Your search within this document for 'anti' resulted in 14 matching pages.
1

“...diploma’s. De vereenigingen of corporaties, die deze scholen beheerden hadden dan zich aan eenige beperkingen van hun vrijheid van onderwijs (in den zin van: onderwijs geven) te onderwerpen: i°. het leerprogram en de leerboeken moeten zooveel mogelijk met die van openbare scholen overeenstemmen; 2°. het onderwijs moet een redelijken graad van deugdelijkheid bezitten; 3?. de onderwijzers moeten van goed zedelijk gedrag zijn; 4°. de schoolgebouwen moeten aan de noodige hygiënische eischen voldoen; 5°. anti-nationaal en staatsgevaarlijk onderwijs is verboden. De wijze waarop de vrijheid van onderricht in de practijk in staten met minder- heden beknot werd, maakte deze vrijheid illusoir. In Polen werden overdreven hygiënische eischen aan de schoolgebouwen gesteld. Egypte verbiedt Christelijke godsdienstlessen te geven aan Mohammedanen, terwijl...”
2

“...nationale held. Na zijn opleiding in Japan genoten te hebben behoorde hij tot „the thirty Comrades”, die het civiel bestuur zouden overnemen bij verovering van een provincie. Na den val van Moulmein (Z. Burma) werd de overname z.g. uitgesteld tot Burma geheel onderworpen zou zijn. Hij zocht daarom contact met de geallieer- den en stookte onderwijl tegen Japan, later stelde hij zich aan het hoofd van de „National Army” en viel den Japanners in den rug aan. Verder was hij ook de leider van de ,,Anti-Fascist Organisation , welke na de bevrijding van Burma (Rangoon 3 Mei 1945) de sterkste politieke beweging werd, welke alle partijen, zelfs de minderheden omvatte. De A.F.O. was in den aanvang van 1945 de Britsche Regeering gunstig gestemd en zeer bereid om medewerking te verleenen aan den wederopbouw. Hij kreeg dan ook den steun van Lord Mountbatten. • • Het gedurende den loop van 1945 door Groot-Britannië gedane aanbod van vrijheid binnen het Britsche Imperium werd evenwel in Burma niet gunstig...”
3

“...terugkeer van de Engelschen een zuivere opportuniteitspolitiek; snelle verkrijging van de onafhankelijkheid is hun doel en streven. De leidende vrijheidspartij — zich na het succes der geallieerden op haar oriën- teerend — werd na terugkomst van de Engelschen omgedoopt van „Fascist Party” tot ,,Anti-Fascist Organisation” (A.F.O.). Zij was met haar honderd duizend leden de grootsté partij; haar militaire component was de Burma National Army (B.N.A). De verdere partijen van beteekenis zijn de Thakin partij, de Communistische partij en de Mijoehit partij, voorts eenige partijen welke landstreken vertegen- woordigen met eigen, niet-Burmeesch karakter. Deze — de Karens, Kachins, Chins e.d. — zijn meestal anti-Burmeesch en pro-Britsch. Trouwens het overgroote deel der bevolking verwelkomde, na bevrijding der Japanners, de Britten als bevrijders. Bij terugkeer werd, zulks in opdracht van Lord Wavell en Lord Mountbatten, een uiterst clement standpunt ingenomen. Zulks gold niet alleen ten opzichte van...”
4

“...Britannië dagelijks wijder wordt, het is noodig dat Engeland tracht de kloof te overbruggen om te geraken tot het doel van de Britsche politiek n.1. dat Burma vrijwillig en spontaan deel blijft uitmaken van het Empire. De Anti-Fascist People’s Freedom League, gesticht door Aung-San, waarvan het lidmaatschap individueel was zoodat, volgens de Statuten, geen politieke partij als zoodanig kon toetreden, dreigde op korten termijn verkiezingen te willen houden en een onafhankelijke regeering te stichten. Zij zagen in den Uitvoerenden Raad in feite slechts een Adviseerende instantie. Overigens wordt in het ,, White-Paper- plan’ niet anders gezien dan een begunstiging van de kapitalisten terwijl de economische ellerjde met den dag toeneemt. De door Engeland te verstrekken leening voor den wederopbouw groot £ 80 millioen, renteloos voor de eerste twee jaar, zonder gefixeerde aflossingstermijn, wordt niet vertrouwd, men is bevreesd dat daardoor de Britsche controle over handel en industrie zal worden...”
5

