1 |
|
“...VOORWOORD.
UMij voorstellende de aandacht van het
publiek op de Nederlandsche TV. 1. eilan-
den te vestigen, acht ik het noodig, eenige
verschooning te maken wegens mijne vermetel-
heid zoo wel, als wegens een aantal gebreken,
welke, naar ik niet twijfel, mijne » bemer-
kingen'' ontsieren. — Om wel te schrijven
dient men de daartoe vereischte bekwaam-
heid, tijd, rust, kalmte enz. te bezitten, in
geen van welke voorregten ik mij heb te ver-
heugen. — Evenwel denk ik een weinig ge-
daan beter dan niets, en de waarheid blijft
altijd de waarheid, hetzij dezelve door een
blikken of een gouden trompet wordt verkondigd.
JVat immer men in mijn schrijven meent te
moeten gispen, men doe het openijk en zon-
der omwegen, mits men daarbij het groote
doel, het welzijn van het land, tiiet voorbij...”
|
|
2 |
|
“...VI
VOORWOORD.
ziet. — Wil men dit helpen bevorderen, dan
zal ik mij in elke veroordeeling van mijn
schrijven verheugen.
Ik heb den Majoor esser, Gezaghebber van
Cura9ao en onderhoorigheden, eenigzins ruw
de ooren gewasschen; ik zie weinig reden
zulks te verdedigen, dewijl ik die persoon
voor zijne tegenwoordige betrekking ongeschikt
acht, en zijne benoeming, vooral in dezen tijd,
als eene koloniale ramp beschouw. — Dit
moest ik aantoonen en kon het onmogelijk
doen, zonder de gronden van mijne beschou-
wing kenbaar te maken. — Tot hem heb ik
op dit punt eeniglijk te zeggen, dat indien
hij zich omtrent mij in iets bezwaard gevoelt,
hij mij steeds bereid zal vinden hem te ant-
woorden! Voor het publiek echter heb ik een
ander woord. — Er heerscht in ons gezegend
vaderland een ziekelijke afkeer van het bloot-
leggen der waarheid omtrent personen! De
onopgesmukte taal, het open vizier is niet
gewild; — men schermt zoo gaarne met het
masker......geene personaliteiten is de eeuwige
roep ! Wat...”
|
|
3 |
|
“...X
VOORWOORD.
schooning, doch wee den brave die het waagt,
zijn land met meer dan routinewerk te die-
nen ! — De verblinde! Denkt hij zijn oog-
merk door dwang te bereiken? Is de geschie-
denis dan niet daar, om hem op elke bladzijde
te leer en, dat vervolging steeds en onveran-
derlijk niet alleen het doel mist, maar zelfs
de zaak aanmerkelijk helpt bevorderen, die
zij bestemd was te onderdrukken ? Hij wij-
zigde sedert eenigen tijd zijne koloniale poli-
tiek door het verbannen uit de kolonie met
des noods opsluiting in de kolonie te ver-
wisselen, doch al voegde hij martelvuren bij
ketens, de waarheid laat zich niet smoren,
en rust telkens met vernieuwde krachten, om
de zaak der menschheid te verdedigen en de
naam van tirannen aan de algemeene ver-
foeijing prijs te geven.
ROTTERDAM,
25 Mei 1848....”
|
|
4 |
|
“...gaan, maar het is juist
die zelfde vrijheidszucht, die mij in de door velen
voorgestelde wijze van de negers te emanciperen
eene zwarigheid doet vinden, welke, naar mijn in-
zien , noodwendig dient vermeden te worden. Ik
wensch den neger vrij te zien, zonder dat het juk
op de blanken drukt. Dit behoort de wensch te
zijn van een ieder, die slaven emancipatie voor-
staat, want zonder de regten van den meester te
eerbiedigen, is belangstelling in het lot van den ne-
ger inderdaad niet veel beter dan huichelarij. Het
is dit regt van den meester hetwelk, ik in de eer-
ste plaats mej; een enkel woord wensch te betoogen....”
