1 |
 |
“...Frankrijk onderworpen land behandeld en de toch reeds
berooide financin gingen voortdurend meer achteruit. Tevergeefs
trachtte in opdracht van het Staatsbewind de gezant te Parijs,
Schimmelpenninck, hierin verandering te brengen ). Alle vertoogen
ten deze bleven vruchteloos. De vraag of een Bataafsch huishouden
nog mogelijk bleef kwam neer op deze, of men de eenig mogelijke
middelen tot herstel zou aandurven.
Drie middelen waren denkbaar: kwytschelding van het onderhoud
van een leger van 18000 man en van verdere deelneming aan de expe-
ditie tegen Engeland; hal veering of tierceering der Staatsschuld
1) Uit eene concept-memorie van Sohimmelpenninok blijkt o. a. dat de
schuld der Vereenigde Nederlanden die in 1795 ruim 787 millioen bedroeg,
in 1803 met 337 millioen was vermeerderd....”
|
|
2 |
 |
“...door Fransche douanen
en den afstand van Zeeland en t land ten Zuiden van de Waal.
Bij tractaat van 16 Maart 1810, geratificeerd 31 Maart d. a. v. werd
hieromtrent besloten. In dit tractaat werd tevens alle handel met
Engeland verboden tot op de intrekking der orders van 1807; alleen
keizerlijke vrijbrieven (licenten) zouden vergunning geven om
handel te drijven, 18000 man waaronder 6000 Franschen zouden
de riviermonden bewaken, allen onderhouden door Holland, een
vloot zou steeds beschikbaar zijn tijdens een zeeoorlog, terwijl
krachtens een viertal geheime artikelen:
1. Een Fransch generaal het bevel kreeg over de 18000 man.
2. Alle schepen met contrabande en alle Engelsche en koloniale
waren verbeurd werden verklaard.
3. Ontslag werd beloofd der beide ministers die Amsterdam hadden
willen verdedigen.
4. De gezantschappen bij Oostenrijk en Rusland werden opgeheven.
Lodewijk, die van het militair bestuur zoo goed als ontzet was
Oodinot had zijn hoofdkwartier te Utrecht opgeslagen en trad...”
|
|
3 |
 |
“...Leipzig de Fransche troepen Amsterdam ontruimden en de legers
der verbondenen onze grenzen naderden, was het oogenblik van
handelen gekomen. Men moest er voor zorgen, dat de legers der
verbondenen hier reeds een nationale regeering vonden, daar er
anders kans bestond, dat ons land als een overwonnen gebied zou
worden beschouwd. Daarom namen de Haagsche heeren een ge-
wichtig besluit. 17 November 1813 machtigden zy den graaf van
1) Door den Senaat werd het besluit genomen tot de lichting van 10.000
man aanzienlijke jongelieden. Deze moesten in ieder departement door den
prefect worden aangewezen en op eigen kosten dienen.
2) G. K. van Hosendkp had een belangrijk aandeel in de restauratie
van 1787 gehad, was pensionaris van Rotterdam geweest en had in den
revolutietijd geen ambt bekleed....”
|
|
4 |
 |
“...natuurlijk kind, in het Rijk geboren.
6. (art. 2 sub b.) het in het Rijk te vondeling gelegd of verlaten
kind, zoolang van zijne afstamming, hetzij als wettig of gewettigd
kind, hetzij door erkenning, niet blijkt.
Het Nederlanderschap kan door een vreemdeling worden verkregen.
1. door als vrouw te huwen met een Nederlander;
2. door naturalisatie.
Wat het eerste geval betreft, is het een oude rechtsregel, da
de vrouw den staat van den man volgt, in de eerste zinsnede van
artikel 5 aldus geformuleerd:
De vrouw volgt staande huwelijk den staat van haren man.
Deze bepaling is, voorzoover het betreft de vreemdelinge, welke
met een Nederlander gehuwd is, aangevuld door artikel 9, hetwelk
bepaalt, dat zij ook na de ontbinding van het huwelijk den staat
van Nederlander behoudt, tenzij zij binnen het jaar daarna aan den
daartoe aangewezen ambtenaar haar afwijkenden wil te kennen geeft.
Voor naturalisatie !), welke overeenkomstig de bepaling der Grond-
wet slechts door eene wet verkregen wordt,...”
|
|
5 |
 |
“...behoort, geen beletsel
tegen zyn naturalisatie oplevert.
Behalve deze naturalisatie kent onze wet nog naturalisatie om
redenen van staatsbelang, waarop overigens de door haar gestelde
regelen niet van toepassing zijn x).
