Your search within this document for 'rotan' resulted in ten matching pages.
1

“...155 het licht der zon. verblindend wit; deze brengt beweging in dezen spiegel en doet de nevelen zelfs tot boven de kruin des bergs opstijgen. De hoofdkenmerken van de flora der vierde zone zijn: volkomen gemis van palmen, zelfs van rotan; kleine hoo- rnen , meestal van 6 a 7 M., zelden van 10 M. hoogte, met korte, kromme, bultige stammen, welke zich op eene geringe hoogte boven den bodem reeds in takken ver- deelen en met gekronkelde, vaak zonderling gebogen takken, terwijl de kronen schermen vormen, welke met eenen grooten overvloed van bloemen getooid zijn; groote overeenkomst met de alpenflora der gematigde luchtstreken; orchideeën en varens worden zeldzaam en ontbreken boven geheel; de mossen nemen toe en bedekken rotsen, stam- men, takken en twijgen als met zachte kussens; vele kleine, kruidachtige planten met fraaie bloemen, in de laagvlakten meestal geheel onbekend, bedekken den bodem en herinneren sterk aan het vaderland; op de toppen vindt men eene vaalkleurige grassoort, welke...”
2

“...270 met de Rotan Kan an vereenigt. De hoofdwaterschei- ding ligt dus thans ten westen van het lengtedal der Soempoer. Naar de westkust gaat de Pasaman, welke uit twee bronrivieren ontstaat en van de zuidzijde het water van den gelijknamigen vulkaan, van de noordzijde van de vulkanen Kalaboe en Malintang, op de zuid- grens van de residentie Tapanoeli, ontvangt. De zuidelijke bronrivier neemt ook het water van den Taloe op. Deze vulkaan, gelegen aan den noordvoet van den Pasaman, vertoont binnen in het ringgebergte van den ingestorten krater een noord-zuidloopend moeras, dat door eenekloof in het zuidwesten afvloeiing heeft; de steile wanden stij- gen 100—500 M. hooger dan het moeras, aan welks noord- rand zich eene warme bron van 40° C. bevindt en waarin het plaatsje Taloe ligt. Een postweg verbindt Ajer- bangies, aan de westkust, met dit plaatsje; als paar- denpad gaat deze oostwaarts naar den grooten weg der SoempoervaUei, waar Eau, met het fort Amerongen, het hoofdpunt is. Van daar gaat...”
3

“...de noordelijke helft van het groote lengtedal is de afhelling steeds naar het zuiden. De rivier heet Batang Taro; ze ontspringt op het vulkanische gebergte aan den zuidrand van het Toba meer en verlaat met vele watervallen de hoogvlakte. Met onstuimigen loop en steeds stroomversnellingen vormende, stuit ze in het zuiden tegen den Loeboeq Baja en zoekt door een dwarsdal de west- kust; de weg naar Siboga gaat op 60 M. hoogte met behulp van eene fraaie, nieuwe brug, welke kort geleden de oude van rotan verving, bij Batang Taro over de rivier. Ze is zoo goed als onbevaarbaar. In den boven-...”
4

“...ontvangt, zendt zij zelve dicht bij den mond eenen breeden arm, eenvoudig Troesan geheeten, naar de Kahajan of Groote Dajak rivier, welke, be- halve van het genoemde gebergte, ook water van de cen- trale keten ontvangt; haar stroomgebied is 760 Dm. groot en hiervan overstroomt, als bij de Baritoe, dagelijks ± Ys> n.1. tot den mond van den grooten rechter bij stroom, de Roengan, en in den westmoeson nog 100 □ m. meer; in den bovenloop der Roengan vindt men goud, de midden- en benedenloop leveren rotan, damar en visch; het goud der Kahajan heeft de bewoners lui en vadsig gemaakt; de rivier van Katingan of Mendawei, tot den mond der van het noordwesten komende Samba voor zeer groote prauwen bevaarbaar; de rivier van Sampit, de Pemboeang, de rivier van Kotaringin en de Djellei, alle van de hoofdas van het eiland evenwijdig zuidwaarts stroomende; te Kot a Waringin vindt men den vervallen kraton van den vorst van dat land, onzen leenman, vroeger een leenman van den sultan van Bandjermasin. Ook in...”
5

“...andere Yreemde Oosterlingen niet meegerekend, vormen de Boegineezen, wier centrum Samarinda (10) is'; dit ligt ± 10 uren gaans van de zee aan beide oevers der rivier; de Chineezen wonen op den rechter-, de Chineezen en Maleiers op den linkeroever. Het is de voornaamste plaats van Borneo’s Oostkust, ook de eigenlijke zetel van onzen adsistent-resident, welke thans echter te Palarang, iets verder benedenwaarts, woont. De stad drijft eenen drukken handel met Celebes, Java en Singapore, vooral in rotan, geta-pertjah, was, nestjes, schildpad en tripang, terwijl er wordt ingevoerd: rijst, zout, opium, gambir, koffie, kokosnoten en — olie, petroleum en katoentjes. De groothandelaars zijn aHen Boegineezen en hebben daardoor veel invloed in Koetei; ze mogen de rivier slechts tot Tengaroeng opvaren; daar worden, onder de öogen van des sultans sjahbandar de goederen uit het binnenland aan hen verruild. Ze hebben te Samarinda een eigen bestuur; hun hoofd heet Poea Adoe en naast hem staan de sjahbandar...”
6

