1 |
|
“...voortvloeien voor de Dominions of voor India,
tenzij deze gebieden zelf die verplichtingen op zich namen. Als diplomatieke
eenheid geraakte het Britsche Rijk dus meer en meer uiteen.
De Rijksconferentie van 1923 ging er in haar besluiten van uit, dat de Dominions
een eigen verdragsrecht bezitten.
Wat betreft de binnenrijksche betrekkingen (inter-imperial relations), daarover
bleek verschil van meening te bestaan. Ierland verwierf in 1921 na den Ierschen
opstand den status van Dominion krachtens het Anglo-Iersche „verdrag” van dat
jaar. *) • " ,
De Iersche Regeering liet dit laatste verdrag te Genève inschrijven als een inter-
nationaal verdrag op den voet van art. 18 van het Volkenbondsverdrag. De Britsche
Regeering protesteerde hiertegen bij het Secretariaat van den Volkenbond onder
aanvoering, dat de betrekkingen tusschen de deelen van het Britsche gemeenebest
niet worden beheerscht door het volkenrecht, doch betrekkingen van deze. deelen
„inter se” zijn, niet op één lijn staande met betrekkingen...”
|
|
2 |
|
“...gaan, maar op 1 Januari van het volgende jaar al besluit de All India
Moslim Conference wederom tot handhaving van de bestaande wet, die de ge-
splitste kiezerscorpsen voorschreef. Op de Ronde Tafel 'Conferentie komt het
evenmin tot een compromis. De minderheden spannen samen; in een gezamenlijk
onderteekende nota van de vertegenwoordigers der Mohammedanen, de zg.
„Depressed Classes” (in hoofdzaak de laagste kasten der Untouchables, de Onaan-
raakbaren), een deel der Indische ChristenenJ),_ de Anglo-Indians (Indo-Europea-
nen) en de Europeanen kanten zij zich tegen de „joint electorates”, de ongesplitste
1) De wet van 1892 kende officieel geen verkiezingen maar „aanbevelingen” van allerlei gemeen-
schappen.
2) Lang niet alle Indische Christenen zijn voor „separate electorates”.
98...”
|
|
3 |
|
“...Op 4 Augustus 1932 hakte de
Minister van India namens de Regeering de knoop door. Deze befaamde „Commu-
nal Decision”, ook wel Communal award (rechterlijke uitspraak) genoemd, werd
gepubliceerd en aan het Parlement voorgelegd. Zij sprak zich uit voor het beginsel
der gesplitste kiezerscorpsen voor bepaalde groepen, die dan hun bij de wet vast-
gestelde aantal vertegenwoordigers in de verschillende provinciale raden zouden
kiezen. Dié groepen waren: de Mohammedanen, Sikhs, Indische Christenen,
Anglo-Indians (Indo-Europeanen) en ook de „Depressed Classes”. Deze laatsten
zouden echter ook mee mogen kiezen in het algemeene kiezerscorps („general
constituency”), dat grootendeels uit Hindoe’s en verder uit allerlei kiezers, die niet
tot de minderheden behooren, zou bestaan; deze regeling zou echter voor 20 jaar
gelden.
Voorts zouden ook belangengroepen als Arbeidersvereenigingen, Handel- en Nijver-
heid, mijnbedrijven, landbouwondernemingen, grootgrondbezitters (landholders)
en universiteiten...”
|
|
4 |
|
“...achtten aan de Regeeringsbelofte van 1909 en het
Lucknow-pact van 1916), en de Sikhs (om de door hen bewezen diensten aan het
Indische leger), toch ook speciale electorates aan „planting and mining interests”
(cultures en mijnbedrijven), kamers van koophandel, grootgrondbezitters en
universiteitert voorstellen. De vertegenwoordigers der andere minoriteiten zouden
de rapporteurs liever benoemd zien. De wetgever ging veel verder, stelde ook
afzonderlijke kiescorpsen in voor Indische Christenen, Anglo-Indians, Europeanen;
zelfs werden voor de niet-Brahmanen in Madras en voor de Mahratta’s in Bombay
nog een bepaald aantal zetels gereserveerd, die echter door het algemeene kiezers-
corps bezet zouden worden.
