Your search within this document for 'men' resulted in 23 matching pages.
 
1

“...Ye Sons of Mercy! yet resume the search; Drag forth the regal monsters into light, Wrench from their hands Oppression’s iron rod, And bid the cruel feel the pains they give. Much stil untoqch’d remains; in this rank age, Much is the patriot’s weeding hand required. The toils of law (what dark insiduous men Have cumbrous added to perplex the truth, And lengthen simple justice into trade), How glorious were the day! that saw these broke. Thomson ....”
2

“...voorstellende de aandacht van het publiek op de Nederlandsche TV. 1. eilan- den te vestigen, acht ik het noodig, eenige verschooning te maken wegens mijne vermetel- heid zoo wel, als wegens een aantal gebreken, welke, naar ik niet twijfel, mijne » bemer- kingen'' ontsieren. — Om wel te schrijven dient men de daartoe vereischte bekwaam- heid, tijd, rust, kalmte enz. te bezitten, in geen van welke voorregten ik mij heb te ver- heugen. — Evenwel denk ik een weinig ge- daan beter dan niets, en de waarheid blijft altijd de waarheid, hetzij dezelve door een blikken of een gouden trompet wordt verkondigd. JVat immer men in mijn schrijven meent te moeten gispen, men doe het openijk en zon- der omwegen, mits men daarbij het groote doel, het welzijn van het land, tiiet voorbij...”
3

“...VI VOORWOORD. ziet. — Wil men dit helpen bevorderen, dan zal ik mij in elke veroordeeling van mijn schrijven verheugen. Ik heb den Majoor esser, Gezaghebber van Cura9ao en onderhoorigheden, eenigzins ruw de ooren gewasschen; ik zie weinig reden zulks te verdedigen, dewijl ik die persoon voor zijne tegenwoordige betrekking ongeschikt acht, en zijne benoeming, vooral in dezen tijd, als eene koloniale ramp beschouw. — Dit moest ik aantoonen en kon het onmogelijk doen, zonder de gronden van mijne beschou- wing kenbaar te maken. — Tot hem heb ik op dit punt eeniglijk te zeggen, dat indien hij zich omtrent mij in iets bezwaard gevoelt, hij mij steeds bereid zal vinden hem te ant- woorden! Voor het publiek echter heb ik een ander woord. — Er heerscht in ons gezegend vaderland een ziekelijke afkeer van het bloot- leggen der waarheid omtrent personen! De onopgesmukte taal, het open vizier is niet gewild; — men schermt zoo gaarne met het masker......geene personaliteiten is de eeuwige roep ! Wat...”
4

“...VOORWOORD. VII Hen hiertegen te vrijwaren is de onschend- baarheid des Konings op de dienaars van de kroon over te brengen, met hetwelk te doen de deur geopend wordt voor een misbruik van gezag, hetwelk onveranderliji van de treu- rigste gevolgen is. — Men overschrijde echter zoo mogelijk nimmer den huisselijken drem- pel; alles wat niet onmiddellijk met het pu- bliek karakter in betrekking staat, blijve steeds heilig, en hieraan heb ik mij niet vergrepen. Overigens is de taak van misbruiken aan te wijzen, ofschoon onbetwistbaar van het hoog- ste belang, bij uitstek hatelijk, want daar- voor geeft hij, die dezelve opneemt, zich zelf tot een zoenoffer. — Geen goed wordt bewerkt zonder veel lijden, geen volk heeft zijn heil verworven zonder veel ramp, — en zelfs het behoud der wereld eischte de wreedste mis- kenning en een smadelijke dood! — Zij, die zich bij den aanval in de verloren hoop scha- ren , vallen in de bres; die nakomen, snellen over hun Ijk ter overwinning en genieten het loon...”
5

“...liberality. — Let the planters first be put in that position which is the ne- cessary •point du depart and then assured of the con- tinuous sympathy and co-operation of their countrymen at home. (The Times of Wednesday, May 10, 1848.) In eenige der aan den Koning gerigte adres- sen betreffende de herziening van de grondwet, beeft men aangedrongen op de afschaffing van de slavernij in de koloniën. Het ware te wenschen, dat het verlangen daartoe zich meer algemeen hadde geopenbaard. De slavernij der negers is thans eene onhoudbare kwestie geworden; — de beslissing daar- van kan niet worden verschoven, zonder de kolo- niën in den grond te helpen; — en hoe spoediger men tot een gunstige beschikking op het verzoek overgaat, hoe beter. Zoo als de zaken in fVesl- Tndië thans staan, verliezen de ingezetenen van...”
6