“...van controle op de Chineesche scholen ingesteld. Deze verordening was in de eerste plaats noodig omdat de Kwomintang toen een anti-vreemdelingen campagne begonnen was. Vergelijking met Nederlandsch-Indië, waar wel soortgelijke moei- lijkheden werden ondervonden, dringt zich op, maar heeft toch weinig zin, aan- gezien nu eenmaal de getalsverhoudingen van de verschillende bevolkingsgroepen fn Malaya zoo geheel anders waren. De scholen werden de centra van anti- Britsche Agitatie. Het doel was in de eerste plaats de liefde voor het Chineesche vaderland te stimuleeren en verder actie tegen het Bntsche regime, een regime dat in handen van de Chineezen diende te rusten, want zij waren talrijker dan de Eneelschen en de Maleiers en behalve dat meer bekwaam dan de Maleiers. Heel waf scholen moest het gouvernement sluiten. Maar met de toenemende Japansche dreiging zakte de anti-Britsche agitatie af en verdween. Het aankweeken van een Chineesch patriotisme bleef echter een punt op het programma. Dat...”
6

“...gezinnen bezaten huis noch grond. Hoewel er vele kleine grondbezitters in de Philippijnen waren was in verhouding het aantal lieden zonder grondbezit voor een overwegend agrarisch land „shockingly high” zegt Hayden. ‘). Hoe het oorzakelijk verband is behoeft niet te worden nagegaan wanneer daarbij wordt vermeld dat de plaatselijke Chineesche of Filipino geldschieter overal — als in zoovele Oostersche landen — grooten invloed had. Pogingen hierin weer te voorzien door een goed landbouwcrediet en anti- woekermaatregelen zijn voor het bestaan van de Commonwealth ondernomen en gedurende de Commonwealth periode als onderdeel van een „social justice” program geëntameerd, doch afdoende oplossingen waren voor de komst der Japan- ners nog niet gevonden. Het lijkt dienstig t.a.v. het agrarisch probleem de lijn door te trekken vanaf het Spaansche bewind tot aan de totstandkoming van de Nieuwe Republiek teneinde de welhaast onoverkomenlijke moeilijkheden waarmede men aldus, sociaal en economisch, te...”
7

“...De Japanners onthielden zich van tegenmaatregelen zoo- lang de strategische veiligheid niet in het gedrang kwam; de gedachte aan het keeren van de kans in de naaste toekomst bepaalde wellicht mede deze houding. Zoo duldde Japan dat in 1944 tegelijk met den val van Toyo in Japan, Pibui Songgram door Kuan Aphaiwongse, een zakenman, populair bij de Siameezen om zijn onafhankelijke houding, werd vervangen. De Regent Pramat — de eenige, sinds in 1944 de andere Regent was afgetreden — begaafd en niet anti-Westersch gezind is het hoofd van het verzet. Zoowel hij als Aphaiwongse trachten alle Siameezen om zich te verzamelen en de nationale eenheid te bevorderen. De pers krijgt eenige vrijheid nu, de procedure van de Constitutie wordt hersteld. Maxi- mum hulp aan de geallieerden, minimum samenwerking met de Japanners is thans het programma van Pramat, van den premier en van de gekozen en benoemde leden van het Vertegenwoordigend Lichaam, die meerendeels de nieuwe richting steunen. De militairen w...”
8

