Your search within this document for 'Cuba' resulted in two matching pages.
1

“...32 VIERDE BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER MELOCACTI. In 1837 verscheen de reeds meermalen genoemde Enumeratio diagnostica Cactmrum van Dr. l. pfeiffer, geneesheer te Kassei, waarin M. communis op de boven (bl. 29) omschrevene wijze werd gekenmerkt, en het aantal bijgevoegde variteiten tot zeven klom. Bovendien beschreef hij als nauw verwante soort M. rubens. De variteiten waren, zoover bekend, afkomstig van St. Domingo, St. Thomas en Havannah op Cuba. Voor M. rubens, en soort met zeer lange dorens, wordt alleen in *t algemeen West-Indi opge- geven. In 1839 werd eene nieuwe soort van St. Thomas aangebracht door den Genueeschen zeekapitein tinius, en beschreven en afge- beeld door a. bertoloni, Hoogleeraar en Directeur van den Kruid- tuin te Boulogne (a. bertolonii, Horti botanici Bononiensis plantae novae vel minus cognitae fase. I. in: Novi commentarii Acad. Scient. instit. Bonon. tom. III 1839, cum tab XXVI) onder den naam van Melocadus rufispinus. De stengel is licht vuilgroen, van een vreemde...”
2

“...VIERDE BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER MELOOACTl. 41 Honduras: de kopspruit, aan M. Erongniartii toegeschreven. Cuba {Havannah): de M. (communis) havannensis met groote ronde viltige, eenigszins verwijderde doren velden, 9 rand- en 2 middeldorens, alle stijf, geel, bundelvormig opgericht. Jamaica: vormen van den stam, doch die niet zeker genoeg be- schreven zijn om het bijzonder karakter te bepalen, naar de af- beelding (tussac) meerdoornig met ronden stengel en vrij effen cephalium, andere, naar opgaaf (sloane) met hoog eivormigen en langwerpigen stengel en ruig roodbruin cephalium; bovendien de twijfelachtige M. meonacanthus l. o. St. Domingo: onvolledig bekende vormen, (tussac) dezelfde als voor Jamaica vermeld; de M. communis var. oblongus link otto, klein langwerpig, 16 cM. hoog en 9 cM. dik, volgens pfeiffer, met 15 spitse ribben, dicht bijeenstaaude dorenvelden, 67 rand- dorens en 1 of geen middeldoren, alle (l. o.) zwak en roodachtig; M. {communis?) Lemairii, met (kegelvormig-) langwerpigen...”