Your search within this document for 'afvoer' resulted in five matching pages.
1

“...530 indeeling der wet houdt hiermede rekening. Aan elk dier drie onderwerpen is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd, welke drie hoofdstukken worden voorafgegaan en gevolgd door een hoofdstuk met algemeene en een hoofdstuk met overgangs- en slotbepalingen. Volgens titel en considerans is de strekking der wet: verzekering van den goeden staat der voorname rivieren en stroomen desRyks >). De zorg voor het rivier- en stroombelang omvat naast de zorg voor den geregelden afvoer van water en ijs ook de belangen der scheep- vaart, waarvoor goed onderhouden, doorgaande vaargeulen eene levenszaak zijn. Dit tweeledig belang is dan ook de maatstaf, waar- naar de normaliseering van de hoofdrivieren is aangevat. In hoofdstuk II, bepalingen van politie, schept de wet een preven- tief toezicht en eischt voor verschillende werken, welke nadeel kunnen doen aan het stroombelang, voorafgaande vergunning. De eischen zijn uit den aard der zaak gestrenger ten aanzien van het zomer- bed dan ten aanzien van het winterbed...”
2

“...wijze tot beslissing worden gebracht. Is het college van oordeel, dat de zaak voldoende is toegelicht, dan kan het onderzoek worden gesloten. Met de niet-lijdelijkheid van den rechter hangt ten nauwste samen de bepaling, dat partijen in persoon of bij gemachtigde procedeeren, van verplichten juridischen bestand is geen sprake. 5. Phosphorluciferswet 1901. Hoewel in den algemeenen maat- regel van bestuur tot uitvoering der Veiligheidswet 1) voorschriften waren en worden gegeven met betrekking tot afvoer van schadelijke dampen en tot luchtverversching ook in lucifersfabrieken en krachtens art. 4 der Arbeidswet bij K. B. van 24 Juni 1898 (Stbl. n. 148) eenige bepalingen waren vastgesteld, die voorwaardelijk of on voorwaardelijk verboden jeugdige personen en vrouwen in fabrieken en werkplaatsen werkzaamheden te doen verrichten, waar phosphordampen konden ontstaan, was gebleken dat dit niet voldoende was. De uitgevaardigde 1) Zie blz. 633v....”
3

“...getroffen worden, genot hebben van diensten door de gemeente bewezen. Zyi is namelijk verschul- digd door de eigenaren van gebouwde eigendommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare straten of wegen der ge- meente belenden en behoort te worden geheven naar grondslagen, volgens welke van de belastingschuldigen in billijke evenredigheid eene bijdrage gevorderd wordt in de kosten ten laste der gemeente komende voor aanleg en onderhoud der straten of wegen, voor hunne verlichting en voor afvoer van water en vuil van de in de belasting vallende eigendommen. De bedoeling hiervan is, dat wanneer in het eene gedeelte der gemeente in dit opzicht meer diensten genoten worden dan in het andere, ook hooger bydragen van de in dat gedeelte gelegen eigen- dommen geheven zullen worden. Het bouwgeld kan alleen geheven worden van gebouwen na de invoering der belasting gesticht en strekt als bijdrage in de bijzondere kosten, welke de gemeente door wegenaanleg enz. ten behoeve van den aanbouw in bepaalde...”
4

“...met suikerriet van de nog ter beschikking gebleven gronden zoo spoedig mogelijk zou ophouden, dat de middelen ter verwerking van het riet gevenredigd zouden zijn aan de uitgestrektheid van den aanplant; dat voor het drijven van de molens en andere toestellen niet beschikt werd over water, benoodigd voor den eigen landbouw der bevolking; dat tot het ver- krijgen van arbeiders en verdere hulpmiddelen, zoo voor het snijden en vervoeren van het riet, voor werkzaamheden in en by de fabriek, voor den afvoer van de. suiker, als anderszins, de tusschenkomst van het bestuur aan de ondernemers niet verleend worden zou, buiten volstrekte, telkens te bewijzen onmisbaarheid, en eindelijk dat aan den lande eene billijke cijns verzekerd werd zoowel over het product van den vrijen als over dat van den verplichten aan- plant ). Sedert 1890 hebben deze voorschriften hunne beteekenis verloren, daar de gedwongen cultuur opgehouden heeft te bestaan. Is de verplichte arbeid in de suikercultuur dus sedert geruimen...”
5

“...staat, met den titel van Chef der waterstaatsafdeeling. Voor de Buiten- bezittingen bepaalt de algemeene dienst zich voorloopig tot de technische leiding en het toezicht over den gewestelyken dienst, zooals deze door den Inspecteur voor de Buitenbezittingen kunnen worden gevoerd. De dienst der irrigatie-afdeelingen is in de voornaamste plaats een exploitatiedienst en omvat het beheer van de rivieren en andere openbare wateren, van de bevloeiingen en afwateringen en van alle werken, welke aan- en afvoer of keering van water, dan wel de binnenscheepvaart dienen, een en ander voorzoover dat beheer niet door den Directeur der B. O. W. wordt opgedragen aan den algemeenen dienst of wordt overgelaten aan locale besturen, aan de Inlandsche bevolking, of krachtens rechten of vergunningen, aan bijzondere lichamen of personen, in welke laatste gevallen de dienst zich bepaalt tot het aan s Lands Waterstaat opgedragen toezicht op de wijze, waarop dat beheer wordt gevoerd. De dienst der irrigatie-afdeelingen...”