Your search within this document for 'len' resulted in four matching pages.
1

“...12 beiden gezoogd; de arme meesteres werkt hard, vlecht hoeden nacht en dag; zij weeft, naait of borduurt, maar hoe zal zij haren arbeid te geld maken zonder hare slavin? Alle blijde vooruit- zigten, die hare jeugd opluisterden, zijn lang ver- dwenen; — zij heeft nog slechts een eenige, en deze is met het behoud dier slavin te zamengeweven, — want zoolang zij haar bezit, zal de arme meesteres het brood niet aan de deuren behoeven te bede- len; — zal haar ziek- en sterfbed niet eenzaam zijn! — Welk hart, vraag ik, kan ongevoelig zijn bij de overweging van het lot van deze? De voor- stander van de emancipatie der slaven voorzeker niet tenzij, hij door andere dan menschlievende inzigten worde bestuurd. De slaven moeten vrij worden, dit staat vast. Indien er geen betere reden voor bestond, noodza- kelijkheid gebiedt het. De emancipatie breidt zich allerwege heen. Haiti, Mexico en Engeland hebben reeds lang den slaaf als vrij burger erkend. Denemarken, Zweden, zelfs de Spanjaarden en Portugezen...”
2

“...troos- ten met » après moi le déluge,” dit kan de natie slechts dieper in schulden, de koloniën slechts meer en meer in verval dompelen, maar er toe overgaan zal men, hetzij goed of kwaadschiks. De tijd is ophanden, waarin de natie de oogen zal openen voor de Gouverneurs als andere beambten gearresteerd, te zamen een boekdeel vormende van 267 bladzijden. — De Gouverneur- Generaal cantzlaab in 1830 maakte onder anderen eene wet op de invordering van het Collateraal successie-regt van 75 artike- len, eene instructie voor den deurwaarder bij de regtbank van kleine zaken van 63 artikelen en een voor den Ezploiteur van 75 artikelen, enz. De Gouverneur-Generaal van heeckeben vaar- digde in 1835 eene publicatie uit, waarbij een nieuw regle- ment voor de schutterij werd ingevoerd, hetwelk 165 artikelen inhoudt en 60 bladzijden druk beslaat! Bij eene volgende ge- legenheid kom ik op het onderwerp der publicaties terug....”
3

“...18 den verderfelijken invloed van een ministerie van koloniën op den toestand der Overzeesche bezit- tingen , als wanneer het over deszelfs vroegere blindheid verbaasd zal staan. De toestand van het rijk niet minder dan die van de koloniën eischt, dat men dit tijdstip bespoedige (1). De koloniën moeten zich zelf besturen; — zij kunnen het! Alleen een » geroutineerd ambtenaar” mag wil- len beweren, dat er zwarigheid in steekt; hij kan er even goed bijvoegen, dat de aarde stilstaan of de zon verduisteren zou, indien de Administratie- stukken verdwenen! In ’s hemels naam, laat ons afgedaan krijgen met dit gekwezel over de noodza- kelijkheid van de zoogenaamde » behoorlijke Ad- ministratie en Controle!” want voor zoo veel mij van die behoorlijkheid gebleken is, — en ik heb er zeven jaren lang tot over de ooren ingezeten — mogen zij het bestaan verschuldigd zijn aan den Prins van beiïevento , in wiens beschouwing het spraakvermogen aan den mensch geschonken was, om de waarheid te bedekken (2)...”
4

“...alsdan ook geene enkele zwarigheid tegen het onmiddellijk aannemen van het beginsel van Emancipatie der slaven, en ware het zeer te wenschen, dat de rege- ring, zonder verwijl, een voorstel van wet voor dit oogmerk aan de Staten-Generaal dede voorleggen, de strekking hebbende van den maatregel op zoo- danig later tijdstip in zijn geheel in werking te brengen, als de regering, met inachtneming van al hetgeen daaromtrent door de kolonisten mag wor- den aangevoerd, geschikt en gepast zal oordee- len;- — want zonder de kolonisten te hooren, is naar mijn gevoelen, noch de Minister, noch de vertegenwoordiging bevoegd, over zaken, hunne be- langen zoo naauw rakende, te beschikken. Ik eindig met mijnen landgenooten, die de Eman- cipatie der negerslaven en het welzijn van het va-...”