Your search within this document for 'beslag' resulted in three matching pages.
1

“...6 veel grootere oppervlakte in beslag dan de eilanden te zamen. Al de zeeën van Insulinde heeft de oceanograaf Kr ü mm él onder éénen naarn vereenigd tot Austraal- aziatisclie Middelzee, als hoedanig we haar dan moeten gelijkstellen met de Noordelijke IJszee, de Middellandsche zee en de Amerikaansche Mid- delzee (de Caraïbische zee -+- de golf van Mexico). Met de eerste, eveneens tusschen twee der drie vastlanden gelegen, is de overeenkomst in ligging het grootst; de twee andere scheiden de hoofddeelen der Oude en Nieuwe Wereld. Tusschen de verschillende eilanden en eilandengroepen lost de Austraalaziatische Middelzee zich op in de vol- gende deelen: 1. de Chineesche zee, Chineesch Nan hai (nan = zuid en hai = zee, tegenover de Toeng hai of Oost zee, verder noordwaarts). Deze, verreweg de grootste der zeeën van Insulinde, staat door de breede straat tusschen Formosa en Luzon in verbinding met den Grooten Oceaan over eenen drempel, welke nergens lager kan liggen dan 950 vademen (1 vadem...”
2

“...Siboga—Toba meer—Deli, dus in zuid-noordelijke richting, te gemoet zien; tusschen de twee eindpunten ligt het meer juist in het midden. Thans scheidt het meer met het ringgebergte het plateau in een noordelijk en zuidelijk deel, tusschen welke zoo goed als geen verkeer bestaat. Wanneer men van de eene of van de andere zijde de nog meerendeels onbekende randgebergten van het plateau overschrijdt, ziet men weldra de wouden afnemen en als men ’t plateau genaderd is, nemen de alang-alangvelden alles in beslag. Het plateau loopt zuidoost-noordwest, als het geheele eiland, heeft eene breedte van + 8 uren gaans en eene groote, nog niet nader te bepalen lengte. Het meer heeft eene hoogte van 900, het plateau van 1100 a 1150 M., zoodat kokos- en arengpalmen bij de dorpen zelden worden gezien; tropische en gematigde planten groeien hier dooreen; aardbeziën, viooltjes en vergeetmijnietjes herinneren b. v. aan de flora van het moederland. Hier en daar verheft zich een alleenstaande berg. De rivieren vormen...”
3

“...318 gebracht; ze zijn zeer impopulair en de hoofdoorzaak van ontvolking in verschillende streken; de vaste en de toe- vallige samen nemen minstens het tiende gedeelte van den werktijd in beslag. De ontwikkeling neemt langzaam toe. So er o u’s, d. w. z. scholen voor Inlanders, met priesters aan ’t hoofd, zijn in de Bovenlanden vrij algemeen. De leerlingen uit de dorpen zelve heeten moerids, de vreemde, welke vaak van de eene school naar de ander trekken,fakirs. De godsdienst is overal de islam; het aantal priesters, aan den tulband en de lange, witte kabaai gemakkelijk herkenbaar, is zeer aanzienlijk. Alleen te Padang en Fort de Koek vindt men steenen moskeeën. Yan de beschaafde Maleiers bruten het besproken gebied treden de Palembangers het meest op den voorgrond. Ze bewonen de Benedenlanden van Palembang, Djambi en Indragiri en zijn een mengsel van de Maleiers met de Javanen, die ± 1400 hier voor Modjopahit de bevolking onderwierpen en thans het hoofdbestanddeel vormen. In de stad Palembang...”