Your search within this document for 'di' resulted in seven matching pages.
1

“...recht aan de eene zijde door de Grondwet erkend r aan de andere zijde eischt zij wettelijke waarborgen tegen nadeelige- gevolgen die uit de uitoefening van dit recht kunnen voortvloeien. Aan dit voorschrift heeft de wet van 22 April 1855 (Stbl. n. 32), gewijzigd bij de wet van 14 Sept. 1866 (Stbl. n. 123), voldaan Volgens deze wet heeft de oprichting eener vereeniging geene machtiging van het openbaar gezag noodig. Die, welke strijdig zijn met de openbare orde en strijdig daarmede worden geacht, di- ten doel hebben: 1. ongehoorzaamheid aan of overtreding van de wet, of van eene wettelijke verordening; 2. aanranding of bederf der goede zeden; 3. stoornis van de rechten van derden zijn. verboden. Voor het overige kunnen geene vereenigingen als rechtspersonen optreden *), dan na door de wet of door den Koning te zijn erkend Hiervan zijn uitgezonderd die, welke krachtens de Grondwet of andere wetten daartoe de bevoegdheid bezitten. De erkenning door de wet is noodig, indien zij voor eenen o...”
2

“...Qr)taigaatste maal, dat wegens strtfd tussehen Regeering en Volks- vertegenwoordiging eene Tweede Kamerontbinding plaats had was den 208ten Maart 1894, onder het ministerie Tak van 00 Van Tienhoven, toen, gelijk wij boven reeds zagen, nadat een amendement op een door de Regeering voorgesteld ontwerp van wet tot regeling van het kiesrecht, waardoor het beginsel van dit ont- werp werd aangetast, was aangenomen, de Tweede Kamer ontbonden werd. Het ministerie verkreeg by de verkiezingen geen meerderheid di? korte overzicht blijkt, dat, al moge een ministerie zich een tiid lang tegen eene Volksvertegenwoordiging, die het ver- trouwen dnatie geniet, kunnen verzetten, het ten slotte voorde Volksvertegenwoordiging moet zwichten. De Volksvertegenwoordiging heeft twee middelen waardoor zy de Regeering kan dwingen, wy hebben beide hierboven reeds genoemd. Het krachtigste middel is wel het verwerpen der begrooting. De getgenheid daartoe bestaat natuurlUk slechts in n M van bet iaar als hare behandeling aan...”
3

“...bij de regeling daarvan wille- keurig te werk zal gaan. Met het oog daarop beschouwt de wetgever het belastbaar inkomen dat is dus het geschatte of afgeleide inkomen verminderd met de som voor noodzakelijk levensonder- houd als bestaande uit verschillende deelen. Het eerste deel is dan gelijk aan het bedrag waarvan het kleinste percentage aan belasting geheven wordt, de overige deelen noetnt hij, dit bedrag als uitgangspunt van zijne berekening aannemende, vtoenemingen. Nu is het geoorloofd van di verschillende toenemingen verschillende percentages te heffen, z evenwel dat het percentage van een volgende toeneming geheven nooit kleiner mag zijn dan het per- centage geheven van een vorige,. terwijl als uiterste grens is be- paald, dat het hoogste percentage, dat wordt gevorderd, niet meer mag bedragen dan tweemaal het percentage in totaal geheven van een belastbaar inkomen in grootte gelijk aan anderhalf maal de kleinste som, die voor noodzakelLik levensonderhoud wordt afgetrokken. Bovendien...”
4

