| 1 |
 |
“...2
St. Martin hunne slaven tot aan den laatsten
toe, voor en aleer het loopende jaar ten einde is,
en tenzij men een middel kan vinden, om de
oevers van de Marowyrie te bewaken, wacht
den ingezetenen van Nederlandsch Guyana het-
zelfde lot.
Het is de overtuiging, dat deze en meerdere
rampen onze koloniƫn dreigen te overstelpen, die
mij aanspoort, om het vonkje belangstelling, het-
welk voor die bezittingen in de boven bedoelde
rekwesten gloort, zoo mogelijk voor uitdooving te
bewaren. Het is tot u, waarde landgenooten! voor-
standers van de afschaffing der slavernij, dat ik te
dien einde mijne woorden rigt; vergun mij, uwe
deelneming ten behoeve uwer broeders in TVest-
Indiƫ verder in .te roepen; ook ik verlang de
vrijheid voor de negerslaven! met hart en ziel
vereenig ik mij met u en elk, die op eene wettige
wijze en door gepaste middelen slavernij in elke
gedaante zoekt te keer te gaan, maar het is juist
die zelfde vrijheidszucht, die mij in de door velen
voorgestelde wijze van de negers...”
|
|