1 |
|
“...VI
VOORWOORD.
opgeofferd; heb ik mij losgerukt van hen, die
mij het leven drageljk maakten; heb ik in
stilte nameloos Ij'den verduurd. — Ik zweeg,
sedert ik. bespeurde, dat de Minister alver-
mogend en voor geen hooger gevoel vatbaar
was dan dat, hetwelk de gedachte van zjn
gezag te hebben gehandhaafd, aan mediocre
wezens inboezemt, — ik zweeg, dewjl eigen
leed bj dat van zoo velen, welke onder de
roede zuchtten, slechts weinig bj mj in aan-
merking komt — Ik zoek noch eenen naam te
maken, noch deelneming op te wekken. — Se-
dert kort echter, is veel veranderd. — De re-
gering, de natie is eenigermate uit haren doo-
deljken slaap ontwaakt. — De Minister, die
welligt zonder het te begrjpen, de verderfeljkste
magt uitoefende, en geljk de Grenvilles en de
norths de koloniën slechts als wingewesten en
hulpbronnen van de kroon beschouwde, is af-
getreden; — er bestaat eenige grond, om aan
te nemen, dat de tjd daar is, waarin schrj-
ven pligt, en zwjgen onvergeefljk is. — Alle
beambten van minderen...”
|
|
2 |
|
“...VOORWOORD.
VII
nen vroegeren meester blindelings aankleven,
het in eiken maatregel blijven inweven, en
gelijk de hutchinsons en de Olivers ten tyde van
de Noord-Amerikaansche revolutie den pas op-
getreden Minister onophoudelijk zullen aanzet-
ten, om het spoor zijns voorgangers te volgen.
Deze menschen is het onmogelijk te gelooven,
dat er een hooger doel kan bestaan, dan dat
van eigen— en Jamilie-belang te bevorderen;
waarom zij getracht hebben, mi/ne pogingen
ten behoeve van de koloniën aangewend, aan
zulke inzigten toe te schrijven (1). — Ik meen
hen thans al weder te bewijzen, dat geen zoo-
danige, onzuivere beweegreden mijne handelin-
gen bestuurt, en ik, met te verlangen dat over-
(1) Zie een geschrift onder den titel: » Blik op den vroe-
geren en tegenwoordigen toestand van het eiland Cura?ao, te
Rotterdam, bij h. y. va» gogh. 1848.” — Onder andere bijzon-
derheden van dit merkwaardig voortbrengsel van ambtenaarsver-
nuft, is het geen van de minst in het oog vallende, dat het-
zelve...”
|
|
3 |
|
“...2
staat van verdediging gesteld te worden. Tot zulke
ontwerpen wordt gewoonlijk meer vereischt dan
het uitzenden van militairen, — er behoort ook
materieel en ammunitie toe, ja men dient ook
werken te laten herstellen, en anderen te laten aan-
leggen; in een woord de deur is geopend, om geld
te besteden, en niemand twijfelt er aan, dat zij,
aan wie de uitvoering is opgedragen, zich de ge-
legenheid daartoe zullen weten te benuttigen. Het
zij mij geoorloofd, om over de gepastheid van den
opgemelden maatregel met betrekking tot de be-
doelde eilanden een gevoelen uit te brengen. Ik
zal zulks doen met vermelding mijner gronden; ik
zal de waarde dier eilanden als Nederlandsche ko-
loniën aantoonen, en ik zal het nut doen zien,
hetwelk men uit nieuwe opofferingen ten behoeve
derzelve, voor het Moederland kan verwachten.
De Hemel geve, dat mijne stem niet die eens roe-
pende in de woestijn zij.
In West-Indië bezit Nederland behalve de
landstreek Guyana, zes eilanden, te weten: Cu-
rasao , Bonaire...”
|
|
4 |
|
“...bevolking, maar
integendeel uit de gaande weg toegenomene verhui-
zing der ingezetenen wegens gebrek aan middelen
van bestaan, waardoor van tijd tot tijd het plaat-
selijke bestuur en de krijgsbezetting op kleinere
schaal is ingerigt. Deze subsidiën dus gaan even
als de opbrengst der producten tot aan de laatste
cent regelregt over in handen van den- vreemde-
ling, en zijn voor het Moederland een zuiver
verlies.
