Your search within this document for 'mango' resulted in three matching pages.
1

“...Beccari zijn op Nieuw-Guinea de planten der verschillende deelen zoo uiteenloopend, dat deze botanicus geneigd is, het als eene samenvoeging van verschillende eilanden te beschouwen. In de vlakten groeit het suiker- riet soms mijlen aaneeü; de lage kusten zijn echte rhizo- phorenkusten. Van de palmen noemen we twee areca- soorten en eenen sagopalm. De landbouw der Inlanders omvat rijst, maïs, yams, kokospalmen, sago,' suikerriet, bananen en tabak; voor de voeding dienen ook nog de broodvrucht, den mango en eenige soorten kastanjes. Voor den handel levert het eiland, zooals we reeds bij de Molukken zagen (§ 104), sago, muskaatnoten, bamboe, massooi, ebben- en sandelhout; mass ooi komt van den massooiböom en is als specerij, geneesmiddel en verfstof in China gewild. Voor den handel met de Gorammers...”
2

“...596 ting minder noodig wordt; niettemin zijn de straten bij regenachtig weer erg vuil. De hoofdstraten volgen de oude oeverwallen en loopen als deze noordwest-zuidoost; soms bevinden zich de straat en de huizen op den ouden oeverwal, terwijl de tuinen de laagte tusschen twee oever- wallen beslaan. Met de schelpen verbetert men de straten. Deze zijn breed en meestal met mango- of mahonieboo- men en palmen omzoomd. De huizen zijn meest van hout, met eenen 1 M. hoogen onderbouw van steen, en leien als dat. De wanden zijn van buiten wit of licht- grijs, de deuren en vensters groen. Reinheid is hier bij de blanken in hooge achting; wanneer men de groote spinnen aan de wanden met rust laat, dan is dit alleen, om ze kakkerlakken te laten vangen. Zelfs de kerken en synagogen en het paleis van den gouverneur zijn van hout, alleen het gebouw voor justitie, dat voor finantiën en het tolgebouw van steen. Daardoor is het brandgevaar groot, zooals in 1832 bleek, toen eenige weggeloopen slaven brand stichtten...”
3

“...612 men en mahonieboomen ziet men slechts kleine en krom- stammige soorten, o. a. den divi-divi, welks bast eene zeer bruikbare looistof oplevert. Alleen bij de witte hui- zen der planters ziet men ooftboomen: mango-en oranje- boomen, kokos- en dadelpalmen; echter ontbreekt ook daar in het droge jaargetijde verkwikkende schaduw. In de streek van den St. Christoffel, waar meer regen valt (§ 128), is de toestand gunstiger; vooral de cactus en de dividivi komen er veel voor en men vindt er maïs- en aloëvelden. De zoogdierfauna bepaalt zich tot een klein konijn en verder ratten, muizen en vleermuizen, welke alle gaarne in de holen van het kalksteengebergte leven, o. a. in de grot van Hato, aan de noordkust. In die holen leven ook veel kakkerlakken en in de aloëvelden veel ko- libri’s. Eene bron bij Hato herbergt een visch, de eenige zoetwaterbewoner van het eiland. Achter het hooge kustgebergte, in de kleine kommen van het binnenland, vindt men hier en daar eene plan- tage, welker beteekenis...”