Your search within this document for 'kiwa' resulted in two matching pages.
1

“...was opgedragen, deed deze uit eigen initiatief geologisch-topographische onder- zoekingen. Hieraan hebben wjj te danken de studiën: 1. Die Nummulüen des Borneo-kodksteines (N. Jahrb. für Min. 1871. Vermeerderd opnieuw uitgegeven in jaarb. v. Mijnw. 1874 II). 2. Met Dr. Böttger e. a.: Die Eocenformalion von Borneo und ihre Versteinerungen (Palaeontographica. Suppl. III, Cassel 1875-78.) Ook ver- schenen in Jaarb. v. h. Mijnw. (1877 H, 18791 en II). 3 .Geologische beschrijving der districten Riam, Kiwa en Kanan in de Zuider- en Ooster-Afd. van Borneo volgens opnemingen in 1869—70. Met kaarten en profielen (Jaarb. v. h. Mijnw. 18751), Dit is de eerste studie, welke de geologische gesteldheid van Z.O. Borneo eenigszins nauwkeuriger leert kennen. Officieele mijnbouwkundige onderzoekingen werden van 1860—1880 op Borneo niet gedaan. Doch na 1880 ving men weder aan met het onderzoek des bodems ten opzichte van delfstoffen. De mijningenieur Hooze stelde een onderzoek in naar de kolenlagen van Poeloe...”
2

“...Bandjermasin via Soemenap. Een landweg verbindt Bandjermasin met Martapoera, Pengaron enz. Ten O. van Bandjermasin ligt de afdeeling Martapoera, doorstroomd door de Martapoera-rivier, gevormd door twee armen: Riam Kanan en Riam Kiwa. De rivier is het grootste gedeelte des jaars tot de Kampong Martapoera bevaarbaar. Het westelijk gedeelte van dit gewest is vlak, verder oosteljjk wordt het heuvelachtig en vervolgens berg- en rotsachtig met hoogten, die tot 1300 M. gaan. Het land is slechts voor een klein gedeelte bebouwd; voor het grootste gedeelte is het met bosschen bedekt. De grootste rijkdom van deze landstreek bestaat in de voortbrengselen van het delfstoffenrijk: steenkolen, ijzererts, goud, platina en diamanten. Het steen- kolenterrein tusschen de Riam Kiwa én de Java-zee is door ontginningen het best bekend geworden. Een tot drie heuvelreeksen van gemiddeld 70 M. hoog bevatten over een lengte van 4,5 K.M. kolen. Het aantal lagen wisselt tusschen 6—11 (Zie I pag. 558). De kolen-exploitatie...”