Your search within this document for 'kolo' resulted in three matching pages.
1

“...24 zin voorzeker had hij handel en landbouw kracht- dadig aangemoedigd. Hij had de gelegenheid, de zegenaar der Nederlandsche West-Indische kolo- niën te worden, en gelukkiger dan duizenden staat hem daartoe tegenwoordig nogmaals de deur geopend; aan bekwaamheden mangelt het hem niet, zal hij ook nu de oogen sluiten en den verkeerden weg blijven betreden?..... Er is thans voor Nederland een nieuw tijd- perk aangebroken. — De Koning heeft vrijwillig het programma van zijn regeringsstelsel veran- derd; — de groote voorstander en verdediger van het autocratisch koloniaal beheer is gevallen; — zullen de West-Indische eilanden daarmede ge- wonnen hebben? Of zal zijn opvolger eveneens vasthouden aan het denkbeeld, om die koloniën te releveren door Gouvemements-kultures of an- dere dergelijke bemoeijingen der regering, die de strekking hebben, om hetzelve met den koopman en den planter in concurrentie te brengen? De Hemel verhoede het! de uitzigten dier eilanden zouden weder voorlang verduisterd...”
2

“...regtvaar- hunner angstvallige bekommering voor het welzijn der kolonie. Laat zien, wat zij er in een* adem op laten volgen: » Veel meer zou men daartegen nog kunnen aanvoeren, edoch waar- toe zou dit noodig zijn of kunnen leiden ? Tot het verkrijgen van een heter begrip van, of doorzigt in al datgene, wat aan het waarach- tige belang der kolonie verbonden is, of daar- mede in verband staat? Immers neen! Men acht het alzoo beter, daarover niet in bijzonderheden te treden, maar eene verandering in het kolo- niaal regeringstelsel {waartoe men echter de hooge noodzakelijkheid, althans voor als nog niet inziet) over te laten aan het wijs en verlicht oordeel der Hooge Regering, die voortdurend wel met belangstelling zal blijven waken voor eene oud-M ederlandsche kolonie, welke door zoo vele banden aan het Moederland gehecht is.” Ziedaar hetgeen de Nederlandsche wereld bevre-...”
3

“...34 meer schijn van gewigt heeft, hèt is die, dat de tegenwoordige omslagtige besturen zouden noodig zijn, om te verhinderen, dat men zich in de kolo- niën weder even als voor het jaar 1828 met de vaak in de West-Indische wateren gedreven zeerooverij en slavenhandel inlate. Men herinnere zich echter dat, zoo als uit het regtsgeding van den kapitein en bemanning van Las Damas Argentinas voor het geregtshof te St. Christophel, alsmede uit de verhooren van de bemanning van onderscheidene schepen voor het gemengde geregtshof te Sierra Leone overtui- gend gebleken is, eenige weinige ingezetenen onzer West-Indische bezittingen die eerlooze bedrijven hielpen uitoefenen onder oogluiking en begunsti- ging van de plaatselijke besturen, die daaruit gel- delijk voordeel trokken, en zulks wel in een’ tijd, toen die plaatselijke besturen veel meer aan in- komen genoten dan tegenwoordig. — Het ware middel om dergelijke praktijken, voor het vervolg te voorkomen is openbaarheid, doch hoe kan men deze verwachten...”