Uit Curapao, Bonaire en Aruba waar de grond
voor den landbouw veel minder waarde beeft dan
te St. Eustatius of te St. Martin, trekt Neder-
land door de kostbare pogingen van den Gouver-
neur van raders , thans voor het eerst eenige co-
chenille, de hoeveelheid waarvan het bestuur van
Curapao en onderhoorigheden de natie zoekt te
doen gelooven, dat in het vervolg zal aangroeijen;
ook eenig verfhout, watapana, peulen en huiden
ontvangt het van daar, terwijl het zout van de
eilanden Curapao en Bonaire door de Noord-
Amerikanen wordt weggehaald. De cochenille en
het zout zijn, de eerste...”
|
|
5 |
|
“...5
stuur voortgezette landhuishoudkundige proefne-
mingen, waartoe het echter ver van genoegzaam
is; zeker is het althans, dat nog zoo laat als het
jaar 1846 van een enkel dezer Gouvernements eta-
blissementen van kuituur, de kosten drie duizend
gulden hooger dan de opbrengst daarvan met en
benevens alle andere inkomsten geraamd werd.
Levert de handelstand van Nederland goederen
of waren aan deze drie eilanden?
Drie of viermalen ’s jaars verschijnt er een kof
of andere bodem van die grootte uit Nederland
in de haven van Curasao— te Bonaire of
Aruba nimmer, — en een of twee Noord-Ameri-
kaansche driemastschepen hebben in 1846 even-
eens een paar reizen van Curapao op Amsterdam
gedaan, doch de eigenaars dezer bodems verklaren,
dat zonder het Deensche eiland St. Thomas aan
te doen, waar het grootste gedeelte der lading ont-
scheept wordt, zij hunne vracht niet kunnen kwijt
raken.
Nederland erlangt dus uit het bezit van des-
zelfs eiland-koloniën in West-Indië het voordeel,
dat twee of drie...”
|
|
6 |
|
“...met weinig verschil,
nu reeds meer dan dertig jaren geduurd, en schoon
de plaatselijke besturen in de genoemde eilanden
steeds voortgaan den Minister met gunstige uitzig-
ten te vleijen, zoo weet elkeen, die de koloniën
van nabij kent en daaronder niemand beter dan
de leden der plaatselijke besturen zelve, dat de
koloniën geruïneerd zijn, en er geen hoop op be-
terschap bestaat, althans niet op den tegenwoor-
digen voet.
Doch brengen deze koloniën geen voordeel aan,
mischien zijn zij van eenig nut voor het moeder-
land ! —
Van weinig of geene waarde als landbouwende
koloniën en van even gering belang voor den han-
del zoo lang het tegenwoordige stelsel van ko-
loniaal bestuur bestaat, en hetzelve niet door
een, hetwelk op de meest liberale instellingen
steunt, vervangen wordt, — niet tot strafkolonie
gebezigd wordende gelijk Botanybaai, noch ook
voor . ververschingsplaats dienende gelijk de kaap
de Goede Hoop of St. Helena, zoo blijft er
niets over dan de mogelijkheid te vooronderstel-
len...”
|
|
7 |
|
“...lijke of westelijke winden zijn al deze ankerplaat-
sen hoogst onveilig. — Geen derzelve bezit de
vereischten, waarvan een vlootvoogd zich zou kun-
nen bedienen, om zijne schepen eene stelling te
doen innemen, gelijk Admiraal bink.es te Tobago
of Admiraal barrington te Sé. Lucie met goeden
uitslag deed. — Te Bonaire is het omloopen van
den wind voor een schip onvermijdelijk van nood-
lottige gevolgen, schoon kleine vaartuigen het ge-
vaar kunnen ontkomen; — de Paardenbaai van
Aruba laat geen ander dan de laatstgemelde soort
van vaartuigen toe, er binnen te komen; — Cu-
rasao eindelijk heeft eene uitmuntende haven,
waar een aantal schepen van het zwaarste charter
veilig kunnen liggen, — en, hetgeen zij almede ner-
gens elders op de genoemde eilanden kunnen doen,
zich van water en brandhout voorzien, doch tegen-
over dit nut staat het gewigtige bezwaar, dat zij er
tevens volstrekt weerloos liggen in het geval, dat
de vijand zich van den mond van de haven mees-
ter maakt, voor en aleer zij naar...”