Ter uitvoering van het grondwettelijk voorschrift, dat de wet de
gevolgen der naturalisatie ten aanzien van de echtgenoot en minder-
jarige kinderen van den genaturaliseerde regele, is het volgende
bepaald.
Overeenkomstig den bovengenoemden regel strekt de naturalisatie
aan den man verleend, zich van rechtswege tot de vrouw uit 1 2 *).
Wat de kinderen betreft, geldt weder de regel, dat zij den staat
volgen van diengene der ouders, tot wien zij in burgerlijke be-
trekking staan, waarbij dezelfde opmerking als boven is -te maken:
het door beide ouders erkende natuurlijke kind volgt den staat van
den vader *).
Zooals de wet dit uitdrukt, worden zij beschouwd als mede-
genaturaliseerd. Om echter niemand een niet door hem gewilde
nationaliteit op te dringen, is bepaald, dat kinderen...”
|
|
6 |
 |
“...recht aan de eene zijde door de Grondwet erkend r
aan de andere zijde eischt zij wettelijke waarborgen tegen nadeelige-
gevolgen die uit de uitoefening van dit recht kunnen voortvloeien.
Aan dit voorschrift heeft de wet van 22 April 1855 (Stbl. n. 32),
gewijzigd bij de wet van 14 Sept. 1866 (Stbl. n. 123), voldaan
Volgens deze wet heeft de oprichting eener vereeniging geene
machtiging van het openbaar gezag noodig. Die, welke strijdig zijn
met de openbare orde en strijdig daarmede worden geacht, di-
ten doel hebben: 1. ongehoorzaamheid aan of overtreding van de
wet, of van eene wettelijke verordening; 2. aanranding of bederf
der goede zeden; 3. stoornis van de rechten van derden zijn.
verboden.
Voor het overige kunnen geene vereenigingen als rechtspersonen
optreden *), dan na door de wet of door den Koning te zijn erkend
Hiervan zijn uitgezonderd die, welke krachtens de Grondwet of
andere wetten daartoe de bevoegdheid bezitten. De erkenning door
de wet is noodig, indien zij voor eenen o...”
|
|
7 |
 |
“... maar van hnne algemeene betrekking tot het geheel ).
Het is artikel 80 der Grondwet, zooals dit luidt na de berziem g
van 1887, dat thans de regeling van het kiesrecht beheerscht ).
Het is hier niet de plaats om in uitvoerige beschouwingen over
2 Woorden van thobbkcke in zijn opstel over Het hedendaagsche
Staatsburgerschap. Historische Schetsen, 2e uitgave, bladz. 9d
S 3) In 18S48 vermeende de Regeering (Voorduyn, Geschiedenis enbegms
der Grondwet, bladz. 203) gerust te mogen J.
en beleidvol man, ook al is hij onder de nadeehgste T^vere^hte
boren het door werkzaamheden zver kan brengen, ^ , ,
som tt stijving der Schatkist zal kunnen bijdragen, en alzoo de kiesbevoegd-
heid verkriige. Hoezeer heeft de uitkomst deze verwachtinggelogenstraft
f) Woorden der Staatscommissie van 17 Maart 1848 ter herzxemng der
ss=...”
|
|
8 |
 |
“...65
van Koning en Staten-Generaal op voordracht des Konings, f door
de Staten-Generaal alleen.
Beschouwen wij deze verschillende wijzen meer van nabij.
a. Het erfrecht. Dit is niet voor alle landen op dezelfde wijze ge-
regeld. In het algemeen bestaan in Europa drie systemen van erfrecht,
welke verschillen naar gelang van de positie, welke door de vrouw
wordt ingenomen. *
In geen enkele monarchie is het recht der vrouw gelijk aan dat
van den man, doch het verschil in positie vertoont groote afwijkingen.
Waar het beginsel der zoogenaamde Salische wet heerscht, zooals
dit gold in het Frankrijk der Bourbons en nog geldt in Pruisen
Itali, Belgi en Luxemburg, heeft de vrouw geen politiek erfrecht.
Hiertegenover staat het zoogenaamde Castiliaansche stelsel, in Enge-
land, Spanje en Portugal gehuldigd, waar alleen in dezelfde linie
de mannen de vrouwen uitsluiten.
