Your search within this document for 'ten' resulted in 15 matching pages.
1

“...opgevolgd; dat ik inmiddels in het vertrouwen op ontvangen mededeelin- gen van wege den Majoor esser , en in het zeker vooruitzigt van de door den Minister eigenhandig aangekondigde verandering in de inrigting van het bestuur van St. Eustatius, hetwelk als een noodzakelijk gevolg, de in- trekking van mijnen post behelsde, mij met verlof naar Curacao begaf, en ik mij niet lang daarna in onaangenaamheden met den Majoor esser gewikkeld zag, ten gevolge waarvan ik in Junij 1847 uit Curasao naar Nederland ver- trok, om mij wegens de gedragslijn van den Majoor esser ten mijnen aanzien bij den Mi- nister te beklagen, mij wegens zijne aanran- ding van mijn karakter regt te verschaffen; — en niet gedwongen te worden, mijne betrek- king onder de bevelen van zulk een opper- hoofd op nieuw te aanvaarden in een land, waar de bevolking, volgens mijne herhaalde verklaring, onvermogend is, de kosten er van goed te maken (1); en eindelijk, dat ik nu (1) De ellende in die kolonie heerschende, gaat alle begrip...”
2

“...2 St. Martin hunne slaven tot aan den laatsten toe, voor en aleer het loopende jaar ten einde is, en tenzij men een middel kan vinden, om de oevers van de Marowyrie te bewaken, wacht den ingezetenen van Nederlandsch Guyana het- zelfde lot. Het is de overtuiging, dat deze en meerdere rampen onze koloniën dreigen te overstelpen, die mij aanspoort, om het vonkje belangstelling, het- welk voor die bezittingen in de boven bedoelde rekwesten gloort, zoo mogelijk voor uitdooving te bewaren. Het is tot u, waarde landgenooten! voor- standers van de afschaffing der slavernij, dat ik te dien einde mijne woorden rigt; vergun mij, uwe deelneming ten behoeve uwer broeders in TVest- Indië verder in .te roepen; ook ik verlang de vrijheid voor de negerslaven! met hart en ziel vereenig ik mij met u en elk, die op eene wettige wijze en door gepaste middelen slavernij in elke gedaante zoekt te keer te gaan, maar het is juist die zelfde vrijheidszucht, die mij in de door velen voorgestelde wijze van de negers...”
3

“...welke Si. Eustdtius op- levert bestaan in suiker 500,000 ® en yams 700,000 ® oud gewigt (1). Deze producten wer- den in 1828 door den arbeid van 667 negers ver- kregen; ik-ken geen reden, die dit getal zou heb- ben doen verminderen. De prijs van de suiker op f 8,50 en die van de yams op f 2,— de 100 ® stellende, zoo krijgt men na aftrek der belastingen op producten, eigendommen, hypotheken enz. on- geveer f 50,000. De rum, melasse en vee heb ik niet genoemd, dewijl deze gerekend worden de kos- ten van onderhoud der plantaadje te bestrijden. Bepaal nu het werkloon op f 0,60; (in de Engel- sche koloniën is het tweemaal zooveel) hetwelk tegen 300 werkdagen in het jaar op f 180,— per hoofd komt te staan; — en neem daarbij aan, dat dezelfde persoon met den titel van vrij man twee- maal zoo veel werk verrigt, als toen hij slaaf was, zoodat de planters met de helft van het vroeger getal werklieden kunnen volstaan, dan komen de planters ongeveer f 10,000 te kort voor de beta- ling van het arbeidsloon...”
4

