Your search within this document for 'zomer' resulted in 14 matching pages.
1

“...KAAKTEN EN PLATEN. Kaarten: Biadz. I Dieptekaart der Austraalaziatische Middelzee 6 Ha Windkaart van Insulinde in onzen zomer . 33 IR Windkaart van Insulinde in onzen winter . 33 TTT De verspreiding der Palmen en hunne dicht- heid .............................................47 IY De Gede(h) groep, de Tengger, de Idjen groep en het plateau Diëng........................90 Y Yier Plateaux in de Preanger Regentschappen 93 YI Batavia'met Tandjong Priok....................119 YH Java enMadoera: Politieke verdeeling, Par- ticuliere landerijen en Koffiecultuur . . 170 VUL Taalkaart van Java en Madoera .... 182 IX Dichtheid der bevolking op Java en Madoera 221 X Krakatau....................................233 XI Het vulkanisme van Sumatra . . . . . 246 XTT Schetstaalkaart van Sumatra . . . . . 314 XTTT Onze tegenwoordige stelling in Groot-Atjeh 328 XIY Geologisch schetskaartje van Bangka . . 341 XY Geologisch schetskaartje van Blitong. . . 348 XYI De eilanden om de Banda zee.................. ...”
2

“...130“ 1400 9 Ij** : ■ / : | ; Windkaart ran Insulinde in onzen Zomer. (Isobaren in Juli). Windstilten. naar Supan, Hann e. a. r: ^ £ / ^ /; \ r>» 7 At ff* /■f*. 3f%^ / / wip* 'v'fio.. c> \ (IA \ V j Veel wi lx * \ ^/ \ 4# .... Z,'^' *v ■idsiilten. *tJz ■yC X Ioo7tpos8(idf- {% ° \0 rg~ AT \ >,l ' \ \ , ^ V A- \ V AA . A ^Ov ^ k 7^— SO" 20" 100 00 20° 1,90“ 240“ i 250°...”
3

“...33 bezien. Ze zijn, zooals we reeds zagen, verstoringen der passaten, welke veroorzaakt worden door de vastlanden en wel hoofdzakelijk in bet zomerhalfjaar. In onzen zomer moeten we den storenden invloed dns zoeken in het vast- land van Azië, in onzen winter *— d. w.. z. in den zomer van het Zuidelijk Halfrond — in dat van Australië. Daar- door hebben we een Aziatisch moesongebied met regen in onzen zomer en een Australisch moe- songebied met regen in onzen winter. Het Aziatisch moesongebied omvat het geheele zuiden en oosten van Azië; tot 60® N. 11. In den zomer wordt, namelijk het vastland in hooge mate verwarmd en de lucht er boven zet zich uit en verdunt. Daardoor stroomt zoowel in het oosten als in het zuiden de lucht naar binnen en daar deze veel waterdamp meevoert, brengt ze, vooral in bergstreken, veel regen aan. In geheel Zuid-Azië verdient deze zomerwind om zijne richting den naam zuidwestmoeson; in Oost-Azië moet hij echter oostmoeson heeten. Daar het gebied van dezen oost- moeson...”
4

“...ongeveer evenveel regendagen. Het Australische moesongebied, het eenige van het Zuidelijk Halfrond, omvat geheel Noord-Australië, tot ± 20° Z. B., Nieuw-Gruinea en aangrenzende eilanden tot en met de Salomons eilanden, ge- heel Insulinde ten zuiden der linie en op zuid- west-noordoost of west-oost gerichte kusten ook wel eenige graden ten noorden er van; verder nog een deel van den Indischen Oceaan als het werkelijk verlengstuk er van en op dezelfde breedte gelegen, vooral van 0°—10° Z. B. In den zomer van Australië heerscht aldaar in het binnenland door de groote hitte eenen lagen luchtdruk,...”
5

“...36 boven Azië daarentegen, waar het winter en koud is, eenen hoogen. Vandaar dat de lucht van Azië naar Au- stralië stroomt en, daar de meestal ondiepe wateren der Austraalaziatische Middelzee zeer sterk verwarmd worden, voeren ze de lucht veel waterdamp toe en maken zoo de hevige en overvloedige regens van dezen noordwest- moeson mogelijk. In tegenstelling met den zuidwest- en oostmoeson is deze echter aanzienlijk zwakker in ver- gelijking met den passaat, die hier in onzen zomer zijne gewone plaats herneemt. De volgende verdeeling van den luchtdruk leert dit ten duidelijkste: luchtdruk in te Hongkong . Bangkok . . Batavia . . Port Darwin Sweers eiland Verschil Lahore . Calcutta . Port Blair Colombo . Zanzibar . Verschil Dec. noordwestmoeson. . 764 mM. . 7601 „ . 7569 „ . 7549 „ ' 754 „ . 10 mM. noordoostpassaat. . 7632 mM. . 7609 „ . 7581 „ . 7572 „ . 7569 Juli. zuidoostpassaat. 753s mM. 7549 „ 7574 „ 7572 „ 7604 „ 71 mM. zuidwestmoeson. 7463 mM. 7496 7 * 7551 „ 756s „ 7612 „ 149 mM....”
6