Een tusschenweg volgt het systeem, dat ook het onze is, waarin
de vrouw wel niet geheel is uitgesloten, doch eerst op den troon
geroepen...”
|
|
9 |
 |
“...68
Het tweede lid van artikel 13 verklaart in welke volgorde de
afstammelingen in deze gevallen aan de beurt komen, door te be-
palen, dat de oudere Ifln vr de jongere komt en de mannelijke
tak vr den vrouwelijken, de oudere tak vr den jongeren en
dat in iederen tak mannen vr vrouwen en ouderen vr jongeren
den voorrang hebben
Hieruit blijkt, dat, indien de Kroon eenmaal op vrouwen en hare
afstammelingen o vergaat, in de eerste plaats de oudere lijn voor de
jongere den voorrang heeft, zoodat een man uit een jongere lijn
uitgesloten wordt door een vrouw uit de oudere lijn. In de lijn zelf
echter komt de mannelijke tak vr den vrouwelijken en bij gelijk-
heid te dien aanzien de oudere vr den jongeren, in iederen tak
eveneens weer mannen voor vrouwen en bij gelijkheid van geslacht
ouderen voor jongeren. Yoor het geval ook de hier bedoelde af-
stammelingen ontbreken, wordt in de troonsopvolging voorzien dooi-
de bepaling van artikel 14 2). Dan wordt tot den troon gerechtigd
de prinses, door geboorte...”
|
|
10 |
 |
“...Qr)taigaatste maal, dat wegens strtfd tussehen Regeering en Volks-
vertegenwoordiging eene Tweede Kamerontbinding plaats had was
den 208ten Maart 1894, onder het ministerie Tak van 00
Van Tienhoven, toen, gelijk wij boven reeds zagen, nadat een
amendement op een door de Regeering voorgesteld ontwerp van wet
tot regeling van het kiesrecht, waardoor het beginsel van dit ont-
werp werd aangetast, was aangenomen, de Tweede Kamer ontbonden
werd. Het ministerie verkreeg by de verkiezingen geen meerderheid
di? korte overzicht blijkt, dat, al moge een ministerie zich
een tiid lang tegen eene Volksvertegenwoordiging, die het ver-
trouwen dnatie geniet, kunnen verzetten, het ten slotte voorde
Volksvertegenwoordiging moet zwichten.
De Volksvertegenwoordiging heeft twee middelen waardoor zy de
Regeering kan dwingen, wy hebben beide hierboven reeds genoemd.
Het krachtigste middel is wel het verwerpen der begrooting. De
getgenheid daartoe bestaat natuurlUk slechts in n M van bet
iaar als hare behandeling aan...”
|
|
11 |
 |
“...AMBTENAREN.
§1. Ministers.
Hierboven hebben wij reeds een en ander gezegd over de positie
der ministers in onze constitutioneels monarchie. Wij komen thans
nog eenigszins nader daarop terug. Wij toonden aan hoe de con-
stitutioneel practijk vordert, dat de Kroon by de keuze harer
ministers zich laat leiden door de wenschen van de meerderheid
der Volksvertegenwoordiging.
In den regel wordt de samenstelling van een Kabinet zoo wordt
het ministerie dikwerf genoemd opgedragen aan een uitstekend
man uit die meerderheid, die bjj het kiezen van de personen, welke
hij als zijne ambtgenooten den Koning wenscht voor te dragen, te
letten zal hebben op overeenstemming in richting en beginselen.
Want ook homogeniteit dus noemt men die overeenstemming
is een element van de constitutioneele regeering. Zonder haar kan
een eenswerkend bestuur niet bestaan. Elke minister zou, van zijn
eigen bijzonder standpunt uitgaande, maatregelen kunnen nemen,
in strijd met die zijner ambtgenooten. Maar die homogeniteit...”
|
|
12 |
 |
“...dat van die grondbeginselen afwijkt, zonder
zijn mandaat neder te leggen, in eene onjuiste verhouding tot zijne
kiezers komen.
De betrekking eindelijk van volksvertegenwoordiger is van te
teederen aard, en te veel een bewijs van vertrouwen, dan dat zelfs
de schijn op hem mag rusten, dat hy langs oneerlijke wegen invloed
heeft uitgeoefend op zijne benoeming, of dat hy gedurende de waar-
neming zjjner betrekking zich zal laten omkoopen. Ook tegenover
de natie moet hij als een geheel onafhankelijk man kunnen staan.
Daarom schrjjft de Grondwet voor, dat ieder lid, behalve zijn eed
van trouw aan haar, eene plechtige verklaring aflegge, die de
zuiveringseed wordt genoemd. Sedert de Grondwetsherziening van
1887 zijn de leden vrij om naar keuze de eeden of de beloften en
verklaring af te leggen 2).
1) Art. 86 en art. 91 tweede zinsnede.
