Your search within this document for 'filipino' resulted in 16 matching pages.
1

“...% van 3 143 886 gezinnen van de Filipino bevolking bezat huis en grond. Iets meer dan 40 % bezat een huis op, in den regel op korten termijn, ingehuurden grond. In de rijkere gebieden was, het aantal grondbezitters ver beneden het gegeven gemiddelde. In' het rijke gedeelte van Negros bijv. was alle grond in het bezit van 10 % der gezinnen. Bijna 1/3 bezat noch huis noch grond en meer dan 60 % huurde een klein stukje grond waarop dé woonhut stond. In een welvarend rijst- gebied van midden-Luzon had 30 % van de 81 215 gezinnen zoowel huis als grond: 50 563 gezinnen bezaten een hut op andermans grond en 7340 gezinnen bezaten huis noch grond. Hoewel er vele kleine grondbezitters in de Philippijnen waren was in verhouding het aantal lieden zonder grondbezit voor een overwegend agrarisch land „shockingly high” zegt Hayden. ‘). Hoe het oorzakelijk verband is behoeft niet te worden nagegaan wanneer daarbij wordt vermeld dat de plaatselijke Chineesche of Filipino geldschieter overal — als in zoovele...”
2

“...van de Commonwealth het probleem der groote „haciendas” van de kerk naast hef onderwijsvraagstuk, een der moeilijkste was. De Commonwealth trachtte de sociale en politieke moeilijkheden hierdoor ontstaan op te lossen door overname van die landgoederen. . , Tenslotte wist de kerk zich aan te passen aan de onafhankelijkheidsbeweging der Filipino’s door een ver doorgevoerde Filipinizatie van den geestelijken stand, tot aan de hoogste rangen toe. Zoo waren in 1936 van de tien bisschoppen er zeven Filipino, twee Amerikaan en een Spanjaard. Het zou te ver voeren in te gaan op de relatieve beteekems der verschillende godsdienstige groepen. Slechts zij vermeld dat de Protestanten een actieve rol in het land hebben gespeeld, verder strekkende dan het aantal zou doen veronderstellen en dat voorts de Protestantsche gezindten, die voornamelijk verbonden zijn met de Amerikaansche zending voor de toekomst van het „Amerikanisme” in de onaf- hankelijke Republiek der Philippijnen van eminent belang kunnen...”
3

“...getrokken door rasgroepeering of verschillend taalgebruik, geheel weg. Een slechts bij benadering in zijn volle waarde te schatten factor is dat juist in deze bovenste lagen van de maatschappij bijna niemand te vinden is, die niet Chineesch of Spaansch bloed in zich heeft. Getallen van Filipino’s van op deze wijze min of meer gemengd bloed zijn niet bekend — patriotische leus maakte in den loop der geschiedenis wel eens, dat individueel men zijn afstamming verborg —-, maar zeker is dat onder de Filipino-leiders een onevenredig groot deel Spaansche of Chineesche voorvaderen heeft. Sociaal-economisch is de klove, die de bovenste laag der bevolking scheidt van de massa zeer breed. Slechts een kleine, maar groeiende middenstand vormt de ver- bmdingsschakel. Aan den eenen kant staat de groep die in levensomstandigheden gelijk staat met den welvarenden Amerikaan en aan den anderen kant de kleine landman, wiens levensomstandigheden wellicht het best en het kortst getypeerd worden door ze gelijk te...”
4

“... van den Phd.ppijnschen Generaal Aguinaldo eindigde de opstand pracüsch. Maar de Amerikanen hadden too ooo soldaten moeten inzetten. , . , , u—*™* Wanneer de Vereenigde Staten in betrekkelijke vrede-over het land hun bestuur hebben kunnen voeren over een bevolking, die herhaaldehjk tegen het Spaansche régime in opstand was gekomen en ook tegen hen een felle strijd had gevoerd, dan is dit te danken aan het feit dat in snel tempo maatregelen werden genomen, die het aanvankelijk wantrouwen der Filipino s over de inlossing der belofte tot zelfbestuur en nationale zelfverwezenlijking wegnamen. In zijn dissertatie: De verkrijging van de onafhankelijkheid der Philippijnen (Amsterdam 1935) maakt Mr. J. A. Buiskool t.a.v. het Amerikaansche bestuur een onderscheid in 5 perioden: 1. het militair bewind van 1898 1902; 2 het civiel commissoriaal bewind van 1902 i9°7; , , , ., 3‘. het bewind van de Philippijnsche commissie waarin een meerf rheid aan Amerikanen, met daarnaast een wetgevende volksvergadering...”
5

