Your search within this document for 'plan' resulted in five matching pages.
1

“...van het jaar 184-2 af gedrukt was, dat eene toe- vallige omjiandigheid de uitgave van dit laatjie ge- deelte heeft vertraagd en tot op heden doen uitjlel- len: dit zij eene verfchooning voor eenige zaken, die in het eerjle jluk voorkomen en reeds geheel of gedeeltelijk zijn veranderd. Ik heb mij beijverd, om deze Verzameling zoo volledig mogelijk te maken tot op dit tijdjiip, want het ligt in den aard der zaak, dat aan de volle- digheid van zulk een werk altijd veel moet ontbre- ken. Het geheele plan van dit werk brengt zekere onvolledigheid mét zich mede, waarom ik ook, toen wijlen de Raadsheer VAN HAMEL8VELD, mijn waarde oom, dit werk begon, Zijn Ed. aanraadde liever jaarlijks de meest belangrijke wetten en be- Jluiten bijeenverzameld uit te geven, dan zich door de rubriek8gewijze verdeeling de handen te binden en daardoor aanleiding te geven tot mindere vol-...”
2

“...VI VOORREDE. maaktheid. Intusfchen hebben de opgevolgde Jlerf- gevallen mijner bloedverwanten mij dit werk doen eindigen, waarin veel meer moeite gelegen is, dan men zich oppervlakkig kan verbeelden: dikwijls heb ik bemerkt, dat ik in mijne gedachte geen ongeluk had gehad, vooral bij het zien der talrijke aantee- keningen, die door den eerjlen ontwerper reeds voor de supplementen der eerjle deelen gemaakt waren. De uitgebreidheid, die dit tweede fiuk verkregen heeft, deed mij af zien van het plan ten aanzien der arresten van den Hoogen Raad, waarvan in de Voorrede van het eerjle jluk gefproken is. ’s Gravenhage, P. SIMONS. 01 Januarij i844....”
3

“...ken, van denzoden Augustus 1842, n°. plan vöor de inrigting van gezegde Akademie; Gezien dé rapporten van Onze Ministers van Financiën en van Koloniën, alsmede het nader rapport van Onzen Minister van Binnenlandfche Zaken, van den 2oden October 1842, n°. 155bis, 5de Afdeeling; Den Raad van State gehoord; Hebben goedgevonden en verdaan, te bepalen : Art. 1. De Akademie zal in werking gebragt wprden in de localen en gebouwen, welke het Stedelijk Beduur van Delft heeft aan- X. DEEL. 58...”
4

“...KONINKLIJKE AKADEMIE. h. De geologie; gronden dezer wetenfchap, algemeen doel derzelve, plaatfing, ligging, zamenftelling en clasfificatie der rocfen. i. Natuurlijke historie; algemeene gronden derzelve, ftelfels van clasfificatie voor het dieren-, planten-* en mineraalrijk. k. De bouwkunde (voortzetting); zamenftelling van gebou- wen, aanwijzing der hoofdzakelijke vereischten, die bij het bouwen moeten worden in het oog gehouden; be- langrijkheid van goede fonderingen; ontwerp en teekenen in plan, opftand en doprfnede van burgerlijke woonhui, zen, buitenplaatfen en groote gebouwen, met begrooting der kosten enz.; verwarming- en verluchtingtoeftellen. /. Waterbouwkunde en conftructie der publieke werken; be- fchrijving der voornaamfte dezer werken, die hier te Lande en elders beftaan, zoo als bruggen, flnizen, waterleidin- gen, fpoor- en ftraatwegen enz., enz. m. Praktifche werktuigkunde; verklaring van de zamenftelling en uitwerking van onderfcheidene werktuigen, bijzonder- lijk van water-...”
5

“...mechanica behoorende. c. Befchrijvende meetkunst; het vervaardigen van zoodanige épures, als dienftig zijn tot oefening in de fpeciale vak- ken, waarop de Leerlingen zich toeleggen. d. Waterbouwkunde en conftructie der publieke werken (ver- volg) , het bouwen van werken, die in het water Haan; welke bouwftoffen daartoe gebezigd moeten worden; ont- werp van Huizen, bruggen, gebouwen enz., op te ma- ken met bijvoeging van gedetailleerde opgaven der kosten of het zoogenaamde bellek, voorgelteld in plan, opftand en doorfnede. Befchrljving der werktuigen en hulpmid- delen, die bij deze foort van bouwwerken kunnen gebe- zigd worden, zoo als opene- en tromvijzels, duikerklok en duikerhelm, enz., enz. e. Hydrographic der Nederlanden; befchrijving der rivieren en wateren; gefchiedenis der groote overftroomingen, ijsgangen en dijkbreuken, enz.; voorzorgen en hulpmid- delen bij deze rampen in het werk gefield; meren, plas- fen en droogmakerijen; regten der Polderbefturen en Heemraadfchappen, enz., enz...”