1 |
 |
“...de theorie omtrent de passaten leert.
Ten noorden van den aequator zijn in de maand April de
noordelijke tot noordoostelijke winden nog het meest voor-
komend, welke door hun richting ook weer duidelijk aanwijzen,
dat ^hienn den gewonen N.0. passaat moeten herkennen.
Wij kunnen derhalve besluiten, dat in de maand April
vriileieng r 1Pel het Stel8el d6r Passaatwinden waait,
3 f 0yereenkomende met hetgeen theoretisch daarvoor valt
vast te stellen Doch als wij de meest voorkomende windrich-
zien wif dat^ZO T*,die.Van Mei in °/o vergelijken, dan
M u? u en m ProceDtaantal toenemen. Van
pnl tot Mei valt aldus een krachtiger doorstaan van de Z O
winden ten Z. van den aequator te constateeren, en zij zetten
zich m het oosten van den Archipel reeds vrij geregeid voort
..m de streek van den aequator, terwijl zij ten W. van Borneo
vrij ver daarover heen gaan op noorderbreedte.
Diezelfde verdeeling der windrichting valt met meer vastheid
nog waar te nemen in Juni, Juli, Augustus en September^ In
j^mtiide^n...”
|
|