| 1 |
 |
“...lucht en vochtigheid vrijere toetreding wordt gegeven. Maar
bovendien herstelt zich in die warme landstreken, onder den
krachtigen invloed van regen of dauw, de teweeggebrachte schade
ook veel lichter dan in de koude of gematigde luchtstreek het
geval zou zijn. Deze boschbranden, die door het zoo droge gras
en struikgewas voortdurend worden gevoed, strekken zich dik-
wijls over aanzienlijke oppervlakten uit, vooral wanneer het bosch
hier en daar door alang-alangvelden wordt afgewisseld. Bij don-
kere lucht is dan des avonds reeds op verren afstand het hemel-
gewelf door eenen rooden gloed verlicht. Niet zelden leveren
zulke nog brandende terreinen den reiziger eenen hinderpaal op
zijnen weg. Aangewakkerd door den drogen oostenwind, plant
het vuur zich voort met ongeloofelijke snelheid; het knappen en
kraken van het droge gras en struikgewas laat zich tot op verren
afstand hooren. De atmosfeer is dan met eene doordringende
brandlucht bezwangerd, die de oogen pijnlijk aandoet. Eene
ondragelijke...”
|
|