1 |
 |
New Page
“...r de groote rawah Lakbok wordt ge-
vonden, en vele kleinere rivieren doorsneden; ze voeren
steeds nieuwe vaste stoffen aan en doen de ondiepe S eg ar a
Anakan (= kinder- of kleine zee) achter het eiland langza-
merhand verdwijnen. Daarin worden ze door de weelderige
rhizophoren en de koraaldieren vlijtig geholpen. De weste-
lijke toegang is dan ook reeds lang voor de scheepvaart on-
bruikbaar. De spaarzame bewoners der op palen gebouwde
woningen er om heen, die in den drogen moeson veel
van malaria en andere ziekten te lijden hebben, leven
vooral van den bimping, een weekdier, welks schel-
pen tevens kleine paarlen bevatten. Een deel der Pre-
anger-koffie gaat van af Ban dj ar door de Tji Tandoewi
naar zee. Deze rivier geldt tevens als grensrivier tus-
schen de Soendaneezen en de Javanen; echter is het
noordwesten van Banjoemas geheel Soendaneesch en de
naam Tjilatjap getuigt eveneens van dit element. De
rawah Lakbok en andere moerassen zijn in den drogen
moeson grasvlakten met hier en...”
|
|
2 |
 |
“...de 0,-L
Compagnie eene groote werf en haar voornaamste tuighuis.
Baldadig door de Engelschen in 1810 in eenen puinhoop
verkeerd, is later het maritiem etablissement hersteld en
werd er zelfs een droog dok geplaatst; maar de hoofd-
werf is thans te Soerabaja, waar beter en goedkooper
arbeiders te verkrijgen zijn en waar men het djatihout
bij de hand heeft. Op Onrust zijn de werklieden Chi-
neezen, benevens eenige honderden dwangarbeiders; de
Soendaneezen zijn voor zwaar werk niet te gebruiken.
Malaria en beri-beri vragen hier vele offers. In de buurt
dezer eilanden wordt tripang gevischt.
de 3 Boompjes eilanden, voor de kust van Tje-
ribon; ze zijn door koraalriffen omgeven.
de Karimon Djawa eilanden, voor de kust van
Japara; hier is een posthouder gevestigd.
Bawean, aan den scheepvaartweg van Soerabaja naar
Bandjermasin. Het is vulkanisch en heeft warme bronnen.
Twee bergtoppen stijgen tot 6 a 700 M. In den bodem
heeft men o. a. phonoliethen gevonden, elders in Indië
onbekend. Ook vindt men...”
|
|
3 |
 |
“...Soek, 18 uren gaans ten noorden van Pa-
dang, heet bij de Inlanders Boekit Tinggi (= hooge
berg), naar de op eenen 15 M. hoogen heuvel gelegen
achthoekige sterreschans, welke in 1877 als permanente
versterking werd opgeheven. Men verbouwt er aardappelen,
salade en andere groenten en kweekt er veel bloemen,
vooral rozen. Rondom de plaats vindt men koffietuinen
en veel sawahs; het Gouvemementskoffiepakhuis ont-
vangt jaarlijks ± 12000 pikol koffie. Het water der s*-
wahs veroorzaakt nog al eens malaria; overigens is deze
hoofdplaats zeer aangenaam gelegen te midden eener
rustige, welvarende bevolking, in eene opene vlakte, met
het uitzicht op trotsche berggevaarten en een koel, niet
te vochtig klimaat — een geliefkoosd oord voor iederen
Europeaan. Eene bamboeleiding voorziet Fort de Koek
van water. De goed ingerichte kazernes zijn in de laatste
jaren vooral door Atjeh bijna geheel met zieken gevuld.
Men vindt er eene kweekschool voor Inlandsche onderwij-
zers. De pasar is zeer druk; daar verdringt...”
|
|
4 |
 |
“...vaak door alleenstaande bergen gevormd, elkander af.