“...vroegeren Vrijzinnig-Democratischen Bond, in welk politiek milieu Van Deventer weer een traditie schiep, voortgezet door mr. A. M. Joekes, den deskun- dige voor de overzeesche gebièdsdeelen in de Tweede Kamer-fractie van de Partij van den Arbeid. Wat andere politieke partijen betreft, vermelden wij bij voorbeeld van de R.-K. Staatspartij de reeds eenigszins vergeten figuur van mr. H. A. des Amorie van der Hoeven en van een W. H. Bogaardt, opgevolgd door ir. Feber en Generaal- Majoor Bajetto. De Anti-Revolutionaire Partij kan gewagen van een Keuchenius, een Idenburg en een Colijn. De Christelijk-Historische Unie, levende uit hetzelfde beginsel en dus in menig opzicht verwant aan de vorenvermelde tresviri, zag in latere jaren haar koloniale politiek gedragen door een B. C. de Savornin Lohman in de Eerste, en door den oud-zendingsconsul Van Boetzelaer van Dubbeldam in de Tweede Kamer. Wie denkt, terugblikkende op de politiek der liberalen, niet aan de hooge figuur van mr. D. Fock, die trots...”
9

“...secretarissen. Het oudste, reeds in 1878 opgestelde partijprogram is dat der Anti-Revolutionaire Partij. De gedachten over koloniale politiek, er in neergelegd, vinden uitvoerig toelichting en bespreking op de bladzijden 498 tot 549 van Colijn’s politieke Standaardwerk: Saevis tranquïllus in undis. Ze zijn samengevat in het tegenwoor- dige artikel 21 van het program in dat merkwaardige geserreerde proza, waarin de anti-revolutionaire leiders zoozeer uitmunten. Voorop wordt gesteld de eisch, dat onze staatkunde ten opzichte van de over- zeesche gebiedsdeelen wordt gedragen door het beginsel eener zedelijke roeping. Wij vinden deze zinsnede terug in de Troonrede van 1901 bij het eerste optreden van het Ministerie-Kuyper. Die „zedelijke roeping”, aldus vervolgt het artikel, „leide er steeds meer toe, dat zoowel de economische als de sociale en politieke verhoudingen in overeen- stemming worden gebracht met de anti-revolutionaire of christelijk-historische beginselen. De Regeering richte haar...”
10

“...Oosterling met den Westerschen mensch. Voorts treedt hij in een bespreking van de controverse, die allengs is komen te ontstaan tusschen het anti-revolutionaire standpunt en de politiek der Regeering ten aan- zien van het — door beiden nagestreefde —- bevorderen van de autonomische ontwikkeling der inheemsche bevolking. Hèt cardinale punt van verschil noemt hij, dat de Regeering in 1916, in stede van aan te vangen met het betrekken van de inheemsche bevolking in het bestuur van belangen, behoorende tot de locale sfeer en tot haar huishoudelijke aangelegenheden,' er toe is overgegaan, aan het gebiedsdeel Nederlandsch-Indië een zekere mate van autonomie toe te kennen, terwijl men de dagelijkjche bestuursvoering in de inheemsche sfeer voorshands onveranderd liet, (t.a.p. blz. 530.) „Daarmee”, zoo vervolgt hij, „werd een keuze gedaan, die tegen het anti-revolu- tionair beginsel inging.” Colijn betoogt dan, dat voornamer dan de ontvoogding van Indië is de ontvoogding van den inlander, van den...”
11

“...Japan, waaraan toegegeven door toenmalige G.G.’s, gevolgd door accoord met Vichy-regeering in Aug. ’40 en diverse andere accoorden, tengevolge waarvan Fransche administratie tot 9 Maart ’45 in tact. Daarop interneering van de Franschen en begin van periode van anarchie en burgeroorlog. Nieuwe republiek Viet-Nam onder presidium van Ho Chi Minh: breekt zoowel met vroegere verhouding tot Frankrijk als met het door de Franschen steeds gehandhaafde mandarijnen-stelsel. Na capitulatie van Japan: felle anti-Fransche stemming in Indo-Chine en Frankrijk tegenwerkende Chineesche invloeden. Reeks van accoorden en conferenties'. a. 7 Jan. *46: nieuw statuut aan Cambodga: autonoom binnen de Union frangaise; Commissaire de la République adviseur des Konings en vertegenwoordiger van Frankrijk en Indochineesche federatie, onder wien voorloopig verschillende aan de toekomstige Indochineesche federatie voorbehouden openbare diensten ressorteeren (Admiraal d’Argenlieu). Fransche adviseurs t.b.v. de 7 ministers...”
12

