Your search within this document for 'parti' resulted in four matching pages.
1

“...dat het Nederlandsch mijnbedrijf iets zou gaan beteekenen. Tn 1899 achtte de regeering het wenschelijk na te gaan of het aanbeveling verdiende de nog hangende concessie-aanvragen te verleenen, dan wel de terreinen geheel of gedeeltelij k voor staatsexploitatie te reserveeren. Teneinde dit te onderzoeken werd bij Koninklijk besluit van 17 April 1899, n°. 59, een Staatscommissie benoemd, die het volgend jaar haar rapport uit- bracht, waarbij zij in overweging gaf de terreinen gedeeltelijk door parti- culieren, gedeeltelijk door den Staat te exploiteeren. De regeering week in zooverre van dit rapport af, dat zij een ontwerp van wet indiende, tot strekking hebbende het geheele toen ter tijde door boringen verkende Zuid-Limburgsche steenkolenterrein ter grootte van circa 16400 H.A. voor ontginning van staatswege te reserveeren, welk ontwerp als wet van 24 Juni 1901 in het Staatsblad n°. 170 werd geplaatst; hiermede was het fundament voor het Staatsmijnbedrijf gelegd. Alle aanhangige concess...”
2

“...Deventer en Zutphen een N.Y. „Electriciteitsfabriek IJsselcentrale” te Zwolle oprichtten. Yoor deze laatste eigenaardige wijze van exploitatie, n.1. het overheidsbedrijf in privaatrechterlijken vorm, is men bij de verdere ontwikkeling der electriciteitsvoorziening groote voorliefde gaan koesteren. Toen, en hiermede werd een derde stadium ingeluid, vanaf het jaar 1911 de provinciale besturen begonnen in te zien, dat de tijd aangebroken was, om ten behoeve van een meer economische voorziening de door parti- culier en gemeentelijk initiatief opengelaten leemte aan te vullen, werd, bij het ter hand nemen van de levering van electrischen stroom van provincie- wege, op twee uitzonderingen na, den vennootschapsvorm gekozen. Ook het onlangs ingediende wetsontwerp heeft aan het op te richten Neder- landsch Electriciteitsbedrij f'’ dien vorm gegeven. Waren er op 1 Januari 1910 reeds 38 stations aanwezig met een opgesteld machine-vermogen van 45000 K.W., door de groote activiteit van de provin- ciale besturen...”
3

“...onder Nederlandsche vlag varende vloot bestond op 1 Juli 1921 uit: 659 stoom- en motorschepen met 1987 767 bruto registert on en 2 711918 ton d.w.; 38 zeilschepen met hulpmotor met 9710 bruto register- ton en 13850 ton d.w., en 267 zeilschepen met 28111 bruto registerton en 41225 ton d.w., totaal 964 schepen met 2025588 bruto registerton en 2 766993 ton d.w. Over het algemeen behooren de stoom- en motorschepen toe aan naamlooze vennootschappen en vennootschappen onder firma, de zeilschepen aan parti- culieren, doch er zijn ook nog enkele reederijen volgens artikel 320 e. v. van het Wetboek van Koophandel. De groote stoomvaartmaatschappijen vormen gewoonlijk één naamlooze vennootschap waarin alle schepen zijn onderge- bracht, doch er zijn ook combinaties van vennootschappen, ieder met één schip, waarboven een moedermaatschappij staat, dan wel een gezamenlijke directie. De vloot is over het geheel genomen van jeugdigen leeftijd; voor den oorlog werden geregeld de oudere schepen verkocht naar...”
4

“...■ 368 ZEESCHEEPVAART. G. PARTICULIERE VEREENIGINGEN. Waar in Nederland het scheep- vaartbedrijf een voorname rol speelt, is het natuurlijk, dat verschillende parti- culiere lichamen zijn opgericht, welke op de een of andere wijze medewerken tot opbloei van verschillende zaken, welke direct of indirect met de scheep- vaart in verband staan. Het spreekt wel vanzelf, dat de reeders een vereeniging hebben opgericht ter behartiging hunner belangen. Dit lichaam, de „Nederlandsche Reeders- vereeniging” werd 25 Februari 1905 opgericht en heeft thans zijn zetel te ’s-Gravenhage, Stationsweg 135. Speciaal bij het voeren van gezamenlijke acties tegen regeeringsmaatregelen en dergelijke treedt deze vereeniging op den voorgrond. Yereenigingen tot bevordering der zeevaart zijn de zoogenaamde zeemans- collegiën, waarvan het College „Zeemanshoop” te Amsterdam wel de voor- naamste is. Het doel van deze in 1822 opgerichte vereeniging wordt nage- streefd door instandhouding eener zeevaartkundige bibliotheek...”