|
|
5 |
|
“...tegenwoordige negersla-
ven afkomstig zijn van hen, die, wel is waar, de
slagtoffers waren van eenen afschuwelijken handel,
doch niettemin van eenen handel, welken het gezegde
staatsbestuur, nog zoo laat als het jaar 1789, bij
eene speciaal voor dat oogmerk uitgevaardigde, en
door kommissarissen van Z. D. H. Prins Willem
den Vde in de koloniën afgekondigde wet, zocht
aan te moedigen. De negerslaven zijn dus het
wettig eigendom hunner meesters en kunnen zon-
der onr egt vaardigheid te plegen niet dan door de
wet worden vrijgemaakt.
Uw antwoord is gereed: » Dit is het, wat
wij willen; slechts door de wet zullen zij vrij
worden.”
Veroorloof mij echter u te vragen: » Wie
maakt de wet?”
De Koning met de Staten-Generaal, welke het
geheele Nederlandsche volk vertegenwoordigen?
En de Nederlanders in de Overzeesche bezit-
tingen ?
Deze worden niet vertegenwoordigd....”
|
|
6 |
|
“...gruwelen voedt. In
de Nederlandsche West-Indische eilanden althans is
mishandeling van slaven reeds sedert vele jaren eene
ongehoorde zaak; — de Spaansche bok is daar niet
bekend, en men kan gerust zeggen, dat in het alge-
meen de slaven er een veel dragelijker leven leiden
dan de werkende klasse in Nederland; de huissla-
ven vooral worden beter behandeld, en verrigten veel
minder en veel ligter arbeid dan hier de meeste
dienstboden, terwijl gene bovendien het voorregt ge-
nieten van onder eene zachte luchtstreek te leven.
Geloof mij, er is eene vreeselijker tirannij dan die
van den slaveneigenaar; — een pijnlijker zweep dan
die van den drijver; —► eene afzigtelijker verslaving
dan die van het ligchaam; — een treuriger toestand
dan die van den negerslaaf; deze heeft nog lust zy-
nen arbeid zingende en schertsende te verrigten;«—
en niet zelden eindigt hij den dag met muziek
en dans, doch de zedelijke verlaging, de verstom-
ping van den geest, de meeninglooze blik van hêt
oog, hetwelk niet meer...”
|
|
7 |
|
“...rum, melasse en vee heb ik
niet genoemd, dewijl deze gerekend worden de kos-
ten van onderhoud der plantaadje te bestrijden.
Bepaal nu het werkloon op f 0,60; (in de Engel-
sche koloniën is het tweemaal zooveel) hetwelk
tegen 300 werkdagen in het jaar op f 180,— per
hoofd komt te staan; — en neem daarbij aan, dat
dezelfde persoon met den titel van vrij man twee-
maal zoo veel werk verrigt, als toen hij slaaf was,
zoodat de planters met de helft van het vroeger
getal werklieden kunnen volstaan, dan komen de
planters ongeveer f 10,000 te kort voor de beta-
ling van het arbeidsloon alleen. Het gevolg zal
zijn, dat de geëmancipeerde slaven zullen doen,
hetgeen tot hiertoe de gemanumitteerde slaven
(1) Zie tijdschrift » Bijdragen tot de kennis der Nederland-
sche en Vreemde koloniën, Jaargang 1845, n°. 1, Utrecht, bij
VAN DER POST....”
|
|
8 |
|
“...8
weerwil van dit alles levert het riet te St. Eusta-
tius veel minder sap en suiker dan het Engelsche.
