1 |
|
“...daardoor nauwkeurig bepaald. De foraminiferen,
koralen, echeniden, kreeften en mollusken in deze lagen
zijn, evenals de fossiele planten, duidelijk Indo-Maleisch.
Het plioceen is op Java van geringe uitgebreidheid.
De hoogste toppen van Java’s bergland zijn overal de
vulkanen. Aan hunnen kegelvorm zijn ze gemakkelijk
te herkennen. Yele zijn samengesteld; de overgebleven
ruimte van den ouden krater, het a tri o van den Yesu-
vius, heet hier, met den naam der Javaansche dorps-
pleinen, aloen-aloen. De mantel is altijd, zooals al-
gemeen in regenrijke tropische streken, geribd; deze
ribben worden gescheiden door vrij diepe kloven, op
Java djoerangs, geheeten, welke door het overvloedige
afstroomende regenwater worden gevormd; vandaar dat de
hoogste, boven de eigenlijke wolkenzone gelegen toppen
soms geene ribben vertoonen, terwijl haar aantal beneden-
waarts steeds toeneemt. De schoonste en regelmatigste
ribben vertoont de Soembing, maar ook bij den Gede(h)
(zie kaart IY) zijn ze zeer goed waar te...”
|
|
2 |
|
“...tot aluin, dat zich dan
als eene witte laag op den bodem afzet en, vooral als de
kraterwand begroeid is, een schilderachtig effect maakt,
o. a. bij den Telaga Bodas (= wit meer), in het
oosten der Preanger Begenschappen. Lavastroomen
vertoonen de Javaansehe vulkanen maar zelden; bijna alleen
uit asch, zand en verder uit allerhande hoekige bestanddee-
len hebben ze zich van beneden af opgebouwd; dicht bij den
krater ziet men alleen bij den Bawoen (Raoeng) compacte
lavastroomen en tevens op den mantel van den Semeroe
en den Lamongan. Tegen den binnenwand van den
krater hebben zich soms vrij dikke zwavellagen af-
gezet, b.v. bij den Welirang (= zwavel), den eenigsten
werkenden der vijf Ardjoeno-toppen (§ 21).
Evenals de vulkanen van Sumatra liggen die van Java
op eene groote lengtespleet, welke die van Sumatra
in Erakatau ontmoet (§ 5). Van deze uit gaan bovendien
verschillende dwars spie ten. Op de lengtespleet liggen
b.v. de Slamat, de Lawoe en de Lamongan; op
dezelfde dwarsspleet liggen...”
|
|
3 |
|
“...kreeg door von Richthofen den naam late-
riet. De dunste verweerde laag vindt men op de boven-
genoemde kalkbanken, welke dan ook, zooals we zagen,
het jongst zijn. Ook de grijskleurige leemachtige grond
op zandsteenlagen is minder vruchtbaar.
Yoor de beschrijving van het Javaansche bergland moeten
we vooreerst West- en Midden-Java scheiden van
Oost-Java. In het laatste deel liggen de vulkanen niet,
als de hoogste toppen van het geheel, welke het grondge-
bergte voor een groot deel als met eenen mantel bedekken, op
de tertiaire gebergten, zooals in het westen, maar de terti-
aire gebergten liggen langs de noord- en zuidkust en in
de vlakte daartusschen verheffen zich de min of meer
.alleenstaande vulkanen.
In West-Java vormt het bergland verschillende kleine
en groote plateaux, in Midden-Javaheerscht de keten-
vorming. In de beschrijving zullen we ook deze twee
deden scheiden....”
|
|
4 |
|
“...met
de westhelling van het hoofdgebergte in Benkoelen Se-
mindo.
Tot den Pata vormt overal de Boekit Barisan, welke
met eene steile helling in de langgerekte kustvlakte van
Benkoelen staat, de waterscheiding tusschen de oost-
en de westkust; van - daar evenwel gaat deze, den kam
verlatende, noordwaarts naar den Dein po, welks fraaie
kegel, het toppunt van geheel Zuid-Sumatra, zich tot 3167
M. verheft. Zijne werkzaamheid is gering; alleen vindt
men op den mantel eenige fumarolen; Forbes beklom
in 1881 ook dezen vulkaan en trof op den mantel veel
olifanten aan, terwijl er tevens veel tijgers voorkomen;
de wouden gaan tot 28 a 2900 M.; naast den Dempo
draagt de vulkaan nog eenen'jongeren top, den Merapi.
De talrijke rivieren, welke hij naar ’t westen zendt, heb-
ben den kam van den Boekit Barisan doorsneden; de
Manna, welke uit een meer aan den zuidwestvoet ont-
springt, neemt ze op en valt bij het gelijknamige plaatsje
in den Indischen Oceaan. Yan den Dempo gaat de water-
scheiding weer op...”
|
|
5 |
|
“...), den' Merapi
(2888 M.) en den Sago (2240 M.). De eerste is een
dubbelvulkaan en heeft de reeds genoemde kratermeertjes
(zie p. 247); de andere top heet Tandikat. De Merapi,
welks fraaie kegel zich slechts eenige meters hooger ver-
heft, is een zeer samengestelde vulkaan; uit de tegen-
woordige krateropening stijgen steeds verstikkende zwa-
veldampen op, terwijl er tevens veel waterdamp onder
een dof geruisch ontwijkt; ook werpt hij vaak asch en
steenen uit; de tot + 1000 M. hoogte bewoonde mantel
is door het afstroomende regenwater zeer gegroefd; het
bovenste derde deel is, tengevolge van de uitbarstingen,
kaal; het water gaat meerendeels naar de oostkust. De
Sago heeft eenen hoefijzervonnigen, naar het zuidoosten
openliggenden krater.