2) Art. 87. Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij den vol-
genden eed of belofte af:
Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet.
Zoo waarlijk helpe mij...”
|
|
13 |
 |
“...zoogenaamde Kinderwetten
van den Minister Cobt van deb Linden ') waarvan de twee andere
nog nader door ons zullen worden besproken.
De hoofdstrekking van de hierbedoelde wet is beter dan bij de
tot voor dien geldende wetgeving mogelijk was, te waken tegen
verkeerde leiding en verwaarloozing der opvoeding van minderjarigen.
Om daartoe te geraken was herziening noodig van de bepalingen
omtrent de vaderlijke macht en de voogdij. Bij deze herziening is
het groote onderscheid in de bevoegdheid van man en vrouw, waar
zij zich deed gevoelen in hunne verhouding tegenover de kinderen,
voor een belangrijk deel opgeheven. In verband hiermede zal in
het vervolg niet meer gesproken worden van de vaderlijke, maar
van de ouderlijke macht. Om de kinderen tegen verwaarloozing en
machtsmisbruik van de zijde der ouders te beschermen, is aan een
tot nu toe alleen in het strafrecht bekenden maatregel: ontzetting
uit de ouderlijke macht of de voogdij > groote uitbreiding gegeven
en daarnaast de gelegenheid tot...”
|
|
14 |
 |
“...324
Overeenkomstig het grond wet telijk voorschrift rust de dienstplicht-
nu in de eerste plaats op de Nederlanders volgens de daaromtrent,
in de wet gegeven bepalingen, doch ook aan de ingezetenen, niet-
Nederlanders, is bij de wet die plicht opgelegd.
De jaarlyksche lichting is door de nieuwe wet van ten hoogste
11000 op ten hoogste 17500 man gebracht, waarvan overeenkomstig
de door haar gemaakte onderscheiding tusschen volledig en kort
geoefenden, ten hoogste 12300 ter volledige en ten hoogste 5200 tot
korte oefening worden ingelijfd. De diensttijd bij de militie overeen-
komstig het vroegere grondwettelijk voorschrift vijf, later bij tijdeijjke
wijziging tot zeven jaren uitgebreid, is thans opoc/ii jaren gebracht.
De volledig te oefenen dienstplichtigen blijven hiervan ter eerste
oefening bij de bereden korpsen 18 maanden, bij de onbereden
korpsen 81/2 maand onder de wapenen, voor de kort te oefenen
bedraagt die tijd vier maanden. Ingevolge de wijziging van 1908
komen de volledig te...”
|
|
15 |
 |
“...in te
lijven gedeelte, heeft hy, die een hooger nummer bezit, den voor-
rang tot toelating daarbij.
Om in de eischen van den dienst van het leger met inbegrip
van de kadervorming te voorzien, wordt een zoogenaamd blijvend
gedeelte gevormd, dat voor zoover de daarvoor door de wet
aangewezen categorien niet voldoende zijn, door loting wordt
samengesteld. Bij deze loting is nummerverwisseling tusschen de
manschappen van hetzelfde korps geoorloofd. Het blijvende gedeelte
bedraagt niet meer dan 7500 man tegelijk.
De zeemilitie wordt samengesteld uit hen, die voor volledige
oefening by de militie te land zouden moeten worden ingelyfd,
voor zoover zij door hun beroep of studie daarvoor geschikt geacht
worden. Heeft zich daarvoor geen voldoende aantal vrijwillig aan-
geboden, dan worden de ontbrekende door loting aangewezen.
1) K. B. van 17 Mei 1907, S. 104....”
|
|
16 |
 |
“...en, 7 pantserdekschepen, 3 moni-
tors en 3 riviervaartuigen;
b ongepantserde schepen: 12 kanonneerbooten, 38 torpedobooten;
c schepen voor bijzondere diensten: 2 schoeners voor politietoezicht
op de zeevisseherijen, 3 opnemingsvaartuigen, 27 instmctieschepen,
3 wachtschepen en 4 logementschepen. _
De Indische militaire marine telde: 9 torpedobooten, 6 flottiege-
vaartuigen, 2 wachtschepen en 5 opnemingsvaartuigen.
De sterkte der bemanning was:
binnenslands . 5736 man
in Oost-Indi . 3150
in West-Indi. . 339
Totaal . 9225 man....”
|
|
17 |
 |
“...553
aan verleiding en arbeidsinspanning. Heeft hij evenwel het voordeel
van kleine besparingen, en, door de volksbanken, de duizendvoudige
kracht van het crediet ondervonden een crediet, dat hij zich
zelf veroverde dan is hij een gered man.
