1 |
|
“...onbekend is met de
beschouwing der bevolking op het onderwerp, het-
welk behandeld wordt. — Het eenigste licht, het-
welk de kamer daaromtrent verkrijgt, ontvangt het
van den Minister van Koloniën en daarna, wanneer
het den naam van Wet heeft verkregen is de-
zelfde Minister van wege den Koning als opper-
bestuurder belast met de tenuitvoerlegging daar-
van. — Tot hiertoe heeft het regeringsreglement
in elke kolonie even als de grondwet in Nederland
het Staatsburgerschap, zoo veel zij kon, laten sla-
pen. — Om hartstogt te mijden, brak zij de ziel.
De burgerij had tot hiertoe het besef, dat zij
mederegeerde, niet. — In welk opzigt is thans
het vooruitzigt van den kolonist verhelderd? Het
is eene treurige gedachte, dat men den naam
van thorbecke c. s. in eenig Nederlandsch ge-
west met onverschilligheid zal noemen. In 1651
schreef een’ Engelschman, Kolonel modtford van
Barbados, op dit onderwerp aan een’ staatsman
van zijn land: » te eischen, dat leden van ons
met de uwen in het Parlement moeten...”
|
|