“...2 St. Martin hunne slaven tot aan den laatsten toe, voor en aleer het loopende jaar ten einde is, en tenzij men een middel kan vinden, om de oevers van de Marowyrie te bewaken, wacht den ingezetenen van Nederlandsch Guyana het- zelfde lot. Het is de overtuiging, dat deze en meerdere rampen onze koloniën dreigen te overstelpen, die mij aanspoort, om het vonkje belangstelling, het- welk voor die bezittingen in de boven bedoelde rekwesten gloort, zoo mogelijk voor uitdooving te bewaren. Het is tot u, waarde landgenooten! voor- standers van de afschaffing der slavernij, dat ik te dien einde mijne woorden rigt; vergun mij, uwe deelneming ten behoeve uwer broeders in TVest- Indië verder in .te roepen; ook ik verlang de vrijheid voor de negerslaven! met hart en ziel vereenig ik mij met u en elk, die op eene wettige wijze en door gepaste middelen slavernij in elke gedaante zoekt te keer te gaan, maar het is juist die zelfde vrijheidszucht, die mij in de door velen voorgestelde wijze van de negers...”
7

“...laat. Geen doel ter wereld kan onregtvaardigheid wettigen: bedenk u! Ge staat gereed, in naam der vrijheid eene daad van dwingelandij uit te lokken; is dit be- staanbaar? kan vrijheid tieren op zulken slechten grond? niet mogelijk. Laat ons nog eens beginnen. Gij en ik wij verlangen de bevrijding van de negers, want vrij- heid is een regt hun door de Voorzienigheid ge- schonken, en hetwelk alzoo geen sterveling hun mag onthouden; doch wij erkennen tevens, dat ook de eigenaars regten hebben, die men behoort te eerbiedigen; — wat meer is, dat de eigenaars, die, zoo als ik straks zal aantoonen, groot gevaar loopen door de vrijverklaring der slaven volstrekt al- les te verliezen, even goed als de negers aanspraak op onze deelneming hebben. En hier is het noo- dig, u te waarschuwen tegen misleiding door een- zijdige berigten omtrent de mishandeling der ne- gerslaven; niemand zal willen ontkennen, dat er ook hierin soms misbruik van gezag plaats heeft, overal waar willekeur heerscht, vindt verdrukking...”
8

“...5 plaats, doch men zal daarentegen ook moeten er- kennen, dat medelijden voor de arme negers, of- schoon veel goeds gesticht hebbende, het stok- paardje van den dag is, hetwelk menigeen bevonden heeft, een willig beestje te zijn, dat goed loopt mits men het ter dege met gruwelen voedt. In de Nederlandsche West-Indische eilanden althans is mishandeling van slaven reeds sedert vele jaren eene ongehoorde zaak; — de Spaansche bok is daar niet bekend, en men kan gerust zeggen, dat in het alge- meen de slaven er een veel dragelijker leven leiden dan de werkende klasse in Nederland; de huissla- ven vooral worden beter behandeld, en verrigten veel minder en veel ligter arbeid dan hier de meeste dienstboden, terwijl gene bovendien het voorregt ge- nieten van onder eene zachte luchtstreek te leven. Geloof mij, er is eene vreeselijker tirannij dan die van den slaveneigenaar; — een pijnlijker zweep dan die van den drijver; —► eene afzigtelijker verslaving dan die van het ligchaam; — een treuriger toestand...”
9

“...die nog iets hebben behouden? Laat ons zien. De Nederlandsche West-Indiën, ik heb het meermalen gezegd, heb- ben als landbouwende koloniën geene de minste waarde; de producten welke Si. Eustdtius op- levert bestaan in suiker 500,000 ® en yams 700,000 ® oud gewigt (1). Deze producten wer- den in 1828 door den arbeid van 667 negers ver- kregen; ik-ken geen reden, die dit getal zou heb- ben doen verminderen. De prijs van de suiker op f 8,50 en die van de yams op f 2,— de 100 ® stellende, zoo krijgt men na aftrek der belastingen op producten, eigendommen, hypotheken enz. on- geveer f 50,000. De rum, melasse en vee heb ik niet genoemd, dewijl deze gerekend worden de kos- ten van onderhoud der plantaadje te bestrijden. Bepaal nu het werkloon op f 0,60; (in de Engel- sche koloniën is het tweemaal zooveel) hetwelk tegen 300 werkdagen in het jaar op f 180,— per hoofd komt te staan; — en neem daarbij aan, dat dezelfde persoon met den titel van vrij man twee- maal zoo veel werk verrigt, als toen hij...”
10