“...gekomen, de oprichting van het Instituut voor de Javaan- sche taal in 1832, na een tienjarig bestaan vervangen door eene afdeeling van de Koninklijke Academie te Delft, welke laatste weder in 1864 werd opgeheven. Tijdelijk werden echter bij K. B. van 10 Sept. 1864 (Stbl. n'. 93, Ind. Stbl. n. 194) regels voor de benoembaarheid gegeven. Volgens art. 1 van dit besluit waren in Nederlandsch-Indi alleen benoembaar: 1. Nederlanders; 2.inboor- lingen van den Ind. Archipel onder Nederlandsch gezag; 3. zij, di in Nederl.-Indi geboren waren uit aldaar gevestigde ouders, voor zooverre dezen niet behoorden tot de met de Inlanders gelijk- gestelde bevolking. Volgens art. 2 van hetzelfde besluit konden zij, die niet tot de bovengenoemden behoorden, alleen tot die ambten en bedieningen benoemd worden, welke door den Koning bij algemeenen maatregel van bestuur werden aangewezen. Behalve de zooeven vermelde vereischten werd voor de benoem- baarheid gevorderd, dat men het zoogenaamde groot-ambtenaars- examen...”
5

“...daartoe te nemen op het eiland Madoera, en toen daar de regie een onbetwistbaar succes bleek, werd zij gaandeweg, naarmate de fabriekmatige bereiding in voldoende hoe- veelheid mogelijk was, van het Oosten uitgaande over geheel Java ingevoerd; in 1904 was de afschaffing van het pachtstelesl een vol- dongen feit. In de latere tijden is de invoering der regie ook reeds geschied over een belangrijk deel der Buitenbezittingen. Door de afschaffing der pacht en de invoering der regie is de smokkelhandel, di onder het pachtsysteem een bedenkelijken omvang had verkregen doordat de pachters op groote schaal zelf smokkelhandel dreven, voor een groot gedeelte bedwongen, terwjjl de bevolking bevrijd is van de tyrannic der pachters, die er op uit 1) Voor 1912 wordt de gezamenlijke opbrengst geraamd op 6.082.000. 2) De opbrengst van deze belastingen worden geraamd op 2.277.000. 3) Tot een bedrag van 323.000 geraamd voor 19l2. 4) Tot een gezamenlijk bedrag van 3.436.180 voor 1912....”
6

“...888 Openbare Werken en van di van het Departement van Gouver- nementa-bedrijven. In de eerste plaats bespreken wij den dienst van den Waterstaat. Eerst in 1854 is aan een afzonderlijk Directeur van Burgerlijke Openbare Werken het beheer van den Waterstaat opgedragen. Onder de Compagnie werden voor aanleg en onderhoud van openbare werken weinig uitgaven gedaan. Zooveel mogelijk werd alles in gedwongen arbeid tot stand gebracht en zooals wij boven mede- deelden werd dit stelsel van heerendiensten nog langen tijd gehand- haafd. Het valt niet te ontkennen, dat voor zoover deze arbeid werd benut voor wegenaanleg ook de bevolking daarvan de voor- deelen ondervond. Onder Daendels, die van 1808 tot 1811 G-ouverneur- Generaal is geweest, is de eerste groote weg aangelegd, die van Oost naar West geheel Java doorloopt. Ook nu nog is de wegen- aanleg vooral op de Buitenbezittingen een belangrijk middel om landstreken tot ontwikkeling te brengen. Sedert einde 198 is daarom ook een ingenieur, met den...”
7

“...919 De ongunstige toestand, waarin de kolonie inderdaad verkeert, kan grootendeels worden verklaard uit de malaise in den handel, als gevolg van den kritieken economischen toestand van de naburige republieken 1). Voor de toekomst wordt in dit opzicht op verbetering gehoopt, vooral ook in verband met de totstandkoming van het Panamakanaal, daar Curasao een uitstekende natuurlijke haven heeft, di betrekkelijk geringe verbetering behoeft om ook voor groote zeeschepen toegankelijk te zijn. Overigens wordt er met ernst naar gestreefd om door verbetering van den landbouw (die vooral veel van de droogte te lijden heeft), aanmoediging en verheffing van bestaande en zoo mogelijk in het leven roepen van nieuwe industrien (wij noemen hier de stroohoeden- vlechtindustrie in het bijzonder), de algemeene welvaart afgescheiden van den buitenlandschen handel, te verbeteren. Met opzicht tot de noodige verbetering van landbouwtoestanden vindt men aanwijzingen in het rapport van den bovengenoemden 2 3) Prof...”