1 |
 |
“...er onder de nieuw aangevoerde
lagen bergpuin bedolven en misschien eenmaal herschapen
in bruinkolennesten, zooals men die menigwerf in het
gebergte van het binnenland aantreft. De zandsteen der
lagere bergen langs de kust is op vele plaatsen bedekt
met alang-alang, hetwelk hier de uitgestrektste grasvelden
van geheel Java vormt.
§ 20- Ten oosten van de door hooge vulkanische kegels en
bergland mggen omringde plateaux der Preanger zet zich het
den-Java.bergland van Midden-Java oostwaarts in een ke-
tengebergte voort. Even ten oosten van de grenzen
der Preanger zijn hiermede aan weerszijden verbonden de
SCHUILIIfö, tropen. 7...”
|
|
2 |
 |
“...althans voor het Europeesche oor.
Van wetenschap kan bij de Javanen nauwelijks sprake
zijn. Hunne kennis bestaat uit aan de Hindoes en Ara-
bieren, in den laatsten tijd ook aan de Nederlanders ont-
leende, onsamenhangende en niet verwerkte fragmenten.
Van de vrucht van zelfstandig denken kan slechts bij
hooge uitzondering sprake zijn.
Vroegér grifte men, wat men wilde opteekenen, op
boombladeren, later op Chineesch papier.
§ 35. In bet laatst der 15e eeuw bezweken de twee groote
muitbrrid^Hindoe"ri-’ke;i — Modjopahit in het oosten en Pad-
onzer jadjaran in het westen — voorde macht van den islam
heerschappij, en daarna ontwikkelden zich een aantal Mohamedaansche
staten, waarvan Mataram in het oosten en Tjeribon
en Bantam in het westen de belangrijkste waren (§ 33).
Het tweede erkende eenigermate de opperheerschappij van
Mataram; het laatste onderwierp in 1619 Jakatra. Toen
waren de Nederlanders, op het voetspoor der Portu-
geezen, reeds op Java aangeland. De Oost-Indische
Compagnie was in 1602...”
|
|
3 |
 |
“...met het gebied der Koeantan,
dat we met Veth den naam Midden gebergte zullen
geven. Het begint in ’t westen met het plateau van
Alahan Pandjang, dat 15 a 1600 M. hoog ligt, enmet
een paar meren, tusschen welke de waterscheiding der
beide genoemde hoofdstroomen doorloopt, getooid is, n.1.
1. de Danau di Baroeh, het fraaiste van al de meren
der Bovenlanden, 1 uur gaans lang, 1/2 uur gaans breed,
ruim 300 M. diep en bijna 1500 M. hoog; het is het
diepste der Bovenlandsche meren en vertoont in den ke-
tel vorm met zeer steile wanden duidelijk het bekken van
eenen ingestorten krater; de kam er om heen ligt tot
bijna 800 M. boven het meer, zoodat de vulkaan voor de
instorting waarschijnlijk + 3000 M. hoog was; het water
van het meer wordt door de Selajoe of Lembang
naar het noorden afgevoerd en behoort dus tot het stroom-
gebied der Koeantan; 2. de Danau di Atas (= boven-
meer), eene door vroegere uitwerpselen van den vulkaan
van het vorige meer opgestuwde watermassa, welker af-...”
|
|