Your search within this document for 'kik' resulted in two matching pages.
1

“...wordt gebaat en ongunstige invloeden worden geweerd en gekeerd. Dat die voor- werpen en vormen in onze ogen dan dikwijls ook nog grote schoonheid bezitten, is volstrekt bijzaak, toevalligheid. De prachtige patronen van ’n Toradjase of Soembanese doden- doek moeten zo en niet anders zijn, wil de ziel van de overlede- ne, wiens lichaam zij omhullen, veilig het land aan de overzijde bereiken; het fantastische snij- werk op een Dajakse mandau (kapmes) waarborgt de bezitter succes op een sneltocht; de kik- vorsen op de prea-historische ketel trommen bevorderen de re- genaantrekkende kracht van de- ze bronzen speeltuigen, enz. En dit is geenszins een verschijnsel, dat alleen aan primitieve cultu- ren gebonden is : ook een Hin- doe-Javaanse tempel houdt zich in vorm, verhoudingen en inde- ling nog nauwkeurig aan de voor- schriften van de overgeleverde cilpacastra’s. Hier ligt ook de oorzaak van h^t verwonderlijke feit, dat de Javaans-Balisrhe toonschalen nog immer de vorm schijnen te heb- ben, die...”
2

“...wel of Sin- terklaas nog nooit zoveel nodig had .gehad als dit Jaar. Wip, weg was de knecht met zijn volle mand en wip, daar was hij al- weer terug. Nóg meer bees- tjes, nóg meer popjes en nog meer chocolade en marsepein. ”Nu zijn wij aan de beurt”, riepen de beestjes en popjes op de planken, als ze de knecht weer zagen komen. ”En dan wij”, riepen de kikkers die nog over waren. ”En dan wij,” riepen de chocolade politieagentjes. ”En dan ik, zei het suikerlammetje zacht. ’’Jij?”, riépen de brutale kik- kers en muizen. ”Jij? Wie wil er nou zo’n klein wit suikerlamme- tje':' Nee hoor, denk maar met dat je verkocnt wordt. Jou bre- ken ze na Sinterklaasavond in stukjes en dan smelten ze je. Misschien word je een suiker- klontje of een roosje op een taart. Maar voor een Smterklaas- jcadeautje ben je niets:” Het arme suikerlammetje zei iniets meer. Het kroop heel diep jin een hoekje weg van de Sinter- iklaastafel, onder de plooien van hét witte tafellaken, waar nie- jman het zag. En ja hoor, de mui-...”