 7) in het begin der geschiedenis van het geslacht leerden kennen, nl, MORGAN. De teekening is wel een zoodanige, die aan het figuurtje van descourtilz herinnert, maar veel zorgvuldiger en met andere ver- houdingen. Naar de dikte van het cephalium (7 cM.), gelijk aan de hoogte, en den diameter der bloemen (1V4 cM.), kan zij het voorwerp in natuurlijke grootte voorstellen. De stengel is hier cylindervormig, 19 cM. hoog:, 14 cM. dik, met 8 zichtbare (dus in t geheel on- geveer 11) schuins loopende ribben, 2£ 3 cM. breed, met vrij scherpen rug en vlakke zijden, en elke met 7 dorengroepen. De dorengroepen vertoonen vrij regelmatig 8 wijd uitstaande randdorens en n middeldoren. De onderste randdoren is het langst, ook langer dan de middeldoren, en meet van 3 tot 4i cM. De rand- dorens...”
3

“...afbeelding te zien, herinneren aan de fijne borsteltjes in het dorenveld van Opuntia's, maar komen overigens bij Melocacti niet voor. Neemt men, naar de breedte van bet cephalium, aan, dat de figuur op 2/3 verkleind is, dan verkrijgt men voor het voorwerp de volgende afmetingen: Stengel 21 cM. hoog, 18 cM. dik, cephalium 9 cM. dik, dorens 21 cM. lang. De bloembladen zijn stomp langwerpig geteekend maar bier en daar aan den top een weinig getand; de stijl vertoont 5 openstaande stempelarmen; de diameter der afzonderlijk geteekende bloem ze- ker min of meer vergroot is l3/4 cM. De afbeelding maakt den indruk van de, niet juist geteekende, voorstelling eener plant uit de groep der M. communes, maar die, juist wegens de mindere betrouwbaarheid der teekening, moeilijk nader te bepalen is, terwijl voorts ook het gemis van kennis aan bet vaderland de beteekenis grootendeels doet verloren gaan. Als soort moet ik voorstellen, M. WencUandii te laten vervallen. Mocht men haar, tegelijk met M. communis...”
4

“...schijnt, 1 of 2 middeldorens, de randdorens juist tot het midden der sleuf reikend. Daar de afbeelding als op i/i der natuurlijke grootte is aan- gegeven volgen daaruit de volgende afmetingen: Stengel zonder den bloeikop 80 cM. hoog, 29 cM. dik, dorens 2/4 cM. lang, bloeikop 10 cM. dik (hij is, stellig abusievelijk, spits ke- gelvormig en tot van onderen met bloemen bezet geteekend) met nog al duidelijk uitstekende borstels. In de afbeelding der bloem, opgegeven als van natuurlijke grootte, is de diameter van deze 1315 mM., zijn de bloembladen spits, en komen 9 stempelarmen voor; de bes is omgekeerd eivormig, 16 mM. lang, 10 mM. dik. Wij gaan thans over tot de belangrijke verhandeling van link en otto (Verh. d. Ver. z. Bef. d. Gartenbaues III, 1827, p. 412) over de geslachten Melocactus en Echinocactus, waarin voor het eerst de naam M. communis voorkomt, en, naast deze soort, ook an- dere soorten van Melocactus worden beschreven. M. communis (p. 417, tab. XI) draagt het volgend karakter: Caule...”