Dezelfde berekening als hier boven gegeven, geldt
genoegzaam ook voor St. Martin, hoewel de grond
daar eenigzins beter en in uitgebreidheid grooter
dan die van St. Eustatius is, zoodat de suiker-
oogst van dat eiland in het jaar 1817 door het
plaatselijk bestuur gemiddeld op 700,000 Ned. ®
werd gesteld (1). Saba verbouwt niets voor den
uitvoer, de slaaf is daar als het ware de huisge-
noot van den meester, en beiden werken zij, de
gouverneur niet uitgezonderd, in aartsvaderlijke
eenvoudigheid gezamenlijk in het land. Te Cura-
sao, Bonaire en Aruba worden evenmin als te
Saba producten voor den uitvoer gewonnen, de
beroemde gouvernements kuituren altijd uitgezon-
derd. — De planters, die geene koloniale kas ter
hunner beschikking hebben, en elke penning, die
hun in handen komt door die bodemlooze kas
zien verzwelgen, kunnen zich met zulke kostbare
liefhebberijen niet inlaten, en danken...”
|
|
9 |
|
“...betalen,
doch hieraan is niet te denken. — Het schoonste
rund brengt niet meer in de markt dan f 20, een
vet schaap f 2, een kabriet f 1,20. — Het is niet
mogelijk zelfs, dat de planters veewachters zullen
kunnen bekostigen. — Een klein aantal planters
hebben ook zoutpannen, maar hebben deze bij
dit eiland gehad,. namelijk het uitwandelen van VTije lieden. —
Groot ia het getal van vrije lieden, welke in dit jaar *van
hier naar de overkust vertrokken zijn, en wel meest allen
landbouwers, kloeke jonge menschen.
» Groot en zwaar zijn de rampen, welke Hamburg en Gua-
deloupe getroffen hebben; "doch welras zal men aldaar de ver-
liezen , welke er geleden zijn aan eigendommen en bezittingen,
kunnen vergeten, daar er van alle kanten hulp en bijstand
zijn toegestroomd. Wanneer echter het onheil, dat een land
treft, niet verschrikkelijk in deszelfs aard is, zoodanig als
brand, overstroomingen en aardbeving, dan schijnt men geen
medelijden met hetzelve te hebben; de behulpzame hand wordt
hetzelve niet...”
|
|
10 |
|
“...11
het goedkoope Gouvernements zout van Bonaire
nog waarde? Het bestuur bekreunt zich immers
weinig aan winst of verlies. Sedert het eenmaal
begonnen is, zijn heil in ’» Gouvernements kultu-
res” te zoeken, is het genoeg, gelegenheid te heb-
ben, tot verspreiding van verkoopberigten, eene som
geld te ontvangen, een cijfer op het budget te
doen pralen, doch of het verlies grooter is dan
de winst, is het bestuur tamelijk onverschillig. —
Intusschen worden de partikuliere eigenaars van
zoutpannen in den grond geholpen, want wie kan
met het Gouvernement concurreren? Zij althans
niet; hoe zal het zijn, wanneer zij hunne pannen
met vrije handen moeten bewerken? — Dit wei-
nige voor zoo veel den grondeigenaars betreft; —
volg mij nu in negentiende gedeelten van de wo-
ningen der vrije bevolking van elk eiland, dat is,
volg mij in de woning van elk, die geen ambtenaar
is. — Zie hoe veel oude, ziekelijke en behoeftige
bewoners die slechts door den handenarbeid van
eenen enkelen slaaf of slavin tegen...”
|
|
11 |
|
“...de arme meesteres
het brood niet aan de deuren behoeven te bede-
len; — zal haar ziek- en sterfbed niet eenzaam zijn!
— Welk hart, vraag ik, kan ongevoelig zijn bij
de overweging van het lot van deze? De voor-
stander van de emancipatie der slaven voorzeker
niet tenzij, hij door andere dan menschlievende
inzigten worde bestuurd.
De slaven moeten vrij worden, dit staat vast.
Indien er geen betere reden voor bestond, noodza-
kelijkheid gebiedt het. De emancipatie breidt zich
allerwege heen. Haiti, Mexico en Engeland
hebben reeds lang den slaaf als vrij burger erkend.
