1 |
 |
“...werden opgenomen in de steden, heerschte in Holland ten zuiden van het
IJ een internationaal leven.met veel vreemde elementen van elders. De be-
woners der Zuid-Hollandsche eilanden toonen in den lichaamsvorm en de haar-
kleur vermenging van andere rassen met Franken. Deze bevolking is bijna
geheel protestantsch, streng kerkelijk godsdienstig, met afkeer van het
nieuwe. Het is een menschenslag, standvastig en geduldig, waar het de
bevordering van eigen belangen betreft, vol vrijheidszin en met een warm
patriottisme.
Hoewel veelvuldig vermengd en geschakeerd met vreemde elementen, typisch
ontwikkeld in de groote, schier zelfstandige steden, heeft zich tenslotte uit
die veelheid toch een nationaal-Hollandsche eenheid gevormd. Het algemeen
economisch en staatkundig belang heeft de deelen ten opzichte van het buiten-
land bijeengehouden en onder den invloed der groote steden tot een provincie
vereenigd. Daardoor is een nationale band gelegd, die in de 19de eeuw, toen land
en stad gelijk werden in...”
|
|
2 |
 |
“...koudbloed paard (Belgisch type). — Ook in een deel van
.Gelderland, Zuid-Holland en Groningen wordt in deze richting gefokt. —
Uit onderstaand staatje blijkt, dat in 1920 van de 974, ingevolge de verplichte
Rijkshengstenkeuring goedgekeurde hengsten, welke ter dekking stonden,
er 361 tot warmbloedige en 613 tot koudbloedige rassen behoorden, als volgt
over de verschillende provincies verdeeld:
AANTAL GOEDGEKEURDE HENGSTEN, WELKE IN 1920 HEBBEN GEDEKT:
Provinciën: Trekpaard. Tuigpaard en verdere warm- bloedige rassen.
Groningen 21 60
Friesland. . . . . . . ,. . 3 54
Drenthe . . ....... . . . , 3 46
Overjjsel. . . . . . . . . .... . . 11 15
Gelderland . . . . . ^. 79 60
Utrecht . ... 1 '27
Noord-Holland. . . . 13 43
Zuid-Holland 62 41
Zeeland 212 ___
Noord-Brabant 109 14
Limburg . 99 1
Totaal . . . 613 361
Nederland is, wat mannelijk fokmateriaal betreft, langzamerhand veel minder
afhankelijk geworden van het buitenland. De provincie Zeeland (hoofd-
zakelijk Zeeuwsch-Vlaanderen)...”
|
|
3 |
 |
“...nden
zelve de menschen te verzamelen, die de voorbereiding van het groote plan
zouden willen ter hand nemen en de uitvoering .krachtig bevorderen. De
oprichting der Zuiderzee-Vereeniging op 28 April 1886, waarvan ge-
noemd Kamerlid Buma voorzitter en de heer Yan der Houven van Oordt
secretaris was, is inderdaad een keerpunt geweest.
Deze krachtige vereeniging, waarvan thans mr. G. Vissering voorzitter is,
heeft niet alleen door onverflauwde propaganda de belangstelling voor het
grootsche werk warm gehouden, doch zij heeft ook mogeiijk gemaakt, dat
een in hoofdzaak definitieve technische grondslag werd gegeven aan de plannen
van drooglegging, die aanvankelijk slechts door enkele algemeene lijnen
waren aangeduid geworden. Zij stelde daarbij terecht op den voorgrond,
dat, met afwijking van alle bestaande vooroordeelen, begonnen moest worden
met een onpartijdig onderzoek naar den toestand der geheele Zuiderzee.
De Yereeniging voor de uitvoering van dat onderzoek en voor het opmaken
van een...”
|
|