|
|
8 |
|
“...8
Maar er is geene koopvaart van eenigen naam in
dit gedeelte van TVest-Indië, zoo als bereids is
aangetoond, dus vervalt de reden van convooi te
verleenen; en dan vraag ik, zal het Nederlandsche
volk, behalve met de kosten tot het uitrusten en
onderhouden eener zeemagt tot bescherming van
eigene kusten en van eene vloot voor deszelfs kost-
bare Oost-Indische bezittingen, ook nog bezwaard
moeten worden met het uitzenden eener vloot naar
Weat-lndïè? Welaan het zij zoo, doch die vloot
zal dan wel in de eerste plaats Suriname en de
vaart op die kolonie moeten dekken; er zou dus
nog een vierde vloot moeten worden uitgezonden,
of anders bleven de eilanden evenwel aan zich
zelve overgelaten, en dat in eenen staat van weer-
loosheid, die alle denkbeeld aan de mogelijkheid
eener verdediging als ten hoogste ongerijmd doet
ter zijde stellen. Met uitzondering alleen van Cu-
rasao zijn de eilanden alle ontmanteld en geheel
van troepen ontbloot, — alleen de haven van Cu-
rasao vertoont op het oog sterke...”
|
|
9 |
|
“...1801 en 1807 van het
kasteel van Kronenburg, van de Kroon-eilanden,
van de Amak-eilanden, van de Kroon-batterij etc.
elk met een honderdtal stukken en mortieren be-
plant ?
Dan, welligt zal men in het geval van eenen
vijandelijken aanval willen rekenen op de mede-
werking van de koloniale bevolking!
Het is waar, die van Curapao bragt meermalen
goed en bloed ten offer tot wering van Nederlands
vijanden, — waarheid is het, dat die van Aruba
de aanval van een Engelsch oorlogsfregat afsloeg, —
waarheid is het, dat de burgers van St. Martin in
1794 het Fort van Marigot op de Franschen ver-
overden, — doch in den tijd, waarin zij zich
aldus moediglijk in het gevaar begaven, beschouw-
den zij de vijanden van Nederland ook als de
hunne, dewijl zij van dat land regten hadden ont-
vangen , wier hezit de mensch hooger schat dan
het leven! Wie echter zal uit het gebeurde van
vroegere tijden het gevolg trekken, dat zij het-
zelfde zullen doen, ook na dat hun die regten
ontnomen zijn ? — In sommige dezer...”
|
|
10 |
|
“...10
eener met betrekking tot de inkomsten der bevol-
king uiterst ongeëvenredigde belasting, waardoor
de armoede en ellende tot den hoogsten trap zijn
geklommen! — Zal die bevolking in het uur van
gevaar te wapen snellen, om strijd te voeren op
leven en dood met de vijanden hunner verdruk-
kers, de gezaghebbers met hunne handlangers, de
beambten? — En dan de slaven, smachtende naar
eene gelegenheid, om hunne ketens te verbre-
ken ......zal men deze kunnen bedwingen? reeds
sedert lang hebben de ingezetenen van St. Eusta-
tius en St. Martin medogenloos van hunne ge-
ringe krijgsbezetting beroofd, zonder voor een
enkele cent vermindering van belasting te verkrij-
gen, het fort van die eilanden met een door hen
aangeworven en uit hunne bijzondere geldmiddelen
bezoldigd garnizoen moeten bezetten, om zich tegen
eenen mogelijken opstand hunner slaven te bevei-
ligen ! kan men verwachten, vraag ik, dat koloniën
aldus gesteld, zich zullen verdedigen tot aan den
tijd, dat eene Nederlandsche vloot...”
|
|
11 |
|
“...12
gelijk het niet wel anders te verwachten is, wel
nu, dan zal men voor het minst het moederland
de sommen hebben bespaard, die men nu gereed
staat aan de koloniën weg te werpen, zonder de
minste kans van dezelve daardoor te zullen be-
houden.
Rotterdam, Maart 1848....”
|
|
12 |
|
“...14
sidiair stelsel door de daaraan verbondene omslag-
tige administratie eene gewigtige hinderpaal op-
levert tegen het invoeren van alle mogelijke ver-
beteringen. — Mijne pogingen hadden tot hiertoe,
voor zooveel mij gebleken is, geen ander gevolg
dan dat ze mij vele onaangenaamheden berokken-
den, terwijl ik slechts zelden de voldoening genoot
van iemand aan te treffen, geneigd om mij aan
te hooren. — Ik wil beproeven of ik thans beter
zal slagen, nu het verlangen naar constitutionelen
vooruitgang in Nederland eenigzins is verleven-
digd , en men bij gevolg aan onderwerpen van al-
gemeen belang eenige meerdere aandacht wijdt.