“...gedaan, — het eiland verlaten, om in den vreemde werk te zoeken (1). Het moet bier gezegd worden, dat de oorzaak van deze ongunstige uitkomst gedeeltelijk te vin- den is in de ongeschiktheid van den grond voor den groei van suikerriet, daar dit gewas eenen vetten grond vereischt, terwijl die van St. Eusta- tius bij uitstek schraal en zandig is (2). In de Engelsche eilanden, waar de grond veel beter is plant men het suikerriet slechts eens om de vijf of meer jaren, in St. Eustatius is men genood- zaakt zulks elk jaar te doen; — dit geeft eene ontzettende vermeerdering van arbeid, doordien men het land wegens den lossen grond en de wei- nige regens over de geheele uitgebreidheid, door middel van de houw in drie voet diepe voren of greppels verdeelt, ten einde het regenwater zich daarin verzamele en niet wegvloeije; — doch in (1) Zie hier eenige van wege het plaatselijk bestuur gedane opgaven van het cijfer der slavenbevolking, uit oorspronke- lijke bescheiden ontleend. Jaar 1817 mannen 569, vrouwen...”
11

“...zoutpannen, maar hebben deze bij dit eiland gehad,. namelijk het uitwandelen van VTije lieden. — Groot ia het getal van vrije lieden, welke in dit jaar *van hier naar de overkust vertrokken zijn, en wel meest allen landbouwers, kloeke jonge menschen. » Groot en zwaar zijn de rampen, welke Hamburg en Gua- deloupe getroffen hebben; "doch welras zal men aldaar de ver- liezen , welke er geleden zijn aan eigendommen en bezittingen, kunnen vergeten, daar er van alle kanten hulp en bijstand zijn toegestroomd. Wanneer echter het onheil, dat een land treft, niet verschrikkelijk in deszelfs aard is, zoodanig als brand, overstroomingen en aardbeving, dan schijnt men geen medelijden met hetzelve te hebben; de behulpzame hand wordt hetzelve niet toegereikt; alleen de Hemel moet zich over het- zelve ontfermen. — In dit laatste geval verkeert ongelukkiglijk Curacao; hetzelve heeft zwaar geleden, maar alleen door aan- houdende droogte, en niet door brand, orkanen of dergelijke voor het oogenblik verschrikkelijke...”
12

“...13 in het ergste geval zullen wij ons ten minste de bespotting, het verwijt hebben bespaard,- dat de slag ons werkeloos verraste en wij den kostelijken tijd nutteloos hebben laten voorbijgaan, zonder ook slechts te denken aan gevaar. Niet langer dan ge^ beuzeld, men vatte de zaak slechts behoorlijk aan, en benuttige zich de lessen door anderen gegeven. Vestig het oog op de Engelsche West-Indische koloniën. In die eilanden genoot de vrije bevol- king sedert jaren het voorregt van eenen rege- ringsvorm , welke de ontwikkeling van geestkracht niet alleen niet in den weg stond, maar zelfs aan- merkelijk bevorderde. Het moederland besloot de negers vrij te maken, de kolonisten waren genood- zaakt zich te onderwerpen, zij kampten manmoe- dig, om de nadeelige uitwerking van dien maatregel te boven te komen, en hadden zij de handen vrij gehad in die mate , als zij het vereischten, er is geen twijfel, of zij waren wel geslaagd; doch de wetgeving eenmaal begonnen eene magt uit te oefenen, welke het...”
13

