| 
          
            | 1 |  | 
 “...zich bij den aanval in de verloren hoop scha-
ren , vallen in de bres; die nakomen, snellen
over hun Ijk ter overwinning en genieten
het loon, terwijl de eersten in het slijk ver-
trapt liggen.
Voor mij zelven zou ik veel kunnen zeggen,
doch mijn persoon is te onbeduidend, om er
het publiek mede bezig te houden. — In het
belang van het doel mijns schrijven mag het
echter niet ondienstig zijn hier aan te voe-
ren, dat ik als koloniale Secretaris te St. Eusta-
tius, in 1845 aan den toenmaligen Minister
van Koloniën deed toekomen een betoog van...”
 |  |  |  
            | 2 |  | 
 “...VIII
VOORWOORD.
de noodzakelijkheid tot vereenvoudiging van
het bestuur en vermindering der belasting van
de ingezetenen dier kolonie, met besparing
van een deel der subsidie uit het moe-
derland , hetwelk door dien Minister, den
heer baud, gunstig werd beoordeeld; en, zoo
ik wel heb, nu korten tijd geleden, geheel of
gedeeltelijk is opgevolgd; dat ik inmiddels
in het vertrouwen op ontvangen mededeelin-
gen van wege den Majoor esser , en in het
zeker vooruitzigt van de door den Minister
eigenhandig aangekondigde verandering in de
inrigting van het bestuur van St. Eustatius,
hetwelk als een noodzakelijk gevolg, de in-
trekking van mijnen post behelsde, mij met
verlof naar Curacao begaf, en ik mij niet lang
daarna in onaangenaamheden met den Majoor
esser gewikkeld zag, ten gevolge waarvan ik
in Junij 1847 uit Curasao naar Nederland ver-
trok, om mij wegens de gedragslijn van den
Majoor esser ten mijnen aanzien bij den Mi-
nister te beklagen, mij wegens zijne aanran-
ding van mijn karakter...”
 |  |  |  
            | 3 |  | 
 “...merkelijk bevorderde. Het moederland besloot de
negers vrij te maken, de kolonisten waren genood-
zaakt zich te onderwerpen, zij kampten manmoe-
dig, om de nadeelige uitwerking van dien maatregel
te boven te komen, en hadden zij de handen vrij
gehad in die mate , als zij het vereischten, er is
geen twijfel, of zij waren wel geslaagd; doch de
wetgeving eenmaal begonnen eene magt uit te
oefenen, welke het niet toekwam, was niet gezind
hare speelpop zoo spoedig uit de handen te geven.
Geholpen door den Minister van koloniën, die hetzij
Whig of Tory onveranderlijk afkeerig is van eiken
maatregel, welke de strekking heeft, zijn gezag over
de koloniën te besnoeijen, verhinderde het de
planters, het door de emancipatie ontstaan gebrek
aan handen voor den arbeid aan te vullen, op zoo-
danige wijze en door zulke middelen als zij daartoe
geschikt oordeelden, en toen de vergunning tot ko-
lonisatie eindelijk gegeven werd, geschiedde zulks
eerst in een laat uur, en op verre na niet in die...”
 |  |  |  
            | 4 |  | 
 “...14
ruimte als de omstandigheden het vorderden.
Thans wordt deze heillooze zucht van de vertegen-
woordiging en den Minister, om zich in de huis-
selijke aangelegenheden der koloniën te mengen,
algemeen betreurd, en beklaagt men zich het vast-
houden aan het ongelukkige dwaalbegrip, dat de
regering de wijsheid bezit, om gepaste wetten te
maken voor koloniën, welke duizende mijlen ver-
wijderd liggen (1), doch let wel, de toestand dier
bezittingen is op verre na zoo hopeloos niet, als
die der Nederlandsche, waar de negerslavernij nog
in volle kracht gehandhaafd wordt. Bij de Engel-
schen is de veerkracht nimmer verlamd, het her-
stellingsvermogen onuitputtelijk, zijne instellingen
van vrije verkiezing, vrije drukpers en regtsple-
ging door gezworenen, maken genezing mogelijk
voor elke kwaal, zoodat weldra het kwaad de ko-
loniën en het rijk berokkend, hersteld zal zijn.
