1 |
 |
“...tot de be-
doelde eilanden een gevoelen uit te brengen. Ik
zal zulks doen met vermelding mijner gronden; ik
zal de waarde dier eilanden als Nederlandsche ko-
loniën aantoonen, en ik zal het nut doen zien,
hetwelk men uit nieuwe opofferingen ten behoeve
derzelve, voor het Moederland kan verwachten.
De Hemel geve, dat mijne stem niet die eens roe-
pende in de woestijn zij.
In West-Indië bezit Nederland behalve de
landstreek Guyana, zes eilanden, te weten: Cu-
rasao , Bonaire, Aruba, St. Eustatius, Saba
en een gedeelte van het eiland St. Martin, welke
gezamelijk sedert het jaar 1816, toen zij door de
Engelschen aan ons werden terug gegeven, ettelijke
millioenen guldens aan het Moederland hebben ge-
kost, en nog bij voortduring met elk jaar, blijkens
de door de drukpers bekend gemaakte officiëele
opgaven dien betreffende, eene som van meer dan
ƒ 200,000, uit de opbrengst van de Oost-Indi-
sche bezittingen vereischen om in hunne uitgaven
te voorzien, zonder nog te rekenen de sommen,...”
|
|
2 |
 |
“...ver-
zwolgen.
Natuurlijk ontstaat hier de vraag: welk voor-
deel vloeit uit het bezit dezer koloniën voor
Nederland voort, om de besteding dezer sommen
te billijken?
Nederland trekt geene producten uit de drie
laatstgenoemde der boven bedoelde eilanden en
zendt er evenmin goederen heen! De voortbreng-
selen van Si. Eustatius en Si. Martin bestaan
in eene geringe hoeveelheid suiker en yams; de
rum, batatten etc., die zij opleveren, zijn niet noe-
menswaardig ; Si. Martin heeft ook zout; het
eiland Saba levert niets en kost niets, dus behoeft
het niet in den kring mijner beschouwing te ko-
men. De genoemde producten worden nimmer in
eenige Nederlandsche bezitting, maar integendeel
steeds in de naburige vreemde koloniën of aan de
Noord-Amerikanen verkocht, zoo als het ook eenig-
lijk de Engelschen, de Noord-Amerikanen, de Zwe-
den en de Denen zijn, die de onzen voorzien van
alles, wat tot hun levensonderhoud benoodigd is.
Niettemin genieten de twee genoemde koloniën se-
dert de laatste acht jaren...”
|
|
3 |
 |
“...hetwelk op de meest liberale instellingen
steunt, vervangen wordt, — niet tot strafkolonie
gebezigd wordende gelijk Botanybaai, noch ook
voor . ververschingsplaats dienende gelijk de kaap
de Goede Hoop of St. Helena, zoo blijft er
niets over dan de mogelijkheid te vooronderstel-
len, dat een of meer dezer eilanden in tijden
van oorlog voor het moederland eenige'jj waarde
kunnen hebben. — Laat ons derhalve die bezit-
tingen met een krijgskundig oog beschouwen.
St. Eustatius heeft eene opene reede, Saba
heeft naauwelijks ankergrond voor een tiental kleine
vaartuigen, en te St. Martin kunnen niet meer
dan de helft van dit getal onder den rotsigen uit-...”
|
|
4 |
 |
“...verlangen; — de
ambtenaren eindelijk, zien in het toestaan van
vrije instellingen als een eerste gevolg het verlies
hunner posten, en maken van elk argument, dat
hun voorkomt, gebruik, om zulks te verhinderen.
Het zij mij thans vergund, de verschillende
redeneringen van deze in de hoofdpunten vlugtig
te beantwoorden.
Van al de West-Indische eilanden zijn er geene,
welke gunstiger voor den handel gelegen zijn, dan
de twee groepen, welke aan Nederland toebehoo-
ren. St. Eustatius, St. Martin en Saba liggen
in het centrum van de Antilles, — Curasao,
Bonaire en Aruba gebieden, in zeevaartkundigen
zin, genoegzaam elke plaats aan de kust van Vene-
zuela. Al deze eilanden dragen bij uitnemendheid
den stempel van den geest onzer ondernemende
voorvaderen; — handel was hun doel, niet land-
bouw, in de bemeestering derzelve. — De haven...”
|
|