Typisch is, dat de Commissie Simon als definitie van communal representation
geeft een vertegenwoordiging van een religieuze gemeenschap middels door die
gemeenschap gekozen leden voor een bepaald aantal voorgeschreven zetels. Zij
vindt deze vertegenwoordiging van godsdienstige gemeenschappen...”
|
|
5 |
|
“...castes”, zooals zij in de wet van
1935 worden genoemd, hebben een aantal zetels gekregen, dat over het algemeen
vrijwel met het bevolkingscijfer overeenstemt.
Het aantal Indische Christenen in Britsch-India (d.i. dus buiten de zg. Indian
States, waar bijna 3 millioen Christenen wonen) bedroeg in 1941 ongeveer 3I
millióén zielen, d.i. ongeveer 1 pet. van de totale bevolking. Hun totaal aantal
zetels in de „Legislative assemblies” bedraagt 20 op een totaal-generaal van 1585
d.i. ruim 1 pet.
Voor de Anglo-Indians en Europeanen moge naar de volgende paragraaf verwezen
worden.
De bovengenoemde cijfers hebben betrekking op zetels in de „legislative assemblies”
(wetgevende raden). In zes provinciën, Madras, Bombay, Vereenigde Provinciën,
Bengalen, Bihar en Assam zijn naast deze „Lagerhuizen’’ zg. „legislative councils”
(Hoogerhuizen) ingesteld. Van de minderheden kiezen alleen de Mohammedanen,
Europeanen en de Indische Christenen (alleen in Madras) hun vertegenwoordigers
in de raden. De Gouverneur...”
|
|
6 |
|
“...hierop nog terug in § 4.
Voor het kiezen van de Constituante in 1946, is het principe van de gesplitste
, kiezerscorpsen gedeeltelijk verlaten. Deze Constituante werd gekozen door de
„Legislative Assemblies” (dus: de Lagere Huizen) van de provincies. De leden
dezer raden werden in drie kiezerscorpsen verdeeld: x°. algemeen kiezerscorps;
20. de Mohammedanen; 30. de Sikhs. De Indische Christenen, Anglo Indians,
Europeanen2) en leden van andere minderheden werden dus in de eerste groep
ondergebracht. Door deze groep werden o.m. 25 vertegenwoordigers van de
Depressed Classes, 7 Indische Christenen en 3 Anglo-Indians gekozen.
Tenslotte hieronder nog eenige cijfers van de belangrijkste „communities”, ondeend
aan R. Coupland, Indian Politics blz. 339 (de cijfers zijn in 1000-tallen uit-
gedrukt) .
Provincie s) Hindoes die niet tot de scheduled castes behooren Scheduled castes Moham- medanen Christenen Sikhs Totale bevolking
Madras 34 731 8 068 3 896 2047 0.4 49 342
Bombay 14 700 I 855 I 920 375 8...”
|
|
7 |
|
“...
Op de Ronde Tafel Conferentie werden zij door den zeer actieven Sir Henry
Gidney vertegenwoordigd, die ook aan het Joint Committee een uitvoerig memo-
randum indiende. Ook door een lid van het Hoogerhuis, Lord Hardinge of
Penshurst, is in een memorandum gepleit voor de Anglo-Indians. Hij wijst daar op
de verantwoordelijkheid van de Britsche natie voor het bestaan dezer groep, wier
leden gedurende 100 jaren telkens in tijden van gevaar en spanning buitengewone
diensten hebben bewezen, bij voorbeeld gedurende de beruchte Mutiny (muiterij)
van 1857 en in den eersten wereldoorlog, bij de opstand in Pandjab van 1919, enz.
Ook in het Joint Committee en in Hooger- en Lagerhuis is er voor de belangen en
aanspraken van de Anglo-Indians gepleit. ,
De Hindoesche partijen zijn ook tegen afzonderlijke electoraten voor deze groep
van menschen, die India als hun vaderland beschouwen. Het zg. Indian Central
Committee, de uit Indiërs bestaande commissie, die met en naast de Commissie
Simon werkte, stelde...”
|
|
8 |
|
“...te vergelijken — de Anglo-Indians hierbij op, dan komen we tot hoogerc absolute,
maar lagere relatieve cijfers voor India:
zielental in op de 1000
absolute cijfers zielen van de
tot. bevolking
India 406 428 1,2
Nederlandsch-Indië 240417 3,9
De economische beteekenis van de Europeanen is in India kleiner dan in Neder
landsch-Indië. De Engelsche niet-ambtelijke gemeenschap houdt zich voornamelijk
met scheepvaart, handel, bankwezen en industrie bezig, maar groot is die gemeen-
schap niet, volgens een schatting in 1942 ongeveer 20000 man. Een kwart deel
van het totaal aantal Europeanen zit in het leger, althans in 1931 (70000 man).
