1 |
 |
“...laatst gewijzigd
16 Juli 1907, Stbl. n. 218 *), heeft de strekking in het belang
van de veiligheid van personen en goederen van Staatswege
waarborgen omtrent de bekwaamheid van gezagvoerders, stuur-
lieden en machinisten te vorderen, daar het scheepvaartsbedryf
aan hen, die het uitoefenen, tegenwoordig veel hoogere eischen
stelt, dan vroeger het geval was. Zjj maakt onderscheid
tusschen de groote vaart, de vaart met koopvaardijschepen van
meer dan 200 ton bruto inhoud, en de kleins vaart, de vaart met
koopvaardijschepen van 200 ton bruto inhoud en daar beneden 1 2).
De eischen voor de verschillende qualiteiten bij de groote vaart
zijn hooger gesteld dan die voor de kleine. Voorts is voorgeschreven
het aantal gediplomeerden, dat aan boord van elk vaartuig, naar
de door de wet gemaakte onderscheidingen, aanwezig moet zijn.
Hier naast en in onmiddellijk verband met deze wet moet ge-
noemd worden de wet houdende bepalingen, ter voorkoming van
scheepsrampen, tot het instellen van een onderzoek...”
|
|
2 |
 |
“...inning der belasting is opgedragen aan de desahoofden die
een collecteloon van 8 /0 ontvangen.
De Gouverneur-Generaal bepaalt districtsgewijze het jaar, met
aan vang waarvan de in de landrente-ordonnantie vervatte regeling
in werking treedt.
Waar dit nog niet is geschied, blijft de oude regeling gelden. Deze
komt hierop neder: de gronden worden voor den aanslag verdeeld
in tien klassen naar hunne gemiddelde bruto-opbrengst per bouw
gedurende de laatste drie jaren. In de laagste klasse vallen de gron-
den, die op meer dan 10 tot en met 20, in de hoogste, die op
meer dan 100 gemiddelde bruto productie worden geschat. Het
bedrag der landrente is voor de laagste klassen 2, voor de hoogste
klasse 20 per bouw, telkens met 2 opklimmende. De aanslag der
desas heeft plaats over een tijdvak van vijf jaren. Eerst heeft de
aanslag desasgewijze over al de daaronder behoorende gronden,
1) Zie boven bladz. 797.
2) Een bouw staat gelijk met 7096,49 M2....”
|
|
3 |
 |
“...Staat zich, om voor het afschepen, vervoeren, opslaan, beheeren
en verkoopen van de producten van Nederlandsch-Indi, die ten
verkoop in Nederland bestemd zijn, zich van geen anderen tusschen-
persoon dan de Maatschappij te bedienen. Als waarborg deponeert
deze op den dag vr elke veiling een met het approximatief netto
bedrag overeenkomende waarde in geld of geldswaardig papier. Als
commissieloon, het gewone del credere daaronder begrepen, geniet
zij I Vi /0 van de bruto-opbrengst van het door haar verkochte tin
en i*/2 /0 van de bruto-opbrengst van alle overige door haar ver-
kochte en verantwoorde gouvernements-producten.
Aan de Handelmaatschappij worden de Indische producten ten
verkoop hier te lande geconsigneerd; vandaar de naam consignatie-
stelsel, een stelsel, dat met het cultuurstelsel als het ware n
geheel uitmaakte, daar het de strekking had de winsten voor het
Moederland uit de kolonin voortvloeiende nog meer te verzekeren *).
Het valt niet te ontkennen, dat dit stelsel een onna...”
|
|
4 |
 |
“...878
Overigens heft het Gouvernement van iedere vergunning tot op-
sporing en van iederen ontdekker, die overeenkomstig de bepalingen
er wet in afwachting van de door hem aangevraagde concessie zijn
opsporingen voortzet, een vast recht, evenredig aan de oppervlakte
van het terrein en een percentage van de bruto-opbrengst.
Houders van vergunningen tot opsporing of van concession kunnen
slechts zijn: Nederlanders, ingezetenen van Nederland ofvanNeder-
landsch-Indie en vennootschappen in Nederland of Nederlandsch-Indi
gevestigd en waarvan overeenkomstig de bepalingen der wet het be-
stuur een overwegend Nederlandsch (Ned.-Indisch) karakter draagt <).
Het recht op concessie en de concessie kunnen van rechtswege
vervallen, nl. wanneer de concessionaris niet meer aan de hier
laatstelijk vermelde eischen voldoet. De concessionaris kan van de
hem verleende rechten door den Gouverneur-Generaal vervallen
worden verklaard, ingeval hij, op bekomen last om de ontginning
wegens overwegende redenen van...”
|
|