“...vetten grond vereischt, terwijl die van St. Eusta- tius bij uitstek schraal en zandig is (2). In de Engelsche eilanden, waar de grond veel beter is plant men het suikerriet slechts eens om de vijf of meer jaren, in St. Eustatius is men genood- zaakt zulks elk jaar te doen; — dit geeft eene ontzettende vermeerdering van arbeid, doordien men het land wegens den lossen grond en de wei- nige regens over de geheele uitgebreidheid, door middel van de houw in drie voet diepe voren of greppels verdeelt, ten einde het regenwater zich daarin verzamele en niet wegvloeije; — doch in (1) Zie hier eenige van wege het plaatselijk bestuur gedane opgaven van het cijfer der slavenbevolking, uit oorspronke- lijke bescheiden ontleend. Jaar 1817 mannen 569, vrouwen 655, kinderen 524 totaal 1748. » 1828 » 429, » 491, » 689 » 1609. » 1847 » 1137. Er bestaat grond, om aan te nemen, dat van deze getallen, het eerste te laag, het tweede juist, en het derde te hoog is gesteld. De vrije kleurlingen werden in 1817 gesteld...”
5

“...den landbouw. j> Het jaar 1843 zal lang in het geheugen der inwoners van Curacao blijven; want onherstelbaar zijn voor velen de ver- liezen , welke zij ten gevolge der aanhoudende droogte van vier ach teren volgende jaren geleden hebben. — De droogte was zoo sterk, dat op vele plantagiën geen druppel water voorhanden was, noch voor menschen, noch voor vee; het vee moest ver loopen, om elders wat water te bekomen; en dit wel om den derden of vierden dag; want zoo veel water vloeide er niet op eenen dag in de putten, om al het vee te drenken. De sterfte onder het vee is ook dit jaar zeer groot geweest, niettegenstaande dat de kudden in de drie voorgaande drooge jaren gevoelig gedund zijn geworden. Er zal eenige tijd moe- ten verloopen, eer dat de kudden zich zullen hersteld heb- ben. Eenige achtereenvolgende goede regenjaren worden hier- toe vereischt. » Deze lange droogte heeft een ander nadeelig gevolg voor...”
6

“...elk, die geen ambtenaar is. — Zie hoe veel oude, ziekelijke en behoeftige bewoners die slechts door den handenarbeid van eenen enkelen slaaf of slavin tegen verhongering beveiligd zijn. Zie hoevelen van die beklagens- waardige schepsels, de ouderlooze ongehuwde ge- heel verlatene dochters, arm doch eerbaar, de droevige nalatenschap van eene verarmde bevolking; de jongeling, de kracht volle man schudt het stof van de voeten, eu trekt elders heen, maar deze? zij blijft achter, aan jammer en gebrek ten prooi; — niemand bekreunt zich om haar, dan alleen eene getrouwe slavin, haar troost en hulp in het lij- den, het laatste wat haar uit betere dagen is over- gebleven; waarschijnlijk heeft een en dezelfde borst...”
7

“...13 in het ergste geval zullen wij ons ten minste de bespotting, het verwijt hebben bespaard,- dat de slag ons werkeloos verraste en wij den kostelijken tijd nutteloos hebben laten voorbijgaan, zonder ook slechts te denken aan gevaar. Niet langer dan ge^ beuzeld, men vatte de zaak slechts behoorlijk aan, en benuttige zich de lessen door anderen gegeven. Vestig het oog op de Engelsche West-Indische koloniën. In die eilanden genoot de vrije bevol- king sedert jaren het voorregt van eenen rege- ringsvorm , welke de ontwikkeling van geestkracht niet alleen niet in den weg stond, maar zelfs aan- merkelijk bevorderde. Het moederland besloot de negers vrij te maken, de kolonisten waren genood- zaakt zich te onderwerpen, zij kampten manmoe- dig, om de nadeelige uitwerking van dien maatregel te boven te komen, en hadden zij de handen vrij gehad in die mate , als zij het vereischten, er is geen twijfel, of zij waren wel geslaagd; doch de wetgeving eenmaal begonnen eene magt uit te oefenen, welke het...”
8