“...heillooze zucht van de vertegen- woordiging en den Minister, om zich in de huis- selijke aangelegenheden der koloniën te mengen, algemeen betreurd, en beklaagt men zich het vast- houden aan het ongelukkige dwaalbegrip, dat de regering de wijsheid bezit, om gepaste wetten te maken voor koloniën, welke duizende mijlen ver- wijderd liggen (1), doch let wel, de toestand dier bezittingen is op verre na zoo hopeloos niet, als die der Nederlandsche, waar de negerslavernij nog in volle kracht gehandhaafd wordt. Bij de Engel- schen is de veerkracht nimmer verlamd, het her- stellingsvermogen onuitputtelijk, zijne instellingen van vrije verkiezing, vrije drukpers en regtsple- ging door gezworenen, maken genezing mogelijk voor elke kwaal, zoodat weldra het kwaad de ko- loniën en het rijk berokkend, hersteld zal zijn. Intusschen wanneer men overweegt, dat dit de uitslag van de bemoeijing van het Gouvernement is geweest in vruchtbare koloniën met eene welva- rende bevolking, die gewoon was voor zich...”
14

“...15 de gezegendste vruchten droeg, en een algemeen streven naar vooruitgang de bevolking kenmerkte, wat zal men dan van eene gelijke bemoeijing ver- wachten in de dorre Nederlandsche West-Indische eilanden, waar de bevolking sedert jaren zorgvuldig ingebroken, alle geestkracht heeft verloren, aan armoede en gebrek ten prooi, zonder eene schaduw van vertegenwoordiging zich thans tot overmaat van ramp aan al de willekeur eener familierege- ring ziet overgegeven (1); — waar wanbestuur haar ijzeren scepter zwaait en de leer openlijk beoefend wordt, dat elke daad, elke handeling aan het be- stuur geoorloofd is, mits het slechts zorg draagt geen bewijs tegen zich in handen te geven. Ge- voelt men niet, dat er al reeds sinds jaren geen beroep voor den burger bestaat? Dat hij het on- gelijk hem aangedaan in Nederland zelfs niet bekend durft maken, uit vrees voor ergere mishan- deling? Kan men zich niet begrijpen, welke uit- werking het bewustzijn daarvan zoowel op het (1) De Referendaris of Directeur...”
15

“...de gevolgen van de emancipatie der negers onder bestaande omstandigheden voor de koloniën te be- rekenen! — Moge het Opperwezen in deszei fs grenzenlooze barmhartigheid die ongelukkige volk- plantingen een uitzigt openen, door eindelijk in de natie het gevoel van mededoogen met derzelver hulpeloozen toestand op te wekken. Den negerslaven moet de vrijheid geschonken wor- den , doch bijaldien men niet vooraf den grond legt tot verbetering van den zedelijken en maatschap- pelijken toestand der blanke bevolking, is voor de kolonie geene redding mogelijk. — Vóór alles dient hierop gewerkt te worden: men beginne met het emanciperen van de blanken. De koloniën dienen te worden aangemerkt, niet als Gouvernements eigen- dom , maar als het eigendom van de natie; wil het Gouvernement volstrekt gezag in de koloniën uit- oefenen , dat het zich dan bepale tot de uitvoe- rende magt. — Het is echter volstrekt noodig, dat de Gouverneur verhinderd worde, zich-te bemoeijen met de maatschappelijke aangelegenheden...”
16

“...mogelijk, gelijk te zijn aan dat, hetwelk de koloniën bezaten, om- streeks den tijd, dat derzelver bevolking in getal en vermogen de eerste maal aan de tegenwoordige gelijk stond. — Ik weet, men zal hier niet toe willen overgaan, want het zou niet alleen tot eene opruiming leiden van het departement der West- Indische zaken, maar zelfs tot die van bijkans ge- heel het ministerie van koloniën: doch dit is geen reden voor mij, om mijne meening te verbergen, dat het de grondslag behoort uit te maken van ons, van elk koloniaal bestuur. Men mag er zich tegen verzetten, en de zaken op den ouden voet slepende willen houden; — men mag zich zoeken te troos- ten met » après moi le déluge,” dit kan de natie slechts dieper in schulden, de koloniën slechts meer en meer in verval dompelen, maar er toe overgaan zal men, hetzij goed of kwaadschiks. De tijd is ophanden, waarin de natie de oogen zal openen voor de Gouverneurs als andere beambten gearresteerd, te zamen een boekdeel vormende van 267 bladzijden...”
17

