1 |
|
“...waterlagen der Oceanen,
n.1. 22—28°. De hoogste temperatuur vindt men onder
± 6° KB. ; de overvloed van land op het Noordelijk
Halfrond is hiervan de grondoorzaak.
Uit de gelijkmatigheid der temperatuur volgt die van
den luchtdruk; dezelfde gradiënten brengen echter
krachtiger stormen teweeg dan bij ons, daar de afwijking
van de luchtstroomen door de rotatie hier veel geringer
is dan verder poolwaarts. In vele streken keeren de
dagelijksche luchtdrukverschillen met zooveel regelmaat
terug, dat de barometer beter als klok dan als weer-
glas kan worden gebruikt. De hoofdluchtstroomen der
tropische luchtstreek zijn de reeds genoemde passaten.
Ze ontleenen hunnen naam aan de belangrijkheid voor den
overtocht van Spanje naar Amerika (Spaansch pass at a
= overtocht); Columbus was de eerste schipper, die er
van gebruik maakte. De uitzetting der lucht aan den
evenaar veroorzaakt ze; van daar vloeit deze af naar de
beide polen, maar hoopt zich, door de steeds afnemende
ruimte, over welke ze beschikken...”
|
|
2 |
|
“...menschen ook dan te vergeefs op ver-
kwikkenden regen, welke niet vóór Mei, eerst met eenige
zware droppen en dan bij heele stroomen, vergezeld van
hevige onweders, het dorstende aardrijk drenkt. In de-
zelfde maand, soms ook in Juni, wordt de noordoostpas-
saat voor goed door den zuidwestmoeson verdrongen; na
eenige hevige stormen, collas genaamd, soms ook als
wervelstorm— baquio —optredend, is hij meester van
het terrein. Daarna vallen er dagelijks, meestal eenige
uren aaneen, hevige regens; de barometer staat dan be-...”
|
|
3 |
|
“...35
trekkelijk laag en. de dagen zijn onaangenaam warm. In
den herfst begint de strijd met den passaat op nieuw;
onverwacht, noch door het dalen van den barometer, noch
door toenemende onweders aangekondigd, breekt de colla
los, vaak door eenen baquio vergezeld; hutten en schepen
worden zijne prooi; woudreuzen worden door zijnen krachti-
gen adem geveld; wolkbreuken doen stortbeken en rivieren
zwellen en buiten de oevers treden; de kleine laagvlakten
worden tijdelijk bare zeeën. Nog in 1882 werd Manilla.
door eenen baquio en overstroomingen toegetakeld. Na
eenige weken is de kamp ten voordeele van den passaat
beslist en daarmede het droge en koele jaargetijde inge-
treden. Alleen tegen de gebergten der oostkusten brengt
hij den reeds genoemden passaatregen, zoodatdande
kammen dier gebergten overal de scheiding zijntusschen
het vochtige, bewolkte oosten en het heldere, droge wes-
ten, waartoe o. a. Manilla behoort. In de straten tusschen
de eilanden worden de winden veelvuldig uit hunnen...”
|
|