“...Amerikaansche ambtenaren absoluut noodzakelijk voor een goed bestuur en voor de politieke opvoeding der Filipino’s en voor het volbrengen van de taak der Vereenigde Stai.en in de Philippijnen. Minstens één generatie zou daarmede gemoeid zijn. In Washington viel de nadr'uk meer op de autonomie dan op goed bestuur. Men meende dat de verantwoordelijkheid voor den goeden gang van zaken op de Fili- pino’s in plaats van op Amerikanen diende te rusten. De Filipino s zouden politiek sneller vooruitgaan en meer tevreden zijn onder een niet zoo efficiënt Filipino- bestuur dan onder meer efficiënt bewind maar van voornamelijk Amerikanen. Alleen snelle eliminatie van de Amerikaansche posities in*het Philippijnsche regeerapparaat, vooral der Amerikanen in de leidende functies, kon het gestalde doel doen slagen. Die snelheid bereikte de nieuw-opgetreden Gouverneur-Generaal Reeds op den dag van Harrison’s aankomst begon het eliminatieproces. Door gedwongen ontslagname, vermindering van salaris in de hoogere...”
6

“...de eerste plaats was dë actie van Harrison geenszins gericht tegen het systeem van de civil service. Bij zijn maat- regelen hield hij naar den letter en naar den geest rekening met de betrekkelijke bepalingen. En in 1916 werd de Civil Service Act opgenomen in een nieuwe „Administrative Code . Verder was een groot deel der Filipino’s, dat de functie der Amerikanen overnam, opgeleid in den dienst en werd de Amerikaansche directeur van het Bureau of Civil Service eerst in 1920 vervangen door een Filipino met ambtelijke ervaring. Tenslotte was het „merit system” geenszins vervangen door het „spoils system want de man, die het in deze voor het zeggen had, de „Speaker Sergio Osmena, later nog President van de Commonwealth als opvolger van Queson, was in het geheel geen „spoils man”, hoewel inderdaad wel eens twijfelachtige ambtenaarsbenoemingen voorkwamen. In het z.g. Wood-Forbes Report is een der conclusies dat „de civil service wetten in het algemeen rechtvaardig zijn toegepast, hoewel er een...”
7

“... verhouding tusschen Secretary en Undersecretary. De laatste moest het ambt van den eerste waarnemen bij afwezen of verhindering enz. Deze bepaling werd van groot belang toen na afloop van het Harri^n-regime, met een opnieuw aan het bewind komen der Republikeinen in de ereenig e Staten, met de benoeming van den Gouverneur-Generaal Wood een geheel andere wind ging waaien. De bittere strijd tusschen Wood en de politieke leiders der Philippijnen, die het gevolg hiervan was, liep zoo hoog dat 5 Filipino Departe- mentshoofden hun ontslag namen. En in 4 Departementen duurde de situatie dat er geen politiek departementsleider was tot 1928. Wood rapporteerde, nadat dit 88...”
8

“...zou te ver voeren op de wisselvalligheden van het partijwezen in de Philip- pijnen en de Wisselwerking — wat eenzijdig overigens — tusschen leiders en partijen in te gaan, doch de afzonderlijke functie van'het leiderschap en de slechts enkek in dat opzicht veruitstekende figuren mogen niet zonder meer worden voorbijgegaan. Zooals gezegd was Osmena tot 1922 onbetwist die leider. De hoogste Filipino- instantie in het semiparlementaire deel van het Amerikaansche bewind en de hoogste partijfunctie van de grootste partij (de Nacionalistas) waren in één persoon vereenigd. Tot aan de Jones Act gaf dit van Filipino-standpunt geen moeilijk- heden, maar met die wet kwam naast de Kamer van Afgevaardigden, de Senaat te staan en van dien Senaat werd Manuel L. Quezon de eerste President. Gezien de figuur van Quezon en diens bekwaamheden moest hier de kiem voor oneenigheid zijn geschapen. Om der wille van de eenheid van het onafhankelijkheidsstreven konden het komend verzet en de tweespalt naar de toekomst...”
9