“...15 de gezegendste vruchten droeg, en een algemeen streven naar vooruitgang de bevolking kenmerkte, wat zal men dan van eene gelijke bemoeijing ver- wachten in de dorre Nederlandsche West-Indische eilanden, waar de bevolking sedert jaren zorgvuldig ingebroken, alle geestkracht heeft verloren, aan armoede en gebrek ten prooi, zonder eene schaduw van vertegenwoordiging zich thans tot overmaat van ramp aan al de willekeur eener familierege- ring ziet overgegeven (1); — waar wanbestuur haar ijzeren scepter zwaait en de leer openlijk beoefend wordt, dat elke daad, elke handeling aan het be- stuur geoorloofd is, mits het slechts zorg draagt geen bewijs tegen zich in handen te geven. Ge- voelt men niet, dat er al reeds sinds jaren geen beroep voor den burger bestaat? Dat hij het on- gelijk hem aangedaan in Nederland zelfs niet bekend durft maken, uit vrees voor ergere mishan- deling? Kan men zich niet begrijpen, welke uit- werking het bewustzijn daarvan zoowel op het (1) De Referendaris of Directeur...”
9

“...tegenwoordige gelijk stond. — Ik weet, men zal hier niet toe willen overgaan, want het zou niet alleen tot eene opruiming leiden van het departement der West- Indische zaken, maar zelfs tot die van bijkans ge- heel het ministerie van koloniën: doch dit is geen reden voor mij, om mijne meening te verbergen, dat het de grondslag behoort uit te maken van ons, van elk koloniaal bestuur. Men mag er zich tegen verzetten, en de zaken op den ouden voet slepende willen houden; — men mag zich zoeken te troos- ten met » après moi le déluge,” dit kan de natie slechts dieper in schulden, de koloniën slechts meer en meer in verval dompelen, maar er toe overgaan zal men, hetzij goed of kwaadschiks. De tijd is ophanden, waarin de natie de oogen zal openen voor de Gouverneurs als andere beambten gearresteerd, te zamen een boekdeel vormende van 267 bladzijden. — De Gouverneur- Generaal cantzlaab in 1830 maakte onder anderen eene wet op de invordering van het Collateraal successie-regt van 75 artike- len, eene ...”
10

“...wissels; — het beneemt waarachtig den vreemdeling, zoowel als den burger alle vertrouwen. Dat men kolonisatie bevordere, niet door het aanwerven en uitzenden van een aantal ongelukkigen, om hen door de na- latigheid van Gouvernements beambten te doen om- komen ; — neen! zet in Nederland de deur open voor de uitwandeling van elk die daartoe lust ge- voelt; neem de buitenlandsche paspoort uit ’s Hage op vertoon van eene vrijstelling van de loting, ge- boorteakte en borgtogt, dat hij in de kolonie niet ten laste van de- armenkas zal komen, glad weg (3); -— (1) Een Noord-Amerikaansche spotboef gaf den Majoor esser deze titels in een der nommers van de New-York Herald, waarop Z. H. E. Gestr. in verrukking over zoo groote vermaardheid, last gaf, het artikel in de Cura9aosche Courant over te nemen. (2) Yan deze som, welke voor het dienstjaar 1847 henoodigd was, moest ƒ 182,839 door de koloniën en de overige ƒ243,655 door het Moederland wordcnbetaald. (3) Is het niet bespottelijk, dat het Gouvernement...”
11

“...wil nederzetten, voor een zeker getal jaren vrijstelling van belas- ting zal genieten; — deze en andere voorregten moeten worden uitgeloofd, dewijl de vreemdeling door zich in de verarmde Nederlandsche West- Indische eilanden te vestigen, ons eene gunst be- wijst. Dat hij, door wien men noodig acht de majesteit des Konings in de genoemde eilanden te doen vertegenwoordigen, een vrijzinnig, bekwaam en regtschapen man, niet de onderworpen pacha van een despotisch Grootvizier zij (1); — dat Chris- ten Zendelingen, niet van het Gouvernement voor hunne bezoldiging afhankelijk, Gods Woord in de koloniën verkondigen; zorg, dat zij om de drie ja- ren worden vervangen; houd beweging in dien stroom; indien zij stilstaat, komt er bederf. Moe- dig den handel aan, de tijd is juist nu ongemeen gunstig, daar de handel van Europa op St. Tho- mas, door den oorlog, waarin Denemarken ge- wikkeld is, ligt mogelijk verstoord wordt, en zich elders zal trachten te vestigen. Geene eilanden in TVest-Indië zijn daartoe...”
12