“...deze noordwestmoeson slechts een verschijnsel der onderste lagen van den damp- kring; hij gaat nergens boven 1600 M., zooals de rook der hooger gelegen vulkaantoppen leert, welke altijd west- waarts gaat en dus van de ongestoorde heerschappij van den zuidoostpassaat in hoogere luchtlagen getuigenis af- legt; de land- en zeewinden bereiken slechts zelden de helft der genoemde hoogte. Ten noorden van de linie is de noordwestmoeson regenwind in de Minahassa en de noordwestkust van Borneo. In onzen zomer brengt de zuidoostpassaat, in vele streken een oostenwind, den drogen of goeden moeson; hij is niet sterk en maakt aan de kusten van alle groote eilanden plaats voor de land- en zeewinden, die alleen in dit jaargetijde regelmatig voorkomen (§ 6). Ook de dagwinden, welke tusschen de vulkanen van Oost-Java naar het noorden gaan, verdienen onze aandacht; in Pro- bolinggo heeten ze gen ding, in Passoeroean gronggong. Ze worden veroorzaakt door de sterke verwarming van de ondiepe Java zee. Bij Malang...”
7

“...echter de wolken weder te zamen; de wind gaat liggen, om spoedig weer uit eenen anderen hoek door te komen. Eindelijk worden regen en onweder, stilten en flauwe koelten langzamerhand geregeld door land- en zeewinden vervangen; de regen blijft over dag weg en in de Java zee heeft men den oostmoeson. Dan is het Mei. Zuidelijker dan de Java zee staat in April de oostmoeson reeds door. Hij heerseht tot in September en October. Als de zee aan de kustbewoners van Java het begin van den zuidelijken zomer verkondigt, dan vangt de kentering aan van den oost- op den westmoeson. Nadat de zon hare jaar- lijkschc taak op het Noordelijk Halfrond heeft afgedaan en hare krachtige werking op het Zuidelijk Halfrond overbrengt, begint men reeds eene verandering in het bestendig schoone weder van den oostmoeson in de Java zee te bespeuren. Doch zoodra zij hovende Java zee in top staat, dan begint de eigenlijke kentering van den moeson, die veel sneller volbracht wordt dan de voor- jaarskentering. De stilten...”
8

“...Europa voor het bouwen van schepen, b.v. die der Maatschappij Nederland en die der Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij, in zooverre ze van hout zijn; ook als meubelhout en als dwarsliggers en strekhouten onder de Indische spoorwegen heeft het groote waarde. Dat van de kust van Malabar, waar vroeger ook de grootste wou- den werden gevonden, verdient den eersten prijs en wordt vooral te Bombay verwerkt en uitgevoerd. In den drogen moeson — dus op Java en de Kleine Soenda eilanden in onzen zomer, elders in onzen winter — bedekken de groote broze bladeren, welke in den natten moeson een vrij dicht loofdak vormen, den bodem. De djatiboomen worden op eenen ouderdom van + 100 jaar bruikbaar en zijn dan tot ± 40 M. hoog. Alleen zij staan, in tegen- stelling met de zoogenaamde wildhoutbosschen op Java onder cultuur; aan ieder contract van houtaankap is de voorwaarde van inboeting verbonden. Engeland heeft den grootsten aanvoer en de hoofdmarkt .van dit artikel. De...”
9

“...Later verhief zich uit den genoemden zijkrater het ba- zalteiland, dat zich in de Piek Rakata tot ruim 800 M. verheft. Daarna - verhieven zich in het centrum der groep twee andesiettoppen, welke echter tot éénen hoofd- krater behoorden, n.1. de Danan, tot ±450, en de Per- boewatan, tot ± 120 M. Ze vereenigden zich met el- kander en vormden door uitbreiding met de Piek Rakata één eiland. In 1680 had de Perboewatan de laatste eruptie en na ruim twee eeuwen rust begonnen de beide kraters in den zomer van 1883 weer te werken, totdat op den 27 Augustus van dat jaar het geheele centrale deel op nieuw instortte, terwijl, waarschijnlijk door den stoom van het binnengedrongen zeewater, dat in de door vulkanische werking ontstane spleten eenen weg had gevonden, een deel in het midden (zie de doorsnede C D) in de lucht werd geschoten. Ook is een driehoekig deel van den zeebodem, hetwelk zeer duidelijk de hoofdspleet van Java aangeeft, aanzienlijk gedaald (ziede kaart). Van de twee centrale vulkanen...”
10

“...zooals we vroeger zagen (zie§ 5), langs den buitenrand, d.w.z. langs den rand van het diepe bekken van den Grooten Oceaan; de westelijke Philippijnen en Palawan kennen noch vulkanen noch aardbevingen , evenals het geheele centrale deel van Aziatisch Insulinde. Het klimaat werd reeds in het algemeen gedeelte besproken (zie § 7). De warmte is er, door de breedte, veranderlijker dan in ons Indië en voor den Europeaan beter te verdragen. De moesons zijn er ongeregeld; de zuidwestmoeson geeft in den zomer regen aan de west- kusten en westhellingen der gebergten en zet groote stukken lands onder water, zoodat de talrijke moerassen tijdelijk meren worden; in den winter, als de noordoost- moeson heerscht, is het te Manilla droog, terwijl de oostkusten passaatregens hebben; de kenteringen kenmerken zich door drukkende hitte en hevige stormen en onweders (collas; ziep. 34); de taifoens (Chin. = buitengewone winden) woeden vooral in October en het meest in het noorden. De flora is Maleisch, maar vertoont...”
11