“...persoonlijkheid van een handjevol leiders. Naast Quezon waren dit in de eerste plaats Osmena en Roxas, die met Paredes tot aan de Commonwealthperiode de drie eenige Speakers van het House of Representatives waren geweest. Politiek niet opgewassen tegen genoemde leiders, maar als nationale figuren zeker te vermelden waren Generaal Aguinaldo, de oude aanvoerder van den opstand en Aglipay, het hoofd van de onafhankelijke Philip- pijnsche kerk. , Zooals reeds eerder werd opgemerkt, gaf Harrison aan de Filipino s de kans om, waar ook maar mogelijk, zelf de regeermachine te hanteeren. Verloop van tijd en de gang der geschiedenis zullen ook bij de tegenstanders van Harrison een milder oordeel hebben doen ontstaan. Maar tijdens en na die periode was de Amen- kaansche critiek fel. En de tegenstanders van Harrison wezen maar al te gaarne op wat zij noemden de resultaten van een regeering van Filipino’s. Maatregelen van groot gewicht waren genomen: het Gouvernement verkreeg de Manila Rail- road, het schiep...”
10

“...verder gaande macht van de hoogste uitvoerende instantie zou begeven, dan wel dat het aanvaarde twee- Kamerstelsel in dit opzicht een remmende of tegengestelde werking zou hebben. In ieder geval maakten de oorlogsomstandigheden door de buitengewone bevoegd- heden van den President een regelmatige groei en bloei van constitutioneele instel- lingen onmogelijk. 'De onbepaaldheid van de bevoegdheden van den High Commissioner was één der motieven voor de afwijzing van de Hare-Hawes-Cutting Act door de Filipino s. De Tydings-MacDuffie Act bracht in dit opzicht geen verandering en er lijken inderdaad twee bepalingen aanwezig die aan de Philippijnsche wetgevende Ver- gadering reden verschaften voor eenig wantrouwen. De eerste vraag is: welke zijn de bevoegdheden van den Hoogen Commissaris als de vertegenwoordiger van den President van de Vereenigde Staten in de Philip- pijnsche eilanden”. En hoe moest de volgende clausule worden opgevat: „Hij zal voorts die plichten en functies hebben waar te nemen,...”
11

“...Nutt en Francis B. Sayre .was het vooral de eerste die opkwam voor bepaalde Amerikaansche rechten en wanneer zijn ambtsperiode min of meer bewogen is geweest is dit niet daarom, maar om de politieke poging om de toekomstige verhoudingen van de Vereenigde Staten en de Philippijnen opnieuw in discussie te brengen en te herzien. President Quezon bepleitte in 1938/1939 onmiddellijke politieke onafhankelijkheid, indien het toch niet mogelijk mocht blijken met de Vereenigde Staten redelijke — naar Filipino-inzicht en ook naar dat van verscheidene Amerikanen — regelingen te treffen ter vervanging van de ongunstige bepalingen van de Tydings-MacDuffie Act. Het lijkt wel alsof deze eisch van „onafhankelijkheid, onmiddellijk” niet meer was dan een onderdeel van een politiek spel. Ernstiger en daarom van meer beteekenis was de zoo juist vermelde poging van den High Commissioner Mc.Nutt om een „realistic reexamination” te entameeren. In een radiorede van 14 Maart 1938 getiteld: Philippine-American Relations...”
12

“...wederkeerige economie tusschen de Vereenigde Staten en de ^Philippijnen. Dan is er het probleem van de militaire bescherming......” Aanvaarding van een schema als van Mc.Nutt zou voor de Philippijnen de uitweg kunnen zijn geweest uit de economische moeilijkheden voor de zeer nabije toekomst, maar, de onafhankelijkheidsdag van het Philippijnsche volk was een te sterke factor dan dat het politieke deel van het voorstel ooit algemeen instem- ming zou kunnen verkrijgen. Leidende figuren onder de Filipino s, die het in hun hart eens waren met de opvatting en voorstellen van Mc.Nutt, waagden het niet openlijk hun instemming te betuigen. Ook Quezon kon dit niet, doch indien overleg over de rede mogelijk was, had nij daarover gaarne onderhandelingen willen voeren. ^ r Een beweging om mee te gaan met de voorstellen van MacNutt kon tenslotte politiek niets bereiken. Het lijkt alsof de dreiging van den oorlog in de Pacific en de daarmee verband houdende urgentie van instandhouding van Amerika s de...”
13