In de cultures is de bulk van het Europeesche kapitaal in de theecultures van
Assam geïnvesteerd. De suiker-, katoen- en ijzer- en staalindustrieën zijn grooten-
deels in handen van Indiërs. Ook in de gouvernementsdienst is, gelijk algemeen
bekend, de numerieke beteekenis der Europeanen veel geringer dan in het Neder-
landsch-Indië van 1930. Belangrijk — uit een...”
|
|
9 |
|
“...
Op de Ronde Tafel Conferentie is de vraag besproken of de minoriteiten niet op
een of andere wijze ook vertegenwoordigd dienden te zijn in de ministerieele
kabinetten van de Provincie en de Federatie.
De Congrespartij heeft in haar memorandum voorgesteld om bij „convention”
vast te stellen, dat bij de formatie van kabinetten met de belangen der minoriteiten
rekening zou worden gehouden.
In het memorandum van de vertegenwoordigers voor de Mohammedanen,
Depressed Classes, Indische Christenen, Anglo-Indians en Europeanen wordt
verzocht om bij „convention” te bepalen, dat vertegenwoordigers van Mohamme-
danen en andere minoriteiten van belangrijke grootte, in de kabinetten moeten
worden opgenomen.
De Sikhs vragen 1/3 deel van de zetels van het kabinet der Provincie Pandjab.
Een voorstel van anderen aard werd door Pandit Nanak Chand bij het Joint
Committee voorgebracht, om voor geheel India een Minorities Protection Board
te benoemen, bestaande uit twee Hindoe’s, één Mohammedaan en één Christen...”
|
|
10 |
|
“...Het gezamenlijk voorstel van de vertegenwoordigers der Mohammedanen*
Depressed Classes, Indische Christenen, Anglo-Indians en Europeanen spreekt van
het garandeeren van een bescherming tegen discrimineerende wettelijke bepalingen;
garantie van de volle vrijheid van godsdienst in den ruimsten zin des woords, ook
de vrijheid van bekeering, („propaganda” staat er in het Engelsch) *) met inacht-
neming van de bepalingen ter handhaving van orde en goede zeden. Verandering
van geloof mag niet gepaard gaan met verlies van burgerrechten, en niet strafbaar
gesteld worden. De constitutie zal passende waarborgen bevatten voor de bescher-
ming van godsdienst, cultuur en „personal law” (personenrecht). Het genot der
burgerrechten moet gewaarborgd worden door sancties. Bijzondere rechten worden
voor de Depressed Classes gevraagd.
De vertegenwoordiger van de Hindoe Mahasabha (de vereeniging van orthodoxe
Hindoesche politici) wil ook volle godsdienstige vrijheid, die ook, evenals in het
vorige voorstel...”
|
|
11 |
|
“...Van een Koninklijke Proclamatie in 1935 of in 1937, toen de wet in werking
begon te treden, heb ik niets kunnen vinden.
§ 6. Toelating van minderheden tot Overheidsbetrekkingen
De vrijheid om een eigen beroep te kiezen kan voor de leden der minderheden
beperkt worden, wanneer de Overheid hen niet tot den Staatsdienst toelaten, of
althans de toelating zoo bemoeilijken, dat zij om bepaalde redenen geen toegang
tot die diensten kunnen verkrijgen. En nu verkeeren juist minderheden als
Mohammedanen, Anglo-Indians en Depressed Classes, wegens hun geringere
schoolsche kennis, in een ongunstige positie, sedert de vergelijkende examens („open
competition”) over toelating beslissen.
Dit heeft de Britsche Regeering genoopt, om dezen eisch niet in alle consequenties
te handhaven, maar daarnaast met vermeende aanspraken van de minderheden
rekening te houden, misschien wel tot schade van de efficiency der diensten,
hoewel toch examens niet het eenige juiste criterium van geschiktheid behoeven
te zijn.
In...”
|
|
12 |
|
“...De woordvoerders der minderheden zijn het natuurlijk daarmee niet eens. Dat
blijkt uit punt 12 van de resolutie van de Muslim League van 1929 waarin voor
de Mohammedanen een evenredig aandeel der betrekkingen in allerlei Overheids-
diensten, rekening houdende met de eischen van efficiency, wordt gevraagd. Het
blijkt ook uit het gezamenlijk memorandum dezer groepen (Mohammedanen,
Depressed Classes, Indische Christenen, Anglo-Indians en Europeanen).