“... Dit kan alleen bewerkt worden door de toepassing van de meest liberale beginselen in de vorming van een nieuw bestuur. Halve maatregelen zijn daartoe on- vermogend! Vrije haven is een woord zonder be- teekenis daar, waar geen zweem van waarborg be- staat tegen willekeurig gezag. De tegenwoordige vorm van bestuur in de koloniën is met bet geven van zoodanigen waarborg in strijd en een ieder, hij zij vreemdeling of inwoner, is aan de genade van den Majoor Gezaghebber en zijne talrijke beambten ten prooi, zonder hoop van redres, daar tallooze wette- lijke verordéningen gelijk zoo veel valstrikken ge- spannen zijn, om een ieder te vangen die het bestuuh vangen wil ! Geen vreemdeling wil zijn persoon noch zijn fortuin daaraan wagen; ik ken de denk- wijze van vreemde kolonisten op dit onderwerp, uit hunnen mond, en de algeheele mislukking van alle Gouvernements maatregelen tot herleving van den handel, is voornamelijk aan dit wantrouwen van den vreemdeling toe te schrijven. Er hebben in den...”
13

“...24 deswege ten laste van de kolonie te komen; de kolonie heeft geen deel aan derzelver benoeming gehad, en behoort dus ook vrij te blijven van de kosten, om hen te onderhouden, nadat men de nutteloosheid dier benoeming erkend zal hebben. Ziedaar de beginselen, welke bij eiken maatregel tot emancipatie der negerslaven tot bazis dienen genomen te worden. Het zijn deze beginselen, die met eene ferme hand, onbekrompen toegepast, niet missen kunnen, de koloniën weder eene talrijke en krachtige blanke bevolking te geven; — eene bevolking, wie de stempel der slavernij niet in de ziel is gedrukt, en wier geest alzoo vrij, en onbe- lemmerd door vrees of ellendige berekeningen ter verkrijging van een postje van ƒ 25 in de maand, zich aan de bevordering hunner gemeenschappelijke belangen zal kunnen toewijden. Alleen zulk eene bevolking zal in staat zijn onder inroeping van den Goddelijken zegen de kwade gevolgen der bevrij- cl ing van de negers met goeden uitslag tegen te gaan, dewijl het zich sterk...”
14

“...steeds door een verlicht en vrij volk worden inge- oogst, en die geen Nederlander zonder zijne voor- ouders te lasteren, hersenschimmig kan noemen. regeringsvorm der koloniën op zijn hoogst eene geringe vermin- dering van bezwaren teweeg brengt bij hen, die belastingpligtig xijn; — doch de algemeene welvaart wordt er voor geen aasje door bevorderd. — De koloniën vrije instellingen erlangende, zouden de ingezetenen in korten tijd veel meer belasting op- brengen dan zij tegenwoordig doen, eeniglijk ten gevolge van de zekerheid, dat niemand hen daartoe kan dwingen. (1) De Romeinsche landvoogden in Palestina waren, meen ik, gematigder dan de Nederlandsche gezaghebbers te Curasao; althans ik vind niet, dat de eerstgemelden invloed in het san- hedrim zochten, doch te Curacao regeert de gezaghebber zoo- wel in de kerk als in de synagoge....”
15

“...Koning behoort te wenden, met dringende bede, dat het zijne Ma- jesteit genadiglijk moge behagen, het onderwerp der emancipatie van de slaven in de Nederlandsche koloniën zonder uitstel in gunstige overweging te nemen, en inmiddels de kolonisten dat aandeel in het beheer hunner maatschappelijke aangelegenhe- den toe te staan, als waardoor zij in staat zullen geraken, de daarin bestaande misbruiken en gebre- ken op te ruimen, en te verhelpen, ten einde langs dien weg de anderzins voor hun bestaan verderfe- lijke gevolgen van den opgemelden maatregel ten goede te keeren. — ROTTERDAM, Mei 1848....”