Meestal vindt men achter eenen, van vijftig tot eenige
honderden meters breeden en 2 a 3 M. hoogen zoom van
zuiver zeezand eene meer of minder breede strook moeras-
sen, door welke de rivieren met tragen loop naar zee
gaan. De eerste belangrijke plaats, van de zuidgrens te
beginnen, is Natal, aan den mond der gelijknamige
rivier; het heeft vrij wat handel, vooral in kamfer (zie
de flora, § 54). Door de omringende moerassen heerscht
er veelal malaria. Echter komen ook hier oud-vulkanische
heuvels, deels diabaas, deels andesiet, dicht aan de kust,...”
|
|
5 |
 |
“...842
naar de zuidoostspits. Ten westen daarvan bouwen de
groote en kleine rivieren moerassige delta’s, welke
onmiddellijk aan zee komen en veel malaria veroorzaken.
Aan de oostkust daarentegen vindt men op de lage kusten
overal zeezand, dat meestal tot werkelijke duinen is
opgehoogd; daar komt alleen bij de Batoe roessa een
moeras aan zee, terwijl aan de westkust alleen daar eenige
duinvorming is waar te nemen, waar de kust uit graniet
bestaat. In het oosten wordt de moerasvorming belem-
merd door de branding der onstuimige Chineesche zee,
zooais zeer duidelijk is waar te nemen bij de Koerauw;
achter de duinen wordt de rivier naar ’t noorden gedron-
gen ; vooral in den oostmoeson is de branding zeer hevig.
In het westen gaat de moerasvorming in de rustige straat
Bangka ongehinderd voort; daar hebben we bovendien de
grootste rivieren, doordat de hoofdwaterscheiding
van het eiland — Maras gebergte-Mangkol-Pading-
keten — veel dichter bij de oostkust ligt; de eenige aan-
zienlijke rivier van...”
|
|
6 |
 |
“...voorloopig verslag aan de Regeering, maar
bij dit geschrift, door de mannen der wetenschap als een
meesterstuk geroemd, bleef het, daar de dood den schrijver
reeds in 1839 te Padang verraste. Eveneens in het Tanah
Laoet gebergte en ook in het zuidwesten van het eiland
deed de mineraloog Yon Gaffron verschillende ver-
kenningstochten. Yan 1843—48 reisde Schwaner, met
opdracht van de Regeering, in de zuidelijke helft van
Borneo en overschreed zoowel den zuidoostelijken rug als
de hoofdketen; daar de malaria hem echter reeds in 1851
te Batavia deed vallen, waren de resultaten ook van zijne
twee reizen niet zoo belangrijk, als ze hadden kunnen
zijn. Yoor de mijningenieurs was er dus hier nog een
ruim veld ter bearbeiding. Reeds hebben enkelen belang-
rijke bijdragen tot de kennis van Borneo’s bouw geleverd,
n.1. De Groot (1852) en Yerbeek (1869—70) inden
Zuidoosthoek, waar ze in het Tanah Laoet gebergte en
op het eiland Poeloe Laoet het terrein der kolenlagen
onderzochten en beschreven, en Ever wijn...”
|
|
7 |
 |
“...en rooven nu en dan slaven onder hen.
Van de Nikobaren noemen we alleen Groot- en
Klein-Nikobar, het eerste het verst naar het zuiden
gelegen. Groot-Nikobar is 10, het andere 4 uren gaans
lang. In het heuvelland verheffen zich eenige toppen,
welke van plutonische vorming heeten te zijn; het overige
wordt door bruinkolen en koraalkalk ingenomen; om de
eilanden vindt men bijna overal koraalriffen. De vele
regens hebben dichte wouden en vele moërassen doen
ontstaan; de laatste veroorzaken vaak malaria. De 4 a
5000 bewoners zijn eene menging van Hindoes en Ma-
leiers, met eene eigene taal. Ze drijven landbouw en
visscherij en handelen veel in kokos.
Op het noordelijkste eiland, Kar Nikobar, vestigden...”
|
|
8 |
 |
“...Boegineezen, welke
tot ons Gouvernement in geenerlei betrekking staan en
dus slechts in naam tot de residentie Menado behöoren.
