1 |
 |
“...VIII
VOORWOORD.
de noodzakelijkheid tot vereenvoudiging van
het bestuur en vermindering der belasting van
de ingezetenen dier kolonie, met besparing
van een deel der subsidie uit het moe-
derland , hetwelk door dien Minister, den
heer baud, gunstig werd beoordeeld; en, zoo
ik wel heb, nu korten tijd geleden, geheel of
gedeeltelijk is opgevolgd; dat ik inmiddels
in het vertrouwen op ontvangen mededeelin-
gen van wege den Majoor esser , en in het
zeker vooruitzigt van de door den Minister
eigenhandig aangekondigde verandering in de
inrigting van het bestuur van St. Eustatius,
hetwelk als een noodzakelijk gevolg, de in-
trekking van mijnen post behelsde, mij met
verlof naar Curacao begaf, en ik mij niet lang
daarna in onaangenaamheden met den Majoor
esser gewikkeld zag, ten gevolge waarvan ik
in Junij 1847 uit Curasao naar Nederland ver-
trok, om mij wegens de gedragslijn van den
Majoor esser ten mijnen aanzien bij den Mi-
nister te beklagen, mij wegens zijne aanran-
ding van mijn karakter...”
|
|
2 |
 |
“...zouden met weinig werk-
lieden kunnen volstaan; — doch zoo is het, zon-
der een aantal kloeke handen is het vee, hetwelk
digen toestand van het eiland Curacao” de wereld willen doen
gelooven, ontsnapte den armen uitgever van de Cura9aosche Cou-
rant zijns ondanks een noodkreet; den moed daartoe vond hij
in de afwezigheid van den heer Baron en het algemeen mis-
noegen der ingezetenen, die » a la barbe ” van dezen zich tot
den Koning hadden gewend met het verzoek, om verligting
hunner drukkende belasting. Zijne woorden dragen het ken-
merk der waarheid, en kunnen als bewijs worden bijgebragt
van de geschiktheid dezer eilanden voor den landbouw.
j> Het jaar 1843 zal lang in het geheugen der inwoners van
Curacao blijven; want onherstelbaar zijn voor velen de ver-
liezen , welke zij ten gevolge der aanhoudende droogte van
vier ach teren volgende jaren geleden hebben. — De droogte
was zoo sterk, dat op vele plantagiën geen druppel water
voorhanden was, noch voor menschen, noch voor vee; het vee...”
|
|
3 |
 |
“...leden hadden als naar
gewoonte niets te zeggen, en de drie overigen, welke als plan-
ters er belang bij hadden, dat de wegen in goede orde werden
gebragt, stemden gereedelijk toe, dat het bedrag door de inge-
zetenen zou worden opgebragt. — Hierop merkte iemand aan,
die hoewel geen lid, echter in den raad zitting had, dat dit
niet kon geschieden, dewijl het uitdrukkelijk bij het regerings-
reglement bepaald was, dat geene belasting zal mogen worden
geheven, zonder daartoe de vergunning van den Koning ge-
vraagd en verkregen te hebben. — Men antwoordde dat het
geene belasting maar slechts eene contributie was. — De eerste
spreker vroeg daarop, hoe men zich redden zou, in het geval
dat de ingezetenen weigerden, de contributie te betalen ?
waarop het antwoord luidde: dat de Leden van den kolonialen
raad tevens Leden van de regtbank waren, en dus wel zouden
zorgen, de onwilligen tot betaling te dwikgen !!!
Ziedaar de onafhankelijke regterlijke magt in de koloniën.
(2) De Majoor essee is een prozaïsch...”
|
|
4 |
 |
“...uitslag tegen te
gaan, dewijl het zich sterk gevoelt door de bemoe-
digende zekerheid, dat geen gouvernements admini-
stratie onder bevel van eenen Majoor bij het batal-
jon jagers, maar zij zelve alleen hare belangen re-
gelt en bestuurt (1); ook onder zulk eene vrije
(1) De heer«chende klagt in de Nederlandsche West-Indische
eilanden i« de belasting; en echter is het bedrag per hoofd
niet soo zwaar, als dat hetwelk men zonder morren te St. Tho-
mas en andere vreemde eilanden betaalt; — dit ligt daaraan,
dat belasting drukkend of ligt te dragen valt, in verhouding
tot de middelen van bestaan. — Van daar dan ook, dat enkel
verligting van belasting met behoud van den tegenwoordigen...”
|
|
5 |
 |
“...tijdsbestek zal
het zaad die heilzame vruchten dragen, welke
steeds door een verlicht en vrij volk worden inge-
oogst, en die geen Nederlander zonder zijne voor-
ouders te lasteren, hersenschimmig kan noemen.
regeringsvorm der koloniën op zijn hoogst eene geringe vermin-
dering van bezwaren teweeg brengt bij hen, die belastingpligtig
xijn; — doch de algemeene welvaart wordt er voor geen aasje
door bevorderd. — De koloniën vrije instellingen erlangende,
zouden de ingezetenen in korten tijd veel meer belasting op-
brengen dan zij tegenwoordig doen, eeniglijk ten gevolge van
de zekerheid, dat niemand hen daartoe kan dwingen.
(1) De Romeinsche landvoogden in Palestina waren, meen
ik, gematigder dan de Nederlandsche gezaghebbers te Curasao;
althans ik vind niet, dat de eerstgemelden invloed in het san-
hedrim zochten, doch te Curacao regeert de gezaghebber zoo-
wel in de kerk als in de synagoge....”
|
|