Your search within this document for 'ge' resulted in twelve matching pages.
1

“...VOORWOORD. UMij voorstellende de aandacht van het publiek op de Nederlandsche TV. 1. eilan- den te vestigen, acht ik het noodig, eenige verschooning te maken wegens mijne vermetel- heid zoo wel, als wegens een aantal gebreken, welke, naar ik niet twijfel, mijne » bemer- kingen'' ontsieren. — Om wel te schrijven dient men de daartoe vereischte bekwaam- heid, tijd, rust, kalmte enz. te bezitten, in geen van welke voorregten ik mij heb te ver- heugen. — Evenwel denk ik een weinig ge- daan beter dan niets, en de waarheid blijft altijd de waarheid, hetzij dezelve door een blikken of een gouden trompet wordt verkondigd. JVat immer men in mijn schrijven meent te moeten gispen, men doe het openijk en zon- der omwegen, mits men daarbij het groote doel, het welzijn van het land, tiiet voorbij...”
2

“...evenwel wilt gij hun de wet voorschrijven? Ziedaar juist hetgeen de Engelsche volkplantingen in Noord-Amerika tot opstand dreef. Wilt ge zeggen: » onze koloniën zijn te zwak, om tegen ons op te staan?” Zoudt ge het regt van den sterkste willen uitoefenen, het heilig bezitregt schen- den en hun wettig bezeten goed onteigenen; — de slaven vrij maken, zonder de eigenaars in hunne belangen te hooren, dewijl ze onvermogend zijn weêrstand te bieden? Doe het niet! derge- lijke daden wreken zich vroeg of laat. Geen doel ter wereld kan onregtvaardigheid wettigen: bedenk u! Ge staat gereed, in naam der vrijheid eene daad van dwingelandij uit te lokken; is dit be- staanbaar? kan vrijheid tieren op zulken slechten grond? niet mogelijk. Laat ons nog eens beginnen. Gij en ik wij verlangen de bevrijding van de negers, want vrij- heid is een regt hun door de Voorzienigheid ge- schonken, en hetwelk alzoo geen sterveling hun mag onthouden; doch wij erkennen tevens, dat ook de eigenaars regten hebben, die men...”
3

“...mits men het ter dege met gruwelen voedt. In de Nederlandsche West-Indische eilanden althans is mishandeling van slaven reeds sedert vele jaren eene ongehoorde zaak; — de Spaansche bok is daar niet bekend, en men kan gerust zeggen, dat in het alge- meen de slaven er een veel dragelijker leven leiden dan de werkende klasse in Nederland; de huissla- ven vooral worden beter behandeld, en verrigten veel minder en veel ligter arbeid dan hier de meeste dienstboden, terwijl gene bovendien het voorregt ge- nieten van onder eene zachte luchtstreek te leven. Geloof mij, er is eene vreeselijker tirannij dan die van den slaveneigenaar; — een pijnlijker zweep dan die van den drijver; —► eene afzigtelijker verslaving dan die van het ligchaam; — een treuriger toestand dan die van den negerslaaf; deze heeft nog lust zy- nen arbeid zingende en schertsende te verrigten;«— en niet zelden eindigt hij den dag met muziek en dans, doch de zedelijke verlaging, de verstom- ping van den geest, de meeninglooze blik...”
4

“...wanneer zij hunne pannen met vrije handen moeten bewerken? — Dit wei- nige voor zoo veel den grondeigenaars betreft; — volg mij nu in negentiende gedeelten van de wo- ningen der vrije bevolking van elk eiland, dat is, volg mij in de woning van elk, die geen ambtenaar is. — Zie hoe veel oude, ziekelijke en behoeftige bewoners die slechts door den handenarbeid van eenen enkelen slaaf of slavin tegen verhongering beveiligd zijn. Zie hoevelen van die beklagens- waardige schepsels, de ouderlooze ongehuwde ge- heel verlatene dochters, arm doch eerbaar, de droevige nalatenschap van eene verarmde bevolking; de jongeling, de kracht volle man schudt het stof van de voeten, eu trekt elders heen, maar deze? zij blijft achter, aan jammer en gebrek ten prooi; — niemand bekreunt zich om haar, dan alleen eene getrouwe slavin, haar troost en hulp in het lij- den, het laatste wat haar uit betere dagen is over- gebleven; waarschijnlijk heeft een en dezelfde borst...”
5

