1 |
 |
“...VI
VOORWOORD.
opgeofferd; heb ik mij losgerukt van hen, die
mij het leven drageljk maakten; heb ik in
stilte nameloos Ij'den verduurd. — Ik zweeg,
sedert ik. bespeurde, dat de Minister alver-
mogend en voor geen hooger gevoel vatbaar
was dan dat, hetwelk de gedachte van zjn
gezag te hebben gehandhaafd, aan mediocre
wezens inboezemt, — ik zweeg, dewjl eigen
leed bj dat van zoo velen, welke onder de
roede zuchtten, slechts weinig bj mj in aan-
merking komt — Ik zoek noch eenen naam te
maken, noch deelneming op te wekken. — Se-
dert kort echter, is veel veranderd. — De re-
gering, de natie is eenigermate uit haren doo-
deljken slaap ontwaakt. — De Minister, die
welligt zonder het te begrjpen, de verderfeljkste
magt uitoefende, en geljk de Grenvilles en de
norths de koloniën slechts als wingewesten en
hulpbronnen van de kroon beschouwde, is af-
getreden; — er bestaat eenige grond, om aan
te nemen, dat de tjd daar is, waarin schrj-
ven pligt, en zwjgen onvergeefljk is. — Alle
beambten van minderen...”
|
|
2 |
 |
“...vijanden van Nederland ook als de
hunne, dewijl zij van dat land regten hadden ont-
vangen , wier hezit de mensch hooger schat dan
het leven! Wie echter zal uit het gebeurde van
vroegere tijden het gevolg trekken, dat zij het-
zelfde zullen doen, ook na dat hun die regten
ontnomen zijn ? — In sommige dezer koloniën
heerscht eene verbittering, welke zich lucht geeft
in » Curses not loud but deep!” — in anderen
is het volk in doffe moedeloosheid verzonken; in
alle heerscht haat tegen het Nederlandsche gezag,
welke bestendig gevoed wordt door de afpersing...”
|
|
3 |
 |
“...dezelve heeft eene nadeelige uitwerking zooals
in het geval van het oprigten van compagniën,
maatschappijen of andere monopolistische vereeni-
gingen. — Le veritable encouragement pour tous
les genres de travail c’est le besoin qu’on en a.
La liberté seule est suffisante pour les maintenir
tous dans une salutaire et exacte proportion. II
est fort inutile que 1’autorité se mêle d’encourager
ce qui est nécessaire. — II lui suffit de ne pas
1’entraver. — Ziedaar het gevoelen van een man
van groot gezag op dit onderwerp (1) en wanneer
wij nu het oog slaan op de wetten, welke er in
de dagen van de vereenigde Provinciën voor de
eilanden door mij bedoeld, werden uitgevaardigd
en op de mate van voorspoed let, welke die eilan-
den onder bescherming daarvan genoten, dan zal
men moeten erkennen, dat onze voorvaderen het
ware middel van aanmoediging grondig verstonden,
(1) Benjamin constant....”
|
|
4 |
 |
“...subsidien te kosten, bragten zij niet weinig toe, tot
vermeerdering van den nationalen rijkdom.
Met het jaar 1816 sloeg men een geheel ver-
schillenden weg in van die, welke men vroeger
bewandeld had; — men koos het stelsel van Gou-
vernements inmenging in alle handelingen van den
onderdaan en de zoo vrijgevige instellingen werden
van dien tijd af aan van lieverlede gewijzigd en
veranderd, tot er weldra niets van was overgebleven
en de regten der bevolking plaats hadden gemaakt
voor het oppermagtig gezag van een omslagtig en
hoogst kostbaar plaatselijk bestuur in de meeste
der hier bedoelde koloniën. — Het was niet, dat
het nederzetten in de koloniën, het handeldrijven,
het ontginnen van gronden, het uitoefenen van
nering en hantering door wettelijke bepalingen
werd geregeld; neen! het werd tot eene gunst ge-
maakt , afhankelijk van het goedvinden van den...”
|
|
5 |
 |
“...19
Gouverneur en als zoodanig toegestaan óf gewei-
gerd. — Dit voerde tot afpersingen, knevelarijen
en onderdrukking; — plagen, welke zicli langzaam
maar diep ingrijpend over de geheele bevolking
uitbreidden, en welke men door naauwlettende zorg
en behoedzame geslepenheid zonder groot gevaar
in stand wist te houden, en zelfs, in het ergste
geval, wanneer de verongelijkte zich aan den Mi-
nister wendde, wierp deze zijn gezag in de schaal,
om de waardigheid van het bestuur te handhaven.
Wat was het gevolg? Alle ondernemingsgeest ver-
dween, men werd moedeloos, de koloniën verarm-
den bij den dag, en elk, die nog iets bezat en
het te geld kon maken, begaf zich elders h?en,
waar hij gelegenheid vond, zijne eerlijke ontwer-
pen van handel of landbouw ongemoeid ten uit-
voer te leggen. Van waar het Gouvernement zijne
gronden ontleende, om onder eenen regerings-
vorm zoodanig als het destijds instelde de koloniën
te doen bloeijen, is den hemel bekend. Genoeg,
men beproefde het middel van vrije...”
|
|