1 |
|
“...n krijgen bij onze leiding. Maar moesten wij ons
daar eigenlijk niet over verheugen? Onze leiding werd moeilij-
ker, maar ons doel, het op hooger peil brengen van de mensch-
heid aldaar, werd er beter bereikbaar door. Immers, alleen
daar, waar levensdrang bestaat op de basis van waarachtig
gevoelde behoeften en waar de gedachte leeft, ook zelf iets te
kunnen doen, daar kan vooruitgang komen en kon dus onze
beschavingsarbeid succes hebben.
Dat bij die bewustwording ook al weer overdrijving, ja bru-
taliteit kwam, was niet zoo vreemd. Zien we niet overal menig
opgroeiend kind overschatting van eigen kunnen vertoonen, met
soms nalaten van het noodige respect voor de ouders?
Het was verder wel zeer te betreuren, dat ons mooie, nauwe-
1) Het opvallend demonstreeren van de overwinning van het oostersche
Japan op het westersche Rusland door middel van gekleurde litho-fotos
van den Keizer en de generaals. Men vond die Japansche prenten tot in de
verst afgelegen dessa's.
2) De arrogantie der Chineezen...”
|
|
2 |
|
“...het laatste jaar
van den oorlog de revolutiewind uit Europa modernistische
denkbeelden inzake sociale verhoudingen en staatkundige begin-
selen overbracht naar het Oosten, de na-oorlogsche verschijn-
selen van decadentie in zedelijk opzicht, zooals onmatig veel
dansen, drinken, korte rokken, doorzichtige kleeding enz, ook
in Indië waarneembaar waren en de destij dsche overheid in
Ned.-Indië niet de vereischte hooghartige en krachtige houding
wist aan te nemen tegen roode Nederlandsche stokers en bru-
tale inlandsche volksmenners, toen kreeg de positie van den
blanken Nederlandschen leider een wel geweldigen klap!
Gelukkig werkten andere omstandigheden tot eenig herstel in
deze en bracht de z.g. hoogconjunctuur tijd tusschen 1923 en
1930 het noodige geld binnen, om op groote schaal de maat-
schappelijke ontwikkeling te kunnen bevorderen door onder-
wijs, hygiëne, wegenaanleg enz. enz. Alhoewel de woelingen,
die een paar malen optraden tengevolge van communistisch
stoken, den goeden gang van...”
|
|