De tiende dwarsspleet begint in den Boekit Ba-
risan met den Maniendjoe vulkaan en draagt in...”
|
|
6 |
|
“...261
noordoostelijke richting nog den Seraboengan en den
Gadang. De eerstgenoemde deed door centrale in-
storting (vgl. Krakatau p. 233) het groote meer Ma-
nie n dj o e ontstaan; het is 3 uren gaans lang en half
zoo breed; de grootste diepte van den ketel is 157 M.;
de oude mantel verheft zich thans tot ± 700 M. boven
het meer, dat op 460 M. hoogte ligt en door eenenauwe
kloof in den westrand afvloeiing heeft; de rivier heet
Antokkan; ze gaat naar de westkust en erodeert den
mantel steeds dieper; tufachtige afzettingen wijzen hier
en daar oude oeverlijnen aan, 50 M. boven de tegenwoor-
dige ; een schiereiland aan den westoever is het overschot
van den rug, welke eenmaal de twee kraters scheidde.
Aan den westvoet reiken de mantels van den Maniendjoe
vulkaan en den Singallang tot aan zee en werden in het
kwartaire tijdvak deels onder water afgezet; vandaar de
flauwe helling dier deelen. Yan den sterk geribden Se-
raboengan, naar gissing 2000 M. hoog, is de Maniendjoe
vulkaan gescheiden door...”
|
|
7 |
|
“...263
lengtedal, ■waarin we allereerst het groote Singkarah
meer opmerken. Yan eenen aanzienlijken vulkaan stortte
hier het westelijk deel Tan den mantel in en door deze
zij delingsche instorting ontstond het bekken-
Yormige meer, welks water vroeger wel 25 M. hooger
stond en zuidwaarts tot Solok reikte. Het ligt thans
360 M. hoog en heeft eene grootste diepte van 268 M.;
de lengte bedraagt bijna 4, de breedte bijna 1Y2 uur
gaans, zoodat we hier het grootste meer hebben, dat we
tot dusverre aantroffen (het meer van Maniendjoe
100, de Ranau 106 enhet Singkarah meer 112 KM2).
Yan het noorden ontvangt het meer van den Barisan de
Soempoer, van het zuiden de reeds vermelde, veel groo-
tere Soebang of rivier van Solok, met de Selajoe
of Lembang, de afvloeiing van het Baroeh meer. In
het schoone dal van Solok (bijna 400 M.) en aan het
meer wordt de koffiecultuur steeds belangrijker. Yan de
fauna dezer streek verdienen de zwermen kleine, witte
reigers vermelding, wélke in de vlakte van Solok op de...”
|
|
8 |
|
“...loopt. Vier linker bijstroomen der ge-
noemde rivier hebben door het gebergte eenen onderaard-
schen loop en vormen een groot aantal druipsteengrotten;
ook ten westen van den hoofdstroom vindt men deze,
o. a. bij Boea; de Soempoer, welke langs de westzijde
van het Lisoeng gebergte naar het zuiden loopt, heeft
door het kolenkalkgebergte een dwarsdal naar de Om-
biliën.
Van de plaatsen in dit gebied verdient alleen nog ver-
melding Port van der Capellen, gelegen op den
zuidoostvoet van den Merapi-mantel; het is de hoofdplaats
der afdeeling Tanah Datar (= vlakke grond, benoemd
naar de onmiddellijke omgeving van het fort), tevens het
centrum der groote wegen, van welke we, om de onver-
gelijkelijk schoone uitzichten van eenen bergrug ten zuid-
oosten van den Merapi, alleen dien naar Padang Padjang
noemen. Tot den bedoelden bergrug, waarover deze weg
gaat, behoort de ijzerrijke Goenoeng Besi. Ten noor-
den van het fort herinnert de kampong Menang Kabau
aan het machtige rijk, dat hier tot voor eene...”
|
|
9 |
|
“...jf; Kapal,
Kraka en Swangi zijn onbewoond.
§ 103. De zuidelijke rij der buitenzone bestaat uit een
fe zuidelijke v jj f^aj groepen, n.1.
eilandenrij T ... . n j , , , , «
7 a. de Letti eilanden, waartoe, van het westen at,
I der 7 7 > /
buitenzone. bebooren: Kisser (ook Keisaren Makisar), Let(t)i,
Moa en Leikor (ook Lakor). — Kisser is eigenlijk
de naam van een deel van het strand, terwijl het geheele
eiland Jetawawa (= geit) heet; het bestaat uit eene
kern van kristallijne leien, door eenen mantel van ter-
tiairen kalksteen omgeven en verheft zich tot 200 M. Het
woudlooze eiland kwam in 1665 op eigen verzoek onder
ons gezag. De 9200 bewoners zijn voor een deel van
Timor afkomstig, terwijl in één der dorpen, namelijk
Delftshaven, de ± 350 onder elkaar huwende nako-
melingen van Hollandsche vaders en Inlandsche moeders
wonen, zooals aan de blauwe of bruine oogen, de lichte
huid en het blonde haar nog duidelijk te zien is; in het
genoemde dorp had de O. I. Compagnie vroeger eene vrij
sterke...”
|
|