“...betreft werd in uitzicht gesteld een versnelling van de Bur- manisatie, welke reeds met succes in 1924 was ingezet. Zij zou in de naaste toekomst ook worden toegepast bij de hoogste posten van het Binnenlandsche Bestuur, de Politie en het Leger. De „Civil-Service Class I” in 1923 uitsluitend Britsch, bestond in 1942 reeds voor 3/5 deel uit Bur- meezen ; in het Hooggerechtshof zaten Inheemsche leden, terwijl alle magistraten reeds van Burmeeschen landaard waren. De leidende vrijheidspartij is de Anti-Fascist People’s Freedom League (A.F.P.F.L.), gesticht door U Aung San, de meest representatieve figuur van den laatsten tijd. Persoonlijk is hij geporteerd voor blijvende vriendschappelijke betrekkingen met Groot-Britannië. De communistische partij staat onder U Thein Pe, terwijl U Than Fun leider is van de Vrijheidsbond, welke als vrijheidsvlag voert een zilveren ster op rood veld en welke bond eischte dat de Britsche Re- geering vóór 31 Januari 1947 een verklaring zou afleggen dat Burma binnen...”
13

“...visscherij. Onderwijs en politiek-, na eersten wereldoorlog onderwijs belangrijk ontwikkeld in kwaliteit en quantiteit, speciaal voor Maleiers, als tegenwicht tegen toenemende druk van Chineezen en Indiërs. Evenwel ontstaan van surplus aan intellectueelen met Westersche oriënteering, beroepswerkeloozen en politieke ontevredenheid. Vanaf 1923 ook subsidies aan goedgekeurde Chineesche scholen; controle ingesteld (Registration of Schools Ordinance), noodig om anti-vreemdelingen campagne der Kwomintang, waardoor juist de scholen centra van anti-Britsche agitatie. Nieuwe onderwijspolitiek van Sir Cecil Clementi: verhooging van schoolgelden en Maleisch als voertaal: heftig verzet der Chineezen, waaraan uiteindelijk toegegeven. Gevaarlijke acties van Kwomintang en communisten in twintiger en dertiger jaren. 1930: voorstel van Sir Cecil Clementi om Kwomintang tot onwettige organisatie te verklaren; na protest Chineesche Regeering compromis: niet onwettig indien en voor zoolang geen vertakkingen in...”
14

“...St. Generaal verdediging vindt). Program der Anti-Revolutionaire Partij, art. 21 (als vastgesteld in'I9i6): staatkunde t.o.v. de over- zeesche gebieden wordt gedragen door het beginsel eener „zedelijke roeping”; beoogt o.m. bevordering der stoffelijke welvaart, verbetering der sociale verhoudingen, autonomische ontwikkeling der inl„nd«.-h* bevolking; bestuursdecentrahsatie; het belang der kerstening; voor de West financiëele zelfstandigheid voor eigen huishouding en economische verheffing der bevolking c°h> in Saevis tranquillus in undis” (i934):artikel 21 behoeft aanvulling gezien de ontwikkeling overzee, het Aziatisch réveil, naast betere verbindingen en dus meer contact tusschen Oost en West! Controverse tusschen A.R. standpunt en regeeringspolitiek, welke er toe overging het gebiedsdeel N. Indie m zekere mate autonoom te maken met voorshands onveranderd laten van de dagelükscbe bestuurs- voermg in de inheemsche sfeer, hetgeen tegen het anti-revolutionair beginsel in ging. Colijn bepleit...”