“...de ^vciliginS van de nieuwe republiek " gezorgd en de Vereemgdé Staten daarvoor mede verantwoordelijk pk ,d zijn' ln rï94? f1?™ het Amerikaansche Congres het besluit om aan de Philippijnen de onafhankelijkheid te verleenen ook voor den eerder vastgestelden datum van 4 Juli 1946, wanneer de omstandigheden dat mogelijk maakten . Een andere Congresmaatregel van vergaande strekking was de vormiig Stens eS AmerikinÏT1 I944Krn ee.D FAlIlplT Rehabilitation Commission, bestaande uit 9 Amerikanen en 9 Filipino s. Aan deze commissie werd een uitgebreide opdracht hand?fi Want.zi],had aanbevelingen te doen over de na^orlogsche economie, de Toet d/TnC1^n’ de economische stabiliteit en het herstel van de Philippijnen. op t Me^iol,ding bl,na V°ltoold was’ «af President Truman een verkkring uit p?-l? ~ 1 r945> waarin hij zeide tot aan het einde toe de politiek tav de Philippijnen door President Roosevelt uitgestippeld te zullen üitvoeren Alle verordeningen en maatregelen tijdens de oorlogsperiode genomen...”
14

“...kunnen worden E« de verklaring van President Rochel., da. de b^ehemnng va» de Philinniinen voortaan tot de verantwoordelijkheid van de g bSrfe kan “veneer .o. grondslag de nntóair^m^ ™.e^* Vereenigde Staten als een moreele verbondenheid met de Phdippijnen Uthciee was de houding van het Philippijnsche gouvernement hiertegen zeker met meer afwiizend Letterlijk zei Osmena hieromtrent in 1944: „De handhaving van v - doinde^ LiSeme en luchtbases in de Pacific en de Philippijnen, mede gesteund doo, Filipino troepen, aal de wederzijdsche ^vol^ng^an aoowe d«^ Vereen,^ f' ™ wdVServan ^Ve^gd» State» gemachtigd met den President van de Commonwealth of van de ReP"“'e^fd^^PSgte„“r de t~ * mekomstige vrije tepnbhek der waarbij men zich goed- of kwaadschiks zal hebben neer te leggen. Het vraagstuk bij uitnemendheid dat nog voor de onafeankd^d d« Pip- pijnen diende te worden opgelost, was da* der econ° , B ll Tracje Act (April Vereenigde Staten. In de Philippine Rehabilitation jn de i946) werden de betrekkelijke...”
15

“...en Spaansche fascisten en door Filipino-collaborateurs.*Roxas vernietigt iedere oppositie door arbitraire uitsluiting van leden der tegenpartij uit het Congres of zelfs door het gebruiken van het leger voor het „vermoorden” der boeren van Midden-Luzon. De Vereenigde Staten zouden zich niet aan hunne verantwoor- delijkheid in dezen kunnen onttrekken, want het waren de figuren van MacArthur en MacNutt, die Roxas zijn hooge positie deden bereiken. Naar de meening van Millon rust op MacArthur het odium dat hij Roxas vfijuit deed gaan tegen evidente bewijzen van collaboratie in. En daardoor konden machtige financieele belangen, gesteund door rijke fascistische groepen en nog rijke collaborateurs de verkiezingscampagne voor Roxas entameeren. Een verkiezingscampagne, welke op 23 April 1946 Roxas met een kleine meerderheid over den candidaat van de Democratie Alliance, Osmena, won. Het leek geweiischt om het artikel van Millon zeer in het kort weer te geven, omdat ook andere kenners van de Philip-...”
16

“..., groeiend politiek contact tusschen Jap. en Filipino-Ieiders; dit laatste eenerzijds als onderdeel van een politiek spel, anderzijds door de meening dat het opgenomen worden in de Jap. sfeer toch onvermijdelijk was. Groote economische invloed van Japan in de Phil.; stroomannen en dummy-organisaties. . Na de capitulatie (6 Mei 1942) periode van terreur en armoede. In October 1943 instelling van een „vrije Phil, republiek onder presidentschap van José Laurel; Manuel Roxas was een zijner Ministers. Naast veel collaboratie in de maatschappelijke bovenlaag wijdverbreide georganiseerde guerilla-acdviteit in de beneden-laag. Ook hier de nieuwe Aziatische „Co-prosperity sfeer” met als gevolg bij de bevrijding (Juli 1945) een volledig ontredderd economisch bestel. § 5. De onafhankelijkheid der Philippijnen (105—110) 1943. Resolutie van Am. Senaat, den President machtigend de onafhankelijkheid der Phil, te be- spoedigen. 1944. Vorming van de Filipino-Rehabilitation Commission. 1945. Verklaring van...”