In dit memorandum komt een passage voor, speciaal gewijd aan de Anglo-Indians.
Met de toenemende „Indianisatie” zijn de Anglo-Indians uit tal van diensten door
de Indiërs verdrongen. Hoewel hun status, gelijk uit een ministerieele rede blijkt,
soms die van de Europeesche „British Subjects” benadert, maar voor gouverne-
mentsbetrekkingen gelijk is aan die van de Indiërs en zij dus met dezen op één
lijn staan, nemen de goedkoopere en vaak beter geschoolde Indiërs steeds meer
hun plaats in. Het sub-comité voor de Openbare diensten (services) op de...”
|
|
13 |
|
“...totale reserveering bij de Spoorwegen 25 pet. voor de Moham-
medanen, 8 pet. voor de Anglo-Indians en 6 pet. voor andere minderheden
bedraagt. Deze percentages kunnen plaatselijk hooger pf lager zijn naar gelang
ér veel of weinig van deze „communities-’ wonen of werken. Voor andere Dien-
stéh zijn weer andere cijfers vastgesteld.
Boven in § 3 (blz. 104) werd reeds vermeld hoe zeer men in het Joint Committee
en Parlement van de aanspraken der Anglo Indians op boven bedoelde betrekkingen
ovèrtuigd was, en in art. 242 van de Government of India Act 1935, lid 2, wordt
de z.g. Federal Railway Authority (een college van zeven personen, dat de Staats-
spoorwegen bestuurt) opgedragen om bij zijn benoemingen te letten op den band,
die in het verleden tusschen de Anglo-Indians en den Dienst der Spoorwegen heeft
bestaan en in het bijzonder op de soort, den aard- en de percentages van de betrek-
kingen, die Anglo-Indians in dien Dienst vervulden, zoomede hun belooningen.
Overeenkomstig voorschrift...”
|
|
14 |
|
“...op de Ronde Tafel Conferentie en gedurende de vergade-
ringen van het Joint Committee'geweest, doch uitsluitend wat het onderwijs aan
Europeanen en Anglo-Indians betreft. Het onderwijs aan andere minderheden,
zooals Mohammedanen, Sikhs, Depressed classes schijnt geen problemen te geven.
Globale gegevens over het Europeesch onderwijs, dat zich wel grootendeels zal
bepalen tot onderwijs aan Anglo-Indians en de z.g. Domiciliated Europeans, de
„blijvers” 1), vond ik in het rapport van een door de Commissie-Simon afge-
splitste sub-commissie onder leiding van Hartog, die gegevens over onderwijs ver-
zamelde.
In 1927 telde men in Britsch-India 421 scholen waarvan de meerderheid in handen
was van de Zending en Missie; 95 werden er beheerd door de Staatsspoorwegen,
speciaal voor kinderen van het personeel, dat, zooals bekend, voor een deel uit
Anglo-Indians bestaat. Openbare scholen zijn blijkbaar zeldzaam; het rapport
meldt er slechts drie in geheel Bengalen, één in Madras, geen in Bombay. Ook...”
|
|
15 |
|
“...minstens 3/4 van het totaal aantal leden der wetgevende macht.
Verder zou ter wille van de eenheid van het onderwijs naast een provinciale „Board
for Anglo Indian Education”, die uit de Ministers van Onderwijs en Financiën en
door den Gouverneur-Generaal te benoemen leden (vertegenwoordigers der
Universiteite», van de Beheerders der Indo-Eur. scholen en twee Anglo-Indians)
zou bestaan, een „Interprovincial Board” dienen te komen, die de uniformiteit,
de coördinatie en de inspectie van dit onderwijs over geheel India zou regelen.
De kosten van deze Boards zouden door de Provincies gezamenlijk gedragen worden.
In artikel 83 van de Government of India Act is het eerste voorstel van de Com-
missie in hoofdzaak overgenomen. Als basis van de bestaande subsidie is echter
aangenomen het gemiddelde jaarlijksch bedrag over de jaren 1923—1933.
Uit het rapport-Hartog moet opgemaakt worden, dat ook subsidie’s en andere
vormen van Overheidssteun (vrijstelling schoolgelden en verleenen van beurzen)
aan Moh...”
|
|