Your search within this document for 'sla' resulted in three matching pages.
1

“...Chineezen en alle rechten, tollen en pachten, door het Gouvernement ingevoerd, zijn voor ons tegen eene jaarlijksche schade- loosstelling van f 12000 aan den sultan; in de binnen- landen mag de sultan deelen van zijn rijk aan familie- leden afstaan ter voorziening in hunne behoeften; de volkshoofden worden in overleg met de Nederlandsche ambtenaren door den sultan aangesteld; Europeanen, Chi- neezen en Yreemde Oosterlingen zijn aan de rechtsmacht van het Gouvernement onderworpen; koppensnellen, sla- venhandel en zeeroof moet de sultan zooveel mogelijk tegengaan en het pandelingschap moet hij langzamerhand trachten af te schaffen; betrekkingen met vreemde vor- sten en volken zijn verboden; op het rijk rust eene schuld van f 48000 aan het Gouvernement. Contract met den sultan van Pontianak: de keuze van den troonopvolger, den oudsten wettigen zoon des sultans, moet door den Gouvemeur-generaal worden goedgekeurd; de grond, voor krijgsbezettingnoodig, moet kosteloos worden afgestaan; riviertollen...”
2

“...alleen in den natten moeson veel water; in onzen zomer drogen ze bijna of geheel uit. Met het oog op de bevolking en het bestuur spreekt men van West-, Midden- en Oost-Flores. West-Flores heet, naar de bevolking, ook Mange- rai en wordt bij Bima, en met dit tot het gouvernement van Celebes en Onderhoorigheden, gerekend; echter erken- nen alleen de daloe’s — Inlandsche hoofden — der noord- kust, en nog wel met weerzin, Bima’s souvereiniteit. Ze leveren nog steeds, evenals vóór de afschaffing der sla- vernij , slaven als schatting, welke in het geheim naar Sapi en zoo naar Bima gevoerd worden; ook brengen ze kaneel, sapanhout, was en soms geiten op. Langs de kust wonen Bimaneesche en Boegineesche kooplieden. De Mangerai worden als forsch gebouwd en kroesharig ge- schetst; ze zijn heidenen en leven bijna uitsluitend van landbouw. De sultan van Bima houdt alle vreemdelingen zooveel mogelijk buiten hun gebied. Van Midden-Flores behoort de noordkust bij de afdeeling Larantoeka en Onderhoorigheden...”
3

“...bepaalt zich tot een klein konijn en verder ratten, muizen en vleermuizen, welke alle gaarne in de holen van het kalksteengebergte leven, o. a. in de grot van Hato, aan de noordkust. In die holen leven ook veel kakkerlakken en in de aloëvelden veel ko- libri’s. Eene bron bij Hato herbergt een visch, de eenige zoetwaterbewoner van het eiland. Achter het hooge kustgebergte, in de kleine kommen van het binnenland, vindt men hier en daar eene plan- tage, welker beteekenis sedert de afschaffing der sla- vernij (§ 123) echter gering geworden is. De eigenaar eener plantage woont meestal in de hoofdplaats Willem- stad. Hij houdt op zijn landgoed in den regel een groot aantal cabrieten (geiten), welke ’s avonds binnen eenen corral — een vierkant, door eenen lagen muur omgeven plein — worden gedreven; ook wat schapen, eenige koeien en, als rij- en trekdieren, ezels en soms muildie- ren en paarden. De muildieren doen tevens dienst als lastdieren bij de talrijke zoutpannen in de binnenwa- terenen lagunen...”