Denemarken, Zweden, zelfs de Spanjaarden en
Portugezen (1) hebben bereids voor hetzelfde oog-
merk belangrijke stappen gedaan, doch meer dan
al deze dringt ons de emancipatie der Fransche
negerslaven tot spoedig volgen. Er is geen tijd te
verliezen; in het belang van onze volkplantingen,
van Nederland, is het volstrekt noodig, niet achter
te blijven; uitstel is gevaarlijk; eiken dag kan het
onweer over onze koloniën losbarsten;...”
|
|
12 |
|
“...13
in het ergste geval zullen wij ons ten minste de
bespotting, het verwijt hebben bespaard,- dat de
slag ons werkeloos verraste en wij den kostelijken
tijd nutteloos hebben laten voorbijgaan, zonder ook
slechts te denken aan gevaar. Niet langer dan ge^
beuzeld, men vatte de zaak slechts behoorlijk aan,
en benuttige zich de lessen door anderen gegeven.
Vestig het oog op de Engelsche West-Indische
koloniën. In die eilanden genoot de vrije bevol-
king sedert jaren het voorregt van eenen rege-
ringsvorm , welke de ontwikkeling van geestkracht
niet alleen niet in den weg stond, maar zelfs aan-
merkelijk bevorderde. Het moederland besloot de
negers vrij te maken, de kolonisten waren genood-
zaakt zich te onderwerpen, zij kampten manmoe-
dig, om de nadeelige uitwerking van dien maatregel
te boven te komen, en hadden zij de handen vrij
gehad in die mate , als zij het vereischten, er is
geen twijfel, of zij waren wel geslaagd; doch de
wetgeving eenmaal begonnen eene magt uit te
oefenen, welke het...”
|
|
13 |
|
“...15
de gezegendste vruchten droeg, en een algemeen
streven naar vooruitgang de bevolking kenmerkte,
wat zal men dan van eene gelijke bemoeijing ver-
wachten in de dorre Nederlandsche West-Indische
eilanden, waar de bevolking sedert jaren zorgvuldig
ingebroken, alle geestkracht heeft verloren, aan
armoede en gebrek ten prooi, zonder eene schaduw
van vertegenwoordiging zich thans tot overmaat
van ramp aan al de willekeur eener familierege-
ring ziet overgegeven (1); — waar wanbestuur haar
ijzeren scepter zwaait en de leer openlijk beoefend
wordt, dat elke daad, elke handeling aan het be-
stuur geoorloofd is, mits het slechts zorg draagt
geen bewijs tegen zich in handen te geven. Ge-
voelt men niet, dat er al reeds sinds jaren geen
beroep voor den burger bestaat? Dat hij het on-
gelijk hem aangedaan in Nederland zelfs niet
bekend durft maken, uit vrees voor ergere mishan-
deling? Kan men zich niet begrijpen, welke uit-
werking het bewustzijn daarvan zoowel op het
(1) De Referendaris of Directeur...”
|
|
14 |
|
“...de vrijheid geschonken wor-
den , doch bijaldien men niet vooraf den grond legt
tot verbetering van den zedelijken en maatschap-
pelijken toestand der blanke bevolking, is voor de
kolonie geene redding mogelijk. — Vóór alles dient
hierop gewerkt te worden: men beginne met het
emanciperen van de blanken. De koloniën dienen te
worden aangemerkt, niet als Gouvernements eigen-
dom , maar als het eigendom van de natie; wil het
Gouvernement volstrekt gezag in de koloniën uit-
oefenen , dat het zich dan bepale tot de uitvoe-
rende magt. — Het is echter volstrekt noodig, dat
de Gouverneur verhinderd worde, zich-te bemoeijen
met de maatschappelijke aangelegenheden van de
kolonie; de eerste regeling dezer zal natuurlijk van
het Gouvernement moeten uitgaan, en hoe beknop-
ter die wordt te zamen gesteld, hoe beter (1); —
(1) De zucht, om volmaakte wetten te maken, is ons uit de
Fransche heerschappij bijgebleven. — Het regeringsreglement
van het jaar 1815 voor Suriname behelst 110 artikelen, en
beslaat...”
|
|
15 |
|
“...(2)! Laat de liniaal
niet langer in de koloniën tot scepter dienen; —
(1) Blijkens een artikel in den Spectator van IS Mei 1848,
is deze beschouwing van het nut van een koloniaal departe-
ment bestuur ook in Engeland aangenomen.