De andere genoemde staten zijn door contracten aan
ons verbonden.
De vulkanische, brug, Welke de Minahassa met Mindanao
verbindt, wordt gevormd door de Sangi eilanden,
terwijl de eveneens vulkanische Talaoet (Talaoer)
eilanden Mindanao met de Molukken schijnen te verbinden.
Deze woudrijke rotseilanden hebben hier en daar vlakke
kusten en strandmoerassen, broeinesten van malaria. Door...”
|
|
9 |
 |
“...met het vulkanisme van Azi-
atisch Insulinde werd reeds gesproken (zie p. 22).
Met betrekking tot het klimaat speelt het bergland
van Nieuw-Guinea dezelfde rol als dat van Ceram en
Boeroe: aan de noordkust is de zuidoostmoeson, van April
tot September, de droge, de noordwestmoeson, in ons
winterhalfjaar, de natte moeson; aan de zuidkust is de
toestand juist andersom. Over het geheel valt er veel
regen, ook zelfs in den drogen moeson. Vandaar de
uitgestrekte moerassen, welker miasmen dikwijls malaria
veroorzaken. De gemiddelde jaartemperatuur heet + 20° C.
te zijn.
De flora is zeer weelderig, zelfs op de hoogste toppen
der bekende bergen; de tropische oerwouden van Maleiseh
Insulinde, met hunnen rijkdom aan palmen en lianen,
vinden we hier terug, hoewel niet in al de weelderige
verscheidenheid, terwijl de acacia’s en andere planten in
het zuiden op de verwantschap met Australië wijzen.
Volgens Beccari zijn op Nieuw-Guinea de planten der
verschillende deelen zoo uiteenloopend, dat deze botanicus...”
|
|
10 |
 |
“...De eilanden bevatten
naast lage, moerassige streken, slechts heuvelland van
geringe hoogte; de hoogste deelen, aan de zuid- en oost-
kust van Tarangan, zijn slechts ruim 50 M. Martin houdt
dit heuvelland voor tertiair; fossielen vond hij in de on-
derzochte steensoorten niet. Aardbevingen zijn hier zeldzaam
en niet hevig. — In den westmoeson zijn de dagen heet,
de nachten koel; in den oostmoeson is de temperatuur
meer gelijkmatig. De kenteringen zijn de hoofdregentijden;
ze brengen nu en dan malaria. In den westmoeson
komen er gedurig zware onweders uit het noorden en
noordwesten. Over het algemeen is het klimaat gezond. —
De flora en fauna zijn geheel Nieuw-Guineesch; zeer
kleine buideldieren spelen er de rol van katten en
muizen. In de soengei’s vindt men vele tripang- en
parelbanken. De tripang wordt bij ebbe verzameld of
in tot 2 M. diep water met harpoenen gestoken; de uit-
voer bedraagt jaarlijks 1000 a 1200 pikols. De parelbanken
worden, wegens de branding, alleen in den westmoeson...”
|
|
11 |
 |
“...uur in den morgen heet en om 1 uur zeer heet. Daarna
komt de verfrisschende zeewind, welke tot 9 a 10 uur
in den avond aanhoudt en dan langzaam wegsterft; hij
wordt tegen zonsopgang opgevolgd door den landwind
uit het zuidoosten; op alle nederzettingen in het kust-
gebied moet de koele zeewind vrijen toegang hebben.
Gaandeweg ziet men de rivieren dalen en de vloedstroo-
men gaan bij den dag wat verder naar binnen. De tal-
looze plassen uit den grooten regentijd drogen op en
veroorzaken vaak malaria, waardoor juist Augustus en
September voor den in Suriname nieuw aangekomene niet
zonder gevaar zijn. In den mond der vroegere Engelsche
en Schotsche planters in Britsch-Guyana heette het:
„In July you may die
But in August you must."
De droogste maanden zijn September en October; echter
is dan de relatieve vochtigheid toch nog 86 %.
d. den kleinen regentijd, van halfNovember...”
|
|