“...13 in het ergste geval zullen wij ons ten minste de bespotting, het verwijt hebben bespaard,- dat de slag ons werkeloos verraste en wij den kostelijken tijd nutteloos hebben laten voorbijgaan, zonder ook slechts te denken aan gevaar. Niet langer dan ge^ beuzeld, men vatte de zaak slechts behoorlijk aan, en benuttige zich de lessen door anderen gegeven. Vestig het oog op de Engelsche West-Indische koloniën. In die eilanden genoot de vrije bevol- king sedert jaren het voorregt van eenen rege- ringsvorm , welke de ontwikkeling van geestkracht niet alleen niet in den weg stond, maar zelfs aan- merkelijk bevorderde. Het moederland besloot de negers vrij te maken, de kolonisten waren genood- zaakt zich te onderwerpen, zij kampten manmoe- dig, om de nadeelige uitwerking van dien maatregel te boven te komen, en hadden zij de handen vrij gehad in die mate , als zij het vereischten, er is geen twijfel, of zij waren wel geslaagd; doch de wetgeving eenmaal begonnen eene magt uit te oefenen, welke het...”
6

“...West-Indische eilanden, waar de bevolking sedert jaren zorgvuldig ingebroken, alle geestkracht heeft verloren, aan armoede en gebrek ten prooi, zonder eene schaduw van vertegenwoordiging zich thans tot overmaat van ramp aan al de willekeur eener familierege- ring ziet overgegeven (1); — waar wanbestuur haar ijzeren scepter zwaait en de leer openlijk beoefend wordt, dat elke daad, elke handeling aan het be- stuur geoorloofd is, mits het slechts zorg draagt geen bewijs tegen zich in handen te geven. Ge- voelt men niet, dat er al reeds sinds jaren geen beroep voor den burger bestaat? Dat hij het on- gelijk hem aangedaan in Nederland zelfs niet bekend durft maken, uit vrees voor ergere mishan- deling? Kan men zich niet begrijpen, welke uit- werking het bewustzijn daarvan zoowel op het (1) De Referendaris of Directeur van de West-Indische za- ken , is de broeder van den Gezaghebber van St. Eustatius en Java, en de zwager van den Gezaghebber van Curacao en on- derhorigheden ; behalven dezen telt...”
7

“...plaatselijke verordeningen aan de vertegenwoordigers van de bevolking overgelaten. — Het plaatselijke bestuur dient in eenvoudigheid, zoo veel mogelijk, gelijk te zijn aan dat, hetwelk de koloniën bezaten, om- streeks den tijd, dat derzelver bevolking in getal en vermogen de eerste maal aan de tegenwoordige gelijk stond. — Ik weet, men zal hier niet toe willen overgaan, want het zou niet alleen tot eene opruiming leiden van het departement der West- Indische zaken, maar zelfs tot die van bijkans ge- heel het ministerie van koloniën: doch dit is geen reden voor mij, om mijne meening te verbergen, dat het de grondslag behoort uit te maken van ons, van elk koloniaal bestuur. Men mag er zich tegen verzetten, en de zaken op den ouden voet slepende willen houden; — men mag zich zoeken te troos- ten met » après moi le déluge,” dit kan de natie slechts dieper in schulden, de koloniën slechts meer en meer in verval dompelen, maar er toe overgaan zal men, hetzij goed of kwaadschiks. De tijd is ophanden...”
8

“...f 12,000 ’s jaars. Laat het woord » Gouvernement ” zoo min moge- lijk gebezigd worden, zelfs niet op wissels; — het beneemt waarachtig den vreemdeling, zoowel als den burger alle vertrouwen. Dat men kolonisatie bevordere, niet door het aanwerven en uitzenden van een aantal ongelukkigen, om hen door de na- latigheid van Gouvernements beambten te doen om- komen ; — neen! zet in Nederland de deur open voor de uitwandeling van elk die daartoe lust ge- voelt; neem de buitenlandsche paspoort uit ’s Hage op vertoon van eene vrijstelling van de loting, ge- boorteakte en borgtogt, dat hij in de kolonie niet ten laste van de- armenkas zal komen, glad weg (3); -— (1) Een Noord-Amerikaansche spotboef gaf den Majoor esser deze titels in een der nommers van de New-York Herald, waarop Z. H. E. Gestr. in verrukking over zoo groote vermaardheid, last gaf, het artikel in de Cura9aosche Courant over te nemen. (2) Yan deze som, welke voor het dienstjaar 1847 henoodigd was, moest ƒ 182,839 door de koloniën en...”
9