§8. Verzekeringswezen.
Van groot belang voor het behoud en de rustige ontwikkeling
der volkswelvaart is ook het verzekeringswezen.
De mensch kan in zijn vermogen door velerlei rampen getroffen
worden, die ook zelfs bij de grootste nauwgezetheid, niet kunnen
worden voorkomen of vermeden. Blijkt het dus nmogelijk den
ondergang van het goed zelf te voorkomen, zoo tracht men toch
de waarde daarvan te behouden. Dit wordt mogelijk gemaakt door
de verzekering die de verliezen waardoor enkelen worden getroffen
door velen laat dragen.
De oorspronkelijke vorm der verzekering bestond dan ook in
onderlinge aaneensluiting en een omslaan der verliezen over de
aangesloten. Allengs hebben zich echter ook ondernemingen opge-
worpen, die tegen vooruitbetaling van een...”
|
|
18 |
 |
“...zelfden inlegger en niet uitmakende het saldo van rekening van den
inlegger, worden terugbetalingen rechtstreeks gedaan door het
kantoor, waar het spaarbankboekje is uitgegeven, of dat by ver-
andering van woonplaats van den inlegger, op diens verzoek,
nader daarvoor is aangewezen. Voor een hooger bedrag moet men
zich wenden tot de centrale Directie te Amsterdam.
Minderjarigen kunnen zonder tusschenkomst van hem, die de
ouderlijke macht of de voogdij uitoefent, gehuwde vrouwen zonder
dien van den man, spaarbankboekjes bekomen, daarop inlagen doen
en, voor zoover minderjarigen betreft, behoudens verzet van hem,
die de ouderlyke macht of de voogdy uitoefent, terugbetaling vragen.
Wie inlegger wenscht te worden, moet eene verklaring onder-
teekenen, dat hy zich onderwerpt aan de bepalingen der wet van
25 Mei 1880 en die, welke tot uitvoering dezer wet zijn of nader
zullen worden vastgesteld. Met deze verklaring worden naam,
woonplaats, betrekking of beroep, dag en plaats van geboorte van
den inlegger...”
|
|
19 |
 |
“...707
De Burgemeester is door den aard zijner betrekking de man der
gemeente, maar tegelijkertijd toch ook de hand van het algemeen
gouvernement *). Zijne verhouding tot de gemeente brengt mede,
dat hij in de eerste plaats als orgaan der gemeente optreedt en als
zoodanig aan het hoofd van den Raad en van het dagelyksch be-
stuur de werkzaamheden en de zittiDgen van beide colleges leidt,
de orde handhaaft, en alles voorbereidt, wat daAr ter tafel moet
worden gebracht, en de gemeente in alle omstandigheden en in
alle rechtsgedingen vertegenwoordigt. Aan het hoofd der politie
geplaatst, is hem de zorg voor de veiligheid, voor de gezondheid
en de zedelijkheid binnen zijne gemeente opgedragen. Hij wordt uit
de gemeentekas bezoldigd, doch het bedrag zijner jaarwedde wordt
door Gedeputeerde Staten vastgesteld en aan des Konings bekrach-
tiging onderworpen, het advies van den Raad wordt echter vooraf
ingewonnen 1 2). Als vertegenwoordiger der eenheid, het Rijk, is hij
bovendien verplicht, toe te...”
|
|
20 |
 |
“...bij de regeling daarvan wille-
keurig te werk zal gaan. Met het oog daarop beschouwt de wetgever
het belastbaar inkomen dat is dus het geschatte of afgeleide
inkomen verminderd met de som voor noodzakelijk levensonder-
houd als bestaande uit verschillende deelen. Het eerste deel is
dan gelijk aan het bedrag waarvan het kleinste percentage aan
belasting geheven wordt, de overige deelen noetnt hij, dit bedrag
als uitgangspunt van zijne berekening aannemende, vtoenemingen.
Nu is het geoorloofd van di verschillende toenemingen verschillende
percentages te heffen, z evenwel dat het percentage van een
volgende toeneming geheven nooit kleiner mag zijn dan het per-
centage geheven van een vorige,. terwijl als uiterste grens is be-
paald, dat het hoogste percentage, dat wordt gevorderd, niet meer
mag bedragen dan tweemaal het percentage in totaal geheven van een
belastbaar inkomen in grootte gelijk aan anderhalf maal de kleinste
som, die voor noodzakelLik levensonderhoud wordt afgetrokken.
Bovendien...”
|
|