Het groote euvel, waaraan de hier bedoelde
koloniën lijden, vloeit voort, uit het verkeerd
begrip, hetwelk men zich van het vermogen van
het Gouvernement vormt, om volks welvaart te
bevorderen. Staat de handel stil, kwijnt de land-
bouw , heeft de werkende klasse geen brood, het
is het Gouvernement, meent men, hetwelk alle
deze kwalen kan genezen, door den handel...”
|
|
13 |
|
“...suffisante pour les maintenir
tous dans une salutaire et exacte proportion. II
est fort inutile que 1’autorité se mêle d’encourager
ce qui est nécessaire. — II lui suffit de ne pas
1’entraver. — Ziedaar het gevoelen van een man
van groot gezag op dit onderwerp (1) en wanneer
wij nu het oog slaan op de wetten, welke er in
de dagen van de vereenigde Provinciën voor de
eilanden door mij bedoeld, werden uitgevaardigd
en op de mate van voorspoed let, welke die eilan-
den onder bescherming daarvan genoten, dan zal
men moeten erkennen, dat onze voorvaderen het
ware middel van aanmoediging grondig verstonden,
(1) Benjamin constant....”
|
|
14 |
|
“...18
eilanden den handel deed bloeijen, beide in eene
mate, welke de bewondering en de afgunst van
den nabuur opwekte. — Vrijheid om te gaan en
te komen, om handel te drijven of gronden te
ontginnen, vrijstelling van belasting voor den tijd
van tien jaren en zekerheid, dat hem ook na dien
tijd niet meer dan een matig bedrag onder dien
naam zou worden opgelegd. *— Dit waren de echte
middelen om kolonisatie te bevorderen, de bevol-
king wies dan ook met elk jaar, zonder dat het
Gouvernement zich met de leiding van vereeni-
gingen behoefde in te laten, — wildernissen ver-
anderden in bloeijende velden, naakte rotsen werden
rijke stapelplaatsen, en in stede van het Moederland
subsidien te kosten, bragten zij niet weinig toe, tot
vermeerdering van den nationalen rijkdom.
Met het jaar 1816 sloeg men een geheel ver-
schillenden weg in van die, welke men vroeger
bewandeld had; — men koos het stelsel van Gou-
vernements inmenging in alle handelingen van den
onderdaan en de zoo vrijgevige instellingen...”
|
|
15 |
|
“... en elk, die nog iets bezat en
het te geld kon maken, begaf zich elders h?en,
waar hij gelegenheid vond, zijne eerlijke ontwer-
pen van handel of landbouw ongemoeid ten uit-
voer te leggen. Van waar het Gouvernement zijne
gronden ontleende, om onder eenen regerings-
vorm zoodanig als het destijds instelde de koloniën
te doen bloeijen, is den hemel bekend. Genoeg,
men beproefde het middel van vrije haven; het
bate niets, hoe kon het anders! eene vrije haven
onder een despotiek bestuur is niets dan een ijdele
klank. De Generaal van den bosch ging zelfs de
lengte van een haven te laten maken, het hielp
niets. — Men wilde den handel dwingen door het
uitzenden van goederen voor en aleer er navraag
naar bestond: — te vergeefs! men vestigde eene
bank, het was en bleef vruchteloos; men mogt
even goed een lijk leven inblazen, de onderne-
mingsgeest was en bleef verlamd.
In 1836 kwam de Baron van baders aan het...”
|
|
16 |
|
“...20
bestuur van Curapao, geheel vervuld met het
denkbeeld, dat de bevolking, om uit den staat
van volslagen apathie, waarin het gedompeld lag,
te ontwaken, niets dan die soort van aanmoediging
behoefde, welke men gewoon is aan vadsige en
lustelooze kinderen te geven; doch de knellende
banden, welke de willekeur en drieste heersch-
zucht van onwaardige menschen het hadden aan-
gelegd, werden niet geslaakt. Met inzigt, om de
bevolking in de bekostiging van het bestuur te
gemoet te komen en het een voorbeeld tot
navolging te geven, ging de Baron van gouver-
nementswege den landbouw beoefenen en landhuis-
houdkundige proeven nemen, die de eene na de
andere mislukten; eene zoutpan aanleggen, die
men reeds vooraf wist, dat nimmer zout kon geven;
(NB. deze alleen kostte ƒ36,000) en eene artesische
put graven in een koraalrif op slechts weinige
voeten afstand van de zee. Welke vruchten heb-
ben deze werkzaamheden gedragen? Na twaalf
jaren proefnemingen is de subsidie, welke Ne-
derland jaarlijks...”