Intusschen wanneer men overweegt, dat dit de
uitslag van de bemoeijing van het Gouvernement
is geweest in vruchtbare koloniën...”
 |  |  |  
            | 5 |  | 
 “...bederf. Moe-
dig den handel aan, de tijd is juist nu ongemeen
gunstig, daar de handel van Europa op St. Tho-
mas, door den oorlog, waarin Denemarken ge-
wikkeld is, ligt mogelijk verstoord wordt, en zich
elders zal trachten te vestigen. Geene eilanden in
TVest-Indië zijn daartoe gunstiger gelegen dan de
omtrent den persoon van den dader van het feit! Ziedaar het
voorregt van een autocratisch koloniaal beheer; men laat den
minister juist zoo veel en niet meer weten, dan men goed vindt
en verstaat.
(1) De majoor esse& is gewoon te zeggen, dat hij de orders
van den Minister zal opvolgen, al moest de geheele kolonie
daardoor naar de W . . rl. . . t gaan. — Kan men zich eene
brutaler uitdrukking van eenen hoofdman der Lansquenets voor-
stellen ? En dit is de man, die door zijne creaturen » een
godvruchtig vertegenwoordiger van Zijne Majesteit” is genoemd....”
 |  |  |  
            | 6 |  | 
 “...e was. — De eerste
spreker vroeg daarop, hoe men zich redden zou, in het geval
dat de ingezetenen weigerden, de contributie te betalen ?
waarop het antwoord luidde: dat de Leden van den kolonialen
raad tevens Leden van de regtbank waren, en dus wel zouden
zorgen, de onwilligen tot betaling te dwikgen !!!
Ziedaar de onafhankelijke regterlijke magt in de koloniën.
(2)	De Majoor essee is een prozaïsch man! Hij erkent gee-
nen auteur, die den tijd van hem te lezen waardig is, behalve
alleen den Minister van Oorlog in functie....”
 |  |  |  
            | 7 |  | 
 “...beginsel van Emancipatie der
slaven, en ware het zeer te wenschen, dat de rege-
ring, zonder verwijl, een voorstel van wet voor dit
oogmerk aan de Staten-Generaal dede voorleggen,
de strekking hebbende van den maatregel op zoo-
danig later tijdstip in zijn geheel in werking te
brengen, als de regering, met inachtneming van al
hetgeen daaromtrent door de kolonisten mag wor-
den aangevoerd, geschikt en gepast zal oordee-
len;- — want zonder de kolonisten te hooren, is
naar mijn gevoelen, noch de Minister, noch de
vertegenwoordiging bevoegd, over zaken, hunne be-
langen zoo naauw rakende, te beschikken.
Ik eindig met mijnen landgenooten, die de Eman-
cipatie der negerslaven en het welzijn van het va-...”
 |  |  |  
            | 8 |  | 
 “...naschrift.
Deze bladen afgewerkt hebbende komt mij
in handen de Nieuwe Rolterdamsche Courant van
den 25ste“ dezer maand, waarin onder het opschrift:
koloniën een berigt voorkomt, betreffende de sla-
ven in Suriname. — Diensvolgens zou Z. E. de
Minister van koloniën tot wering van bet gevaar,
waarmede de kolonie, uit hoofde van de emanci-
patie der Fransche negerslaven, bedreigd wordt,
de slavenbeheerders in Suriname (de eilanden wor-
den niet genoemd) hebben aanbevolen, om in af-
wachting van » een besluit” het lot van den slaaf
door eene betere voeding, kleeding, behandeling enz.
te verzachten.
Ofschoon de meest mogelijke achting koesterende
voor den Minister rijk, kan ik, om der wille van
het hoog gewigt der zaak, mij niet onthouden mijne
vrees te kennen te geven, dat het thans voor de...”
 |  |