“...18 den verderfelijken invloed van een ministerie van koloniën op den toestand der Overzeesche bezit- tingen , als wanneer het over deszelfs vroegere blindheid verbaasd zal staan. De toestand van het rijk niet minder dan die van de koloniën eischt, dat men dit tijdstip bespoedige (1). De koloniën moeten zich zelf besturen; — zij kunnen het! Alleen een » geroutineerd ambtenaar” mag wil- len beweren, dat er zwarigheid in steekt; hij kan er even goed bijvoegen, dat de aarde stilstaan of de zon verduisteren zou, indien de Administratie- stukken verdwenen! In ’s hemels naam, laat ons afgedaan krijgen met dit gekwezel over de noodza- kelijkheid van de zoogenaamde » behoorlijke Ad- ministratie en Controle!” want voor zoo veel mij van die behoorlijkheid gebleken is, — en ik heb er zeven jaren lang tot over de ooren ingezeten — mogen zij het bestaan verschuldigd zijn aan den Prins van beiïevento , in wiens beschouwing het spraakvermogen aan den mensch geschonken was, om de waarheid te bedekken (2)...”
18

“...Gouverneurs met een oeconomisch oog,” geen » Martinetten” of » knappe mannen (1),” om het volk de wet voor te schrijven; — geen Gouverne- ments administratie van f 426,494 (2) voor eene bevolking van 25,000 zielen; — geen Gouverne- ments kuituur van welligt twee millioen; — geen Gouvernements Predikanten ad f 12,000 ’s jaars. Laat het woord » Gouvernement ” zoo min moge- lijk gebezigd worden, zelfs niet op wissels; — het beneemt waarachtig den vreemdeling, zoowel als den burger alle vertrouwen. Dat men kolonisatie bevordere, niet door het aanwerven en uitzenden van een aantal ongelukkigen, om hen door de na- latigheid van Gouvernements beambten te doen om- komen ; — neen! zet in Nederland de deur open voor de uitwandeling van elk die daartoe lust ge- voelt; neem de buitenlandsche paspoort uit ’s Hage op vertoon van eene vrijstelling van de loting, ge- boorteakte en borgtogt, dat hij in de kolonie niet ten laste van de- armenkas zal komen, glad weg (3); -— (1) Een Noord-Amerikaansche spotboef...”
19

“...eene gunst be- wijst. Dat hij, door wien men noodig acht de majesteit des Konings in de genoemde eilanden te doen vertegenwoordigen, een vrijzinnig, bekwaam en regtschapen man, niet de onderworpen pacha van een despotisch Grootvizier zij (1); — dat Chris- ten Zendelingen, niet van het Gouvernement voor hunne bezoldiging afhankelijk, Gods Woord in de koloniën verkondigen; zorg, dat zij om de drie ja- ren worden vervangen; houd beweging in dien stroom; indien zij stilstaat, komt er bederf. Moe- dig den handel aan, de tijd is juist nu ongemeen gunstig, daar de handel van Europa op St. Tho- mas, door den oorlog, waarin Denemarken ge- wikkeld is, ligt mogelijk verstoord wordt, en zich elders zal trachten te vestigen. Geene eilanden in TVest-Indië zijn daartoe gunstiger gelegen dan de omtrent den persoon van den dader van het feit! Ziedaar het voorregt van een autocratisch koloniaal beheer; men laat den minister juist zoo veel en niet meer weten, dan men goed vindt en verstaat. (1) De majoor esse&...”
20

“...uitgewischt. Het is een onmisbaar vereischte de Nederlandsche kolo- nisten in de West-Indische eilanden in hunne constitutioneele regten te herstellen. Het regerings- reglement behelst bijkans niets, dat daartoe dienstig is. Men mag het nutteloos, overtollig achten, de regten van den burger in de grondwet van het Koninkrijk naauwkeurig te omschrijven, of zelfs hem iets als een onvervreemdbaar regt toe te ken- nen, met die van de koloniën moet dit niet plaats hebben. Tot hiertoe heeft men zich eeniglijk toe- gelegd, om in elk artikel van het regeringsregle- ment de leer, dat de Gezaghebber tegenover de bevolking onschendbaar is, met groote trekken in te weven; die onschendbaarheid door handelingen van het Gouvernement gestaafd, heeft zich over de ambtenaren uitgebreid; men dient hiervan te- rug te komen, en het reglement te doen vervangen door eene verklaring van de regten van den bur- ger, gewaarborgd door het stelsel van vertegen- woordiging, drukpersvrijheid in den ruimsten zin amigo de la...”