1 |
|
“...zal de arme meesteres
het brood niet aan de deuren behoeven te bede-
len; — zal haar ziek- en sterfbed niet eenzaam zijn!
— Welk hart, vraag ik, kan ongevoelig zijn bij
de overweging van het lot van deze? De voor-
stander van de emancipatie der slaven voorzeker
niet tenzij, hij door andere dan menschlievende
inzigten worde bestuurd.
De slaven moeten vrij worden, dit staat vast.
Indien er geen betere reden voor bestond, noodza-
kelijkheid gebiedt het. De emancipatie breidt zich
allerwege heen. Haiti, Mexico en Engeland
hebben reeds lang den slaaf als vrij burger erkend.
Denemarken, Zweden, zelfs de Spanjaarden en
Portugezen (1) hebben bereids voor hetzelfde oog-
merk belangrijke stappen gedaan, doch meer dan
al deze dringt ons de emancipatie der Fransche
negerslaven tot spoedig volgen. Er is geen tijd te
verliezen; in het belang van onze volkplantingen,
van Nederland, is het volstrekt noodig, niet achter
te blijven; uitstel is gevaarlijk; eiken dag kan het
onweer over onze koloniën losbarsten;...”
|
|