(2) Tot staving hiervan geloof ik niet noodig te hebben
meer te zeggen, dan dat de buitengewone subsidie van ƒ13,000,
welke Z. M. in 1843 goedgunstig bestemde tot leeniging
van den ramp welken de groote aardbeving van dat jaar te
St, Eustatius had aangerigt, in de koloniale kas van dat
eiland werd weggesloten, en daar is blijven berusten, zonder
dat het Hoofdbestuur blijkens meer dan een schrijven, daarvan
immer iets geweten heeft....”
|
|
16 |
|
“...n; zorg, dat zij om de drie ja-
ren worden vervangen; houd beweging in dien
stroom; indien zij stilstaat, komt er bederf. Moe-
dig den handel aan, de tijd is juist nu ongemeen
gunstig, daar de handel van Europa op St. Tho-
mas, door den oorlog, waarin Denemarken ge-
wikkeld is, ligt mogelijk verstoord wordt, en zich
elders zal trachten te vestigen. Geene eilanden in
TVest-Indië zijn daartoe gunstiger gelegen dan de
omtrent den persoon van den dader van het feit! Ziedaar het
voorregt van een autocratisch koloniaal beheer; men laat den
minister juist zoo veel en niet meer weten, dan men goed vindt
en verstaat.
(1) De majoor esse& is gewoon te zeggen, dat hij de orders
van den Minister zal opvolgen, al moest de geheele kolonie
daardoor naar de W . . rl. . . t gaan. — Kan men zich eene
brutaler uitdrukking van eenen hoofdman der Lansquenets voor-
stellen ? En dit is de man, die door zijne creaturen » een
godvruchtig vertegenwoordiger van Zijne Majesteit” is genoemd....”
|
|
17 |
|
“...admini-
stratie onder bevel van eenen Majoor bij het batal-
jon jagers, maar zij zelve alleen hare belangen re-
gelt en bestuurt (1); ook onder zulk eene vrije
(1) De heer«chende klagt in de Nederlandsche West-Indische
eilanden i« de belasting; en echter is het bedrag per hoofd
niet soo zwaar, als dat hetwelk men zonder morren te St. Tho-
mas en andere vreemde eilanden betaalt; — dit ligt daaraan,
dat belasting drukkend of ligt te dragen valt, in verhouding
tot de middelen van bestaan. — Van daar dan ook, dat enkel
verligting van belasting met behoud van den tegenwoordigen...”
|
|
18 |
|
“...meester zal den slaaf kunnen ontberen; de neger,
dan een vrij man, zal bespeuren, dat men hem
kan missen, doch tevens zal hij inzien, dat, mits
hij werken wil, hij niet noodig heeft zijn land te
verlaten, om werk te zoeken; — in een woord de
krachten der bevolking zullen snel ontluiken; zij
zal die oefenen, en tot haar nut en voordeel aan-
wenden; het zal nieuwe bronnen van welvaart op-
sporen , en in een betrekkelijk kort tijdsbestek zal
het zaad die heilzame vruchten dragen, welke
steeds door een verlicht en vrij volk worden inge-
oogst, en die geen Nederlander zonder zijne voor-
ouders te lasteren, hersenschimmig kan noemen.
regeringsvorm der koloniën op zijn hoogst eene geringe vermin-
dering van bezwaren teweeg brengt bij hen, die belastingpligtig
xijn; — doch de algemeene welvaart wordt er voor geen aasje
door bevorderd. — De koloniën vrije instellingen erlangende,
zouden de ingezetenen in korten tijd veel meer belasting op-
brengen dan zij tegenwoordig doen, eeniglijk ten gevolge van...”
|
|