Your search within this document for 'wou' resulted in three matching pages.
1

“...onzichtbaar punt ergens om de hoek van de straat aanwoei; doordringend en bijtend. De mensen die ik voorbijliep, hadden nauwelijks een gezicht; ze verborgen hel in hun jassen en onder hoedranden, en hadden het zó diep naar de aarde gekeerd, dat het leek of ze rouwden of iets te verbergen had- den. Voormij uit liep een lange ma- gere man. Van tijd tot tijd stond j hij stil om de denneboom, waar- van de takken waren samenge- j bonden, van de ene arm naar de andere over te brengen. Toen ik hem voorbij wou lopen, hield hij I juist weer zijn stappen in en zette de boom met ’n zwaai recht I op voor zich neer om opnieuw te I wisselen. Daarbij raakte de top I van zijn kerstboom mijn arm. ’’Neem me niet kwalijk, heb ik U pijn gedaan?” Ik schudde van nee. ’’Het is een hele sjouw, maar zo’n ding is op de markt de helft [ goedkoper dan in deze buurt, I begrijpt U?” Ik knikte. ”En per I slot van rekening”, zei hij en I nam zijn boom weer op^ “je moet : wat voor je kinderen óverheb- i bgn.” Op zijn jas zaten...”
2

“...7 De Wijsheid is een vrouw, dat staat in de Spreuken geschreven, de wijsheid is een vrouw, zij is niet na te streven - leven en laten leven is alles wat zij wou, de wijsheid is een vrouw. De Dwaasheid is een dame, zij heeft een ponteneur, de dwaasheid is een dame, zij gaat te kust en te keur, zij staat aan elke deur met ogen als reclame, de dwaasheid is een dame. HET ORGELCONCERT Wij speelden in de orgelpijpen, hadden ons eerst verscholen in de kerk. Ik was het liefst van al het volle werk, rhaar dat ligt voor geen dichter voor het grijpen Dus koos ik het pedaal, maar zij wou zachter en hoogerop en werd een flute d’amour. Zo speelden wij een voorspel, ik liep stoer voorop en zij bedeesd erachter. Ik hoorde haar het speelterrein verkennen met spitse treden over ’t orgelfront. Ik zag bezonken in het rond, toen kwam zij eensklaaps naar beneden rennen, en naderde tot op een paar octaven. Niet dichter, want zij was een fluit. Sinds draag ik op de handen haar geluid en speel een fors koraal boven...”
3

“...fluit, en jij slaat de pauk. Maar & was. Dat vond de hond een mooi idee, en samen trokken ze verder naar Bremen. Het duurde niet lang, of langs de kant van de weg zagen ze een kat zitten, die treu- rig voor zich uit staarde. Wat is er met jou gebeurd, oude snorrebaard? vroeg de ezel? Wie kan vrolijk zijn, als alles hem tegenloopt, antwoordde de kat. Omdat ik op leeftijd gekomen hen, mijn tanden bot geworden den zijn, en ik liever achter de kachel zit, dan de hele dag ach- ter muizen te jagen, wou de ,, in de verte zag hij een klein 'Hitje branden, en hij riep tegen kameraden, dat er in de vrouw mij verdrinken. heb gauw de henen genomen.^ .‘Url een klein huis moest zijn is echter goede raad duur. ^ j. inn.il ,t- till limrinnpn mil lliet ^ V. moet ik nu beginnen, om nu honger om te komen? Ga met ons mes naar Bren'f Jij kunt immers ’s nachts pra tig zingen. Dan kun je daar sta muzikant worden. Dat kat vond dat een praC r plan. en ging aanstonds mee. Even later kwamen de vlf* lingen voorbij...”