Your search within this document for 'tam' resulted in six matching pages.
1

“...vulkani- schen bodem, is op vele plaatsen meer een moeras dan een meer, bevat vele eilandjes, is zeer slijkerig en huis- vest vele kaaimans; in het midden stijgen gedurig warm water en slijk op, terwijl overal de reuk van zwavelwa- terstofgas merkbaar is. Het moerasgebied heeft door eene beek afvloeiing naar de westkust. Deze westkust wordt op verschillende plaatsen door het vulkanische bergland gevormd, o. a. bij Java’s Vierde Punt. Door eenen lagen rug hangt het samen met het gebergte van Zuid-Ban- tam, welks hoogste oostelijke deel Kendang gebergte (kendang = berg, gebergte) heet. Dit eindigt in het westen bij het reeds genoemde Java-hoofd, de westpunt van een vulkanisch schiereiland, dat zich in den Paj ong {=. zon- nescherm, naar den geribden vorm), met zijne indruk- wekkende, naakte rotswanden tot bijna 500 M. verheft en...”
2

“...150 zeer tam, vermenigvuldigen zich sterk en doen vooral daar, waar de koningstijger door de cultuur is ver- dreven, veel schade aan suikerriet en rijst. —De tijger gaat 's nachts, -wanneer de herten en zwijnen de boschjes verlaten, op roof uit, evenals de beide pantersoorten, welke echter meer in de oorspronkelijke wouden op apen jacht maken. Zonder sterk geleide is het dan ook, zelfs over dag, zeer ongeraden, de alang-alangvelden te door- kruisen. — Hier en daar is de harde, leemachtige bodem met kleine heuveltjes van ±11 hoogte bedekt, soms honderden bijeen; daarin huizen de millioenen witte mieren (rajaps), welker larven de hardste houtsoorten, ook bamboe, doorboren en vernielen; door ijzeren, met water of olie gevulde schalen onder de pooten van meubels moet men deze vaak tegen hare vernielzucht beschermen; om de geordende maatschappij, waarin ze leven, noemt men ze mieren; geroost en met meel gebakken, worden ze wel door Inlanders en Chineezen gegeten. — Menig- werf verrast men bij...”
3

“...worden ze ge- regeld met rijst of maïs gevoederd. Ze zijn rij- en last- dieren en, door de Europeanen, ook trekdieren, vooral de hengsten; de Inlanders eten hun vleesch met graagte, maar op Java is het slachten van paarden verboden. In het gebruik zijn zij taai en vast ter been, zoowel op de glib- berige bergpaden als op de galengans der rijstvelden. De kleur is vaak bont, zelden zwart; albino’s komen ook voor. Men onderscheidt het sawahpaard der vlakte van het bergpaard. De honden zijn minder tam dan de onze en worden als wachthonden en voor de jacht, vooral op wilde var- kens, gebruikt. Op den Tengger vindt men een eigen- aardig , langharig ras. De Chineezen eten gaarne honden- vleesch. De katten zijn kleiner dan de onze. Kippen houdt men zeer algemeen; kuikens vormen een belangrijk voe- dingsmiddel bij de rijsttafel; hanengevechten zijn bij de...”
4

“...der residentie Riouw en vormt met het genoemde eilandje en Ba jam, ten noordoosten er van, ons eenig rechtstreeksch gebied alhier. Al het overige der residentie wordt bestuurd door den rijksbestuurder van den sultan, den reeds ge- noemden onderkoning van Riouw, die ten westen van de stad op het kleine eilandje Penjingat of Mars woont; alleen de Chineezen staan direct onder het Gouvernement. Het tweede groote eiland dezer groep is Battam, ten westen van Bintang, het grootste eiland van den Bat- tam archipel, welke eilanden samen ± 25 Om.groot zijn. Slechts' een drietal punten verheffen zich tot ruim 300 M.; in den regel gaan de heuvelruggen, welke alle noordwest-zuidoost gericht zijn, niet boven 100 M.; de kleine alluviale vlakten worden bij hooge vloeden groo- tendeels overstroomd. Wel drie vierden van de bevolking leeft van de zee; de troeboekvisseherij (zie p. 298) en het inzamelen van agar-agar zijn hier hoofdmiddelen van bestaan; ook de houtkap is niet onbelangrijk en naar Singapore...”
5

“...den Tafel- hoek op Bali (zie p. 228) en het schiereiland Poerwa op Java (zie p. 112); het verheft zich slechts tot 300 M. De ribben van den Rindjani bereiken in het centrum van het eiland het zuidelijk gebergte en laten aan de oost- en de westzijde twee kleine vlakten over, van welke de westelijkste de belangrijkste is. Beide worden door een aanzienlijk getal riviertjes, uit het hooge ge- bergte voldoende gevoed, besproeid; ze zijn sedert 1815, evenals het gebergte, met dikke aschlagenvan den Tam- bora (zie § 93) bedekt en hebben door dien berg vree- selijk geleden. — In de westelijke vlakte ligt aan het strand van vulkanisch zand, dat in den westmoeson door eene zeer hevige branding gebeukt wordt, de havenplaats Am pan an, bestaande uit vier deelen, welke ons met de vier bestanddeelen van Lombok’s bevolking bekend maken, n.1. kampong Boegi (met Boegineezen), kam- pong Bali (met Balineezen), kampong Malajoe (met Maleiers) en kampong Sasak (met Sasaks); bij springtij — + 5 tt — is het landen...”
6

“...eilandje Namatote, aan de zuid- westkust, eene stapelplaats. De fauna van Nieuw-Guinea is in alle opzichten Au- stralisch. — Landzoogdieren heeft het veel meer dan Wallace vroeger meende. Men kent er reeds meer dan 50 soorten, waarvan bijna de helft buideldieren zijn, o. a. de boomkangoeroe of kangoeroebeer, welke ook in Australië leeft, maar niet in boomen, zooals hier. Het eenige verscheurende dier is eene soort civetkat. Yerder vindt men er een wild varken, dat Papoea- varken genoemd wordt en ook tam voorkomt, een aantal ratten, welke ook in Noord-Australië voorkomen, en eenen miereneter. Yan de vleermuizen zijn er reeds een 20tal bekend. — Yogels vindt men op Nieuw- Guinea zeer vele en zeer schoone; men kent er reeds meer dan 400 soorten landvogels, van welke ruim 300 eigene soorten en een 40 tal eigene geslachten zijn. Het aantal typische Aziatische vogels is zeer gering. Merkwaardig zijn vooral de parudysvogels, welke eigenaardig bij Nieuw-Guinea behooren; van de 18 soorten, welke Wal- lace...”