Your search within this document for 'mala' resulted in two matching pages.
1

“...Yoor aardappelen en moesgroenten is ze echter zeer geschikt. De cultuur- producten zijn vooral koffie en thee (§ 29). De -wilde plantengroei vertoont zich öf als grasrijke berghellingen met verspreide boomgroepen, b. v. boom- varens öf als schaduwrijk hoogwoud. Alang-alangvelden nemen meestal de plaats der verlaten koffietuinen in. In het hoogwoud verdienen de reusachtige rasamala’s, vooral in West-Java, de aandacht; het is gekenmerkt door eenen weelderigen overvloed van lianen, terwijl de rasa- mala s slechts zelden door lianen zijn omstrengeld. De takken van deze, welke eene kruin van bijna dezelfde afmeting vormen, beginnen eerst op + 30 M. hoogte. In de maanden Maart en April, wanneer ze bloeien, geven de kleine katjes der mannelijke bloemen aan de opper- vlakte van het geheele woud eene roodachtige tint. De koffiecultuur drijft deze woudreuzen binnen steeds enger grenzen; ze worden bijna uitsluitend in de Preanger ge- vonden , waar dus de tweede zone de rasamala-zone mag heeten. Moerassen...”
2

“...de kruitmolens te Semarang, Ngawi en Bodjong; de salpetergroe- ven te Soetji (bij Gresik) en op Madoera; de in- strumentmakerswinkel en de geweermakers- school te Batavia; de kleedermakerswinkel te Batavia; de ledergoedfabrieken te Semarang en Soerabaja; de convalescentenhuizen te Ma- lang en Oengaran en het bad- en gezondheids- etablissement te Pelantoengan (§20); het topo- graphisch bureau, het lithographisch etablis- sement en het photographisch atelier te Bata- via; de paardenstoeterij te Mala ss or o (op Celebes). Het geheele leger heeft eene normaalsterkte van onge- veer 30,000 man; ze worden, wat soldij, Heeding, voe- ding en administratie betreft, onderscheiden in Europe- anen, Afrikanen, Ambonneezen en Inlanders; alleen de laatsten dragen geen schoenen en ondergoed. Ons leger van het moederland mag voorlndië niet worden gebruikt; daardoor zijn de Europeanen allen vrij willigers; ze tellen ruim % van het totale aantal. De Afrikanen zijn slechts weinig in getal; ze werden vroeger...”