“...390 de 1600 M. hooge Balik Papan verheft, zuidwaarts, stuit daarna tegen het grensgebergte met Tanah Boem- boe en gaat oostwaarts met twee delta-armen naar zee; van deze loopt de zuidelijkste in de Pasir baai uit. Ten noorden der delta dringt de Adang baai tot aan het gebergte naar binnen. In den bovenloop derKendilo vindt men goud, in den middenloop kolen; langs de kust verzamelt men schildpad en tripang, in de dichte bosschen van het bergland veel was en nestjes, in de moerassen rotan. In den bovenloop der rivier wonen Dajaks; de hoofdbevolking zijn echter Maleiers. Aan de kust wo- nen de Bad joe’s van Malakka en Sumatra, deels vis- schers, deels roovers; in de hoofdplaats Pasir, bij ’t begin der delta, zijn de handeldrijvende Boegineezen de hoofdbevolking. De sultan van het land, wiens dalem door ijzerhouten palissaden is omgeven, woont met zijnen rijksbestuurder ook te Pasir en trekt zijne inkom- sten uit: het monopolie van goud en nestjes, in- en uit- gaande rechten, hoofdgelden en...”
7

“...393 § 74. nrawaJc t proenei. druk koppen snelt, geene schatting betaalt en tabak, goud, was en nestjes tegen levensbehoeften van de Mo- hamedanen ruilt; de laatsten heerschen ook in het wes- ten van Goenoeng Taboer. In ieder der beide staten, te zamen grooter dan Ne- derland, raamt men de bevolking op + 40000 zielen. De hoofduitvoerartikelen zijn: damar (± 5000 pikols per jaar), rotan (± 4000 pikols per jaar) en geta pertjah (± 2000 pikols per jaar). Eene Engelsche firma onder- houdt reeds jaren met de beide hoofdplaatsen eene zeer drukke zeilvaart, een Arabier te Singapore stoomvaart. In de door bergen afgesloten vlakte van Boelangan en de Tidoengsehe landen is de Kajan de hoofd- stroom; zijn gebied, ± 500 □ m., valt samen met dat van het rijk Boelangan, welks gelijknamige hoofd- plaats (5), aan den rand der delta gelegen, alleen door Mohamedaansche volkplanters wordt bewoond; de handel wordt er gedreven met vreemde prauwen. De vorst heet bij onze Regeering sultan; onder hem staan ook...”
8

“...Broenei heeft eene bevolking van 1/i millioen zielen; langs de kust wonen Maleische kolonisten, Hlano’s van Mindanao en Soeloereezen, deels mohamedanen, deels heidenen, in het binnenland vele onbeschaafde heidensche stammen, welke aan de kustbewoners boschproducten ver- ruilen. Yroeger woonden hier meer Chineezen dan thans; een groot deel van hen zijn naar de goudmijnen in ’t zuiden verhuisd; in Broenei zijn handel en landbouw hunne middelen van bestaan. Broenei levert sago, gam- bir, peper, rotan, was, gomelastiek, getah pertjah en timmerhout, in hét noorden ook kamfer. Aan den Beneden- Limbang ligt, aan beide oevers, 5 uren gaans van de zee, de hoofdstad Broenei (25, vóór de verwoesting door de Engelschen in 1846 40); om den vloed, welke de stad iederen dag reinigt, is ze op palen gebouwd; uit de moe- rassen er om heen stijgen schadelijke miasmen op; de dagelijksche markten worden voor ’t grootste deel op de talrijke vaartuigen in de rivier gehouden. De woning van den sultan, eenen Maleier...”
9

“...terwijl hij van den sultan van Soeloe dien van datoe bandahara en radjah van Sandakan ontving. Het stichten van handelsneder- zettingen en het vestigen van cultures is het doel. De tabak dezer streken heeft reeds eenen goeden naam en doet die der Deli-maatschappij concurrentie aan; reeds in 1884 kocht;ook eene Duitsche Borneo Com- pagnie van de Britsche 10000 acres land voor tabaks- cultuur. Van de inlandsche producten komen tot dusverre voor den uitvoer vooral in aanmerking: kamfer, ebbenhout, rotan, sago en vogelnestjes. In de holen van het Go- manton gebergte, tusschen de Kina Batangan en de Sandakan baai, vindt men zeer rijke guanolagen; die in de bovenste holen zijn afkomstig van zwaluwen, die in de lagere van vleerinuizen; ze leveren aan de Regee- ring jaarlijks ± f 0.3 m. Ten zuiden der Sandakan-baai vindt men eveneens goud en kwikzilver, het eerste ook in het stroomgebied der Segama; hier en daar heeft men sporen van tin ontdekt en kolen vindt men op ver- schillende plaatsen. Te Elopoera...”
10

“...499 heeft, zelfs voor groote vaartuigen, eene goede en veilige reede. Ten zuidwesten der Kleine Kei eilanden ligt de reeks der kleine Tenimber eilanden, welker strek- king met die van het hoofdeiland overeenkomt en die te zamen nauwelijks 1 □ mijl groot zijn. De Kei eilanden zijn over het algemeen met weelderige bossehen bedekt; vooral de kokosboomen verdienen ver- melding; ook vindt men er veel rotan en bamboes. Men vindt er van de buideldieren eene soort koeskoes en verder veel herten, wilde zwijnen en geiten; volgens Wallace komt de fauna meer overeen met die der Molukken dan met de Nieuw-Guineesche; in de wouden hoort men bijna alleen de roode lori’s en de groene notemuskaat- duiven. Op de riffen vischt men veel tripang en agar- agar; ook worden er veel schildpadden gevangen. Van de 17500 bewoners heeft het hoofdeiland x/3. De oorspronkelijke bevolking is nog Heidensch en sterk Pa- poesch; de Mohamedanen, die er wonen, zijn misschien uitgeweken Bandaneezen (zie p. 490). De kleeding...”