“...volgens Martin, reeds zeer dui- delijk de overeenkomst in bouw met Borneo aan. |§ Be kustlanden zijn zeer heet, de bergstreken koel. ; flora*’ Doordat de gebergten meestal de kust zeer dicht naderen, i fauna, is er veel onweer. De hoofdfactor van het klimaat, de regen, werd reeds vroeger behandeld (zie § 8). Daar vonden we: hetgeheele westen heeft den noordwest- moeson als regenwind, dus is daar onze winter de re- gentijd; het zuidoosten heeft passaatregens van den zuidoostpassaat, dus in onzen zomer; de noord- kust heeft eveneens passaatregens van den noord- oostpassaat, dus in onzen winter. Vooral op het zui- delijk schiereiland werkt alzoo het gebergte klimaatschei- dend; de regentijd van het westen is de droge tijd van het oosten en omgekeerd. Het regenrijkste deel van Celebes is het zuidwesten: Makasser 346 cM. en Pang- kadjene, ten zuiden er van, 413 cM.; hiervan valt meer dan ®/4 van December tot Maart, terwijl Augustus en September zoo goed als regenloos zijn; in December en Januan...”
12

“...468 en zeer sterke stroomingen gevaarlijk, van Flores is ge- scheiden. De invloed van den drogen zuidoostmoeson doet zich op Soembawa reeds inhoogemate gevoelen. Yolgens de Inlanders is bovendien de regenhoeveelheid sedert 1815 aanzienlijk minder dan vroeger, "waarschijnlijk een gevolg van de verwoesting der vegetatie en van het lager worden van den hoofdvulkaan. In onzen zomer verliezen bijna al de boomen de bladeren, zoodat het woud er haast even kaal is als hier in den winter. Dan is alles met eene grijsachtig bruine tint bedekt; alleen de aanplantingen der menschen, de bosschen in het hooggebergte, b.v. de tjemorowouden aan de noord- en zuidwesthellingen van den Tambora, en een smalle gordel langs de stranden blijven ook dan groen. In dien tijd steekt men het vuur in de geelkleurige alang-alangvelden, welke in September en October, als de eerste regens vallen, bijna plotseling weer met jong groen bedekt worden. Aardbevingen komen veel voor. Het stof der zuidoostenwinden veroorzaakt...”
13

“...engte, waarmee Oost-Flores begint, de Nang a Tabo en aan de oostkust staan van het zuiden naar het noorden: de tweetoppige, zeer werkzame Lobetobi (2260 M.), de Kabalelo (2280 M.) en de piek van Larantoeka (bijna 1600 M.). Het noordoostelijk schiereiland hangt slechts door eene smalle landengte samen met het eiland; aan de noordwestzijde vindt men de Celebes baai, aan de zuidoostzijde de baai van Larantoeka, De kleine rivieren van het eiland hebben alleen in den natten moeson veel water; in onzen zomer drogen ze bijna of geheel uit. Met het oog op de bevolking en het bestuur spreekt men van West-, Midden- en Oost-Flores. West-Flores heet, naar de bevolking, ook Mange- rai en wordt bij Bima, en met dit tot het gouvernement van Celebes en Onderhoorigheden, gerekend; echter erken- nen alleen de daloe’s — Inlandsche hoofden — der noord- kust, en nog wel met weerzin, Bima’s souvereiniteit. Ze leveren nog steeds, evenals vóór de afschaffing der sla- vernij , slaven als schatting, welke in het geheim...”
14

“...uren gaans bedraagt. De. grootte van Suriname is niet nauwkeurig bekend; stellen we de lengte en breedte, zooals we vonden, res- pectievelijk op 80 en 60 uren gaans of 60 en 45 geogra- phische mijlen, dan is de oppervlakte 2700 □ mijlen of 4Y2 X Nederland. Langs de zeekust gaat de Zuidelijke aequatoriale stroom, welke zich met den Noordelijken aequa- torialen stroom, onder den invloed der passaten, westwaarts, tusschen de Kleine Antillen door, naar de Amerikaansche Middelzee beweegt. In onzen zomer is hij het sterkst en wordt dan voor de zeilvaart langs de kust zeer lastig. Het water der rivieren houdt hij op en doet zoodoende langgestrekte modderbanken langs de kust ontstaan, welke de rivieren steeds naar het westen dringen, zoodat deze alle de neiging hebben, de mon- dingen naar het westen te verplaatsen. De oude oeverwallen zullen we als zand- en schulpritsen bij de beschrijving van den bodem terugvinden. Eene groote rol spelen in Suriname de getij stroo- mingen, welke aan al de riviermonden...”