“...een vrijzinnig, bekwaam en regtschapen man, niet de onderworpen pacha van een despotisch Grootvizier zij (1); — dat Chris- ten Zendelingen, niet van het Gouvernement voor hunne bezoldiging afhankelijk, Gods Woord in de koloniën verkondigen; zorg, dat zij om de drie ja- ren worden vervangen; houd beweging in dien stroom; indien zij stilstaat, komt er bederf. Moe- dig den handel aan, de tijd is juist nu ongemeen gunstig, daar de handel van Europa op St. Tho- mas, door den oorlog, waarin Denemarken ge- wikkeld is, ligt mogelijk verstoord wordt, en zich elders zal trachten te vestigen. Geene eilanden in TVest-Indië zijn daartoe gunstiger gelegen dan de omtrent den persoon van den dader van het feit! Ziedaar het voorregt van een autocratisch koloniaal beheer; men laat den minister juist zoo veel en niet meer weten, dan men goed vindt en verstaat. (1) De majoor esse& is gewoon te zeggen, dat hij de orders van den Minister zal opvolgen, al moest de geheele kolonie daardoor naar de W . . rl. . ....”
10

“...een nieuw bestuur. Halve maatregelen zijn daartoe on- vermogend! Vrije haven is een woord zonder be- teekenis daar, waar geen zweem van waarborg be- staat tegen willekeurig gezag. De tegenwoordige vorm van bestuur in de koloniën is met bet geven van zoodanigen waarborg in strijd en een ieder, hij zij vreemdeling of inwoner, is aan de genade van den Majoor Gezaghebber en zijne talrijke beambten ten prooi, zonder hoop van redres, daar tallooze wette- lijke verordéningen gelijk zoo veel valstrikken ge- spannen zijn, om een ieder te vangen die het bestuuh vangen wil ! Geen vreemdeling wil zijn persoon noch zijn fortuin daaraan wagen; ik ken de denk- wijze van vreemde kolonisten op dit onderwerp, uit hunnen mond, en de algeheele mislukking van alle Gouvernements maatregelen tot herleving van den handel, is voornamelijk aan dit wantrouwen van den vreemdeling toe te schrijven. Er hebben in den loop van de laatste 32 jaren te Curasao en te St. Eustatius voorvallen plaats gehad, welke in de overige...”
11

“...23 en eene onafhankelijke regterlijke magt (1); de bureaucratie dient te worden vernietigd; de Ge- zaghebber van Curapao is Majoor, en kan dus in het leger worden opgenomen, waar hij gelegenheid zal hebben, zoowel zijne hoedanigheid van Martinet als zijne kennis van het militair recueil aan den dag te leggen (2); de ambtenaren eindelijk, kun- nen op wachtgeld gesteld worden, zonder echter (1) De regterlijke magt is onafhankelijk van het politiek gezag in de kolonie, zegt het regeringsreglement; het lust mij hier een klein staaltje van die onafhankelijkheid aan te voe- ren. — Ongeveer twee jaren geleden, wilde een Gezaghebber geld hebben voor de reparatie van de wegen, ofschoon er duizend gulden voor dat oogmerk op het budget van de kolo- nie stond aangeschreven, weshalve bij den kolonialen raad deed vergaderen, om gezamelijk te overleggen, hoedanig zich het geld aan te schaffen. — De loontrekkende leden hadden als naar gewoonte niets te zeggen, en de drie overigen, welke als plan- ters...”
12

“...zoodanige maatregelen, als de omstandigheden, mogen vorderen; — dat het tevens eenige oorlog- schepen te zijner beschikking stelle, niet om met (1) De Majoor esser, niet lang nadat hij, zoo als bekend is, (zie Cura9aosche Courant van den 12 December 1846, n°. 50) door eenen Militair voor het front van zijne onderhebbende troe- pen eenen slag in het aangezigt had ontvangen, eene gewapende inspectie willende houden, beval vooraf de vuursteenen van de geweren te laten nemen* — De indruk hierdoor te weeg ge- il ragt was groot en algemeen ƒ...”