|
|
17 |
|
“...gelden en gemaakte kosten, zoo wel als van die
van het jaarlijks onderhoud dient te worden over-,
gelegd, of openbaar gemaakt en dat na de goed-
making van de eerstgemelden, men er op zal
behooren te kunnen rekenen, dat uit die kui-
tuur jaarlijks eene zuivere overwinst voortvloeit
van niet minder dan f 170,000, voor en al-
eer men er aan kan gaan denken, om de in-
gezetenen eenige verligting van hunne drukkende
balasting te bezorgen. -— Dit is een resultaat,
hetwelk geen mensch van bezadigd oordeel en
naauwkeurige kennis van het klimaat en den bo-
dem van gezegde eilanden voor mogelijk zal hou-
den, doch aannemende, dat het mogelijk is, dan
nog is de Gouvernements -kuituur nimmer anders
dan als een ramp voor de ingezetenen te be-
schouwen. — » Les efforts de l’état pour créer...”
|
|
18 |
|
“... ongeschikt
zoude zijn, om over hunne openlijke aangelegen-
heden te oordeelen, doch te gelijkertijd kiezen
zij tot gezaghebber over zes koloniën eenen man,
die gedurende vijf en twintig jaren niets gedaan
heeft dan eiken dag achter de koets van den
Gouverneur-Generaal een wandelrid te maken,
en die in kennis en geestbeschaving verre be-
neden de fatsoenlijke volksklasse in de koloniën
staat. — Wijders behoorde de Heer van baders
de drukpers vrij, geheel en onvoorwaardelijk vrij
te hebben gemaakt. — In de drukpers alleen,
ligt een vermogen tot het verbeteren van mis-
bruiken , welke sterker is dan de grootste ver-
dorvenheid van eenig bestuur! » Give me but
the liberty óf te presszeide brinsley sheridan
teregt, » find I will give to Ministers a venal
House of Peers!” doch, dan ook is het noodig,
regtspleging door middel van gezworenen te heb-
ben, want zonder dit, is geene vrijheid van druk-
pers denkbaar.
Op deze en meer dergelijke instellingen, waar-
over ik thans niet verder zal uitweiden...”
|
|
19 |
|
“...24
zin voorzeker had hij handel en landbouw kracht-
dadig aangemoedigd. Hij had de gelegenheid, de
zegenaar der Nederlandsche West-Indische kolo-
niën te worden, en gelukkiger dan duizenden
staat hem daartoe tegenwoordig nogmaals de deur
geopend; aan bekwaamheden mangelt het hem
niet, zal hij ook nu de oogen sluiten en den
verkeerden weg blijven betreden?.....
Er is thans voor Nederland een nieuw tijd-
perk aangebroken. — De Koning heeft vrijwillig
het programma van zijn regeringsstelsel veran-
derd; — de groote voorstander en verdediger van
het autocratisch koloniaal beheer is gevallen; —
zullen de West-Indische eilanden daarmede ge-
wonnen hebben? Of zal zijn opvolger eveneens
vasthouden aan het denkbeeld, om die koloniën
te releveren door Gouvemements-kultures of an-
dere dergelijke bemoeijingen der regering, die de
strekking hebben, om hetzelve met den koopman
en den planter in concurrentie te brengen? De
Hemel verhoede het! de uitzigten dier eilanden
zouden weder voorlang verduisterd...”
|
|
20 |
|
“...daarvan
men spoedig hetzelfde voorregt ook voor de Neder-
landsche Oost-Indiën zou gaan verlangen; — de
ambtenaren eindelijk, zien in het toestaan van
vrije instellingen als een eerste gevolg het verlies
hunner posten, en maken van elk argument, dat
hun voorkomt, gebruik, om zulks te verhinderen.
Het zij mij thans vergund, de verschillende
redeneringen van deze in de hoofdpunten vlugtig
te beantwoorden.
Van al de West-Indische eilanden zijn er geene,
welke gunstiger voor den handel gelegen zijn, dan
de twee groepen, welke aan Nederland toebehoo-
ren. St. Eustatius, St. Martin en Saba liggen
in het centrum van de Antilles, — Curasao,
Bonaire en Aruba gebieden, in zeevaartkundigen
zin, genoegzaam elke plaats aan de kust van Vene-
zuela. Al deze eilanden dragen bij uitnemendheid
den stempel van den geest onzer ondernemende
voorvaderen; — handel was hun doel, niet land-
bouw, in de bemeestering derzelve. — De haven...”
|
|