1 |
 |
“...een vervolg is, heb ik overal den bodem als grondslag
van de beschrijving genomen, zoodat de geologie, vooral
die der jongste tijdvakken, zeer op den voorgrond
treedt; dus is op Java vooral aan de onderzoekingen en
schetsen van Junghuhn, op Sumatra aan die van
Verbeek, op Borneo en Bangka aan die van Pose-
witz en ver schillende onzer mijningenieurs, op
Blitong aan die van De Oroot, in Suriname en
de groep van Curasao aan die van Martin, bij de
Nederlandsche Kleine Antillen aan die van Mo-
lengraaf f de volle aandacht geschonken.
2. Bi) de beschrijving der deelen is er overal naar ge-
streefd, de historische grenzen overal, waar deze niet
de natuurlijke zijn, naar den achtergrond te dringen,
terwijl steeds eene verdeeling in natuurlijke geogra-
phische geheelen het leidend beginsel der beschrijvingen
is geweest. Java noch Sumatra zijn daarom naar de po-
litieke verdeeling beschreven, terwijl b.v. op Borneo, waar
de historie in veel geringer mate hare rechten doet gelden,
de natuurlijke verdeeling...”
|
|
2 |
 |
“...niger is genomen.
Het Alphabetisch Register kan bij den tekst als
een beknopt woordenboek voor onze koloniën dienst
doen.
Bronnen zijn niet opzettelijk genoemd, maar de oplettende
lezer kan ze uit den tekst gemakkelijk verzamelen; zoowel
de rwmen der auteurs als den aard en de meerdere of min-
dere belangrijkheid hunner studiën vindt men in den regel
big de desbetreffende artikelen aangegeveh. Vooral uit Veth’s
Java en verder uit Maury-Jansen’s Natuurkun-
dige Beschrijving der zeeën; Schwaner’s Borneo,
Buys Ballot’s Klimatologie van onze koloniën
en Gardes’ Djatibosschen op Java heb ik enkele
aanhalingen in den tekst gelascht, welke den aard en de
belangrijkheid dier werken in het licht stellen en tevens in
het algemeens beeld noode zouden gemist worden....”
|
|
3 |
 |
“...Fauna.
§ 12. De beteekenis der fauna; Wallace.
e. De Bevolking.
§ 13. De menschenrassen in Insulinde. § 14. De kolonisten in
Insulinde.
H. BESCHRIJVING DER DEELEN.
§ 15. De geographische verdeeling van Insulinde.
A. Aziatisch Insulinde.
§ 16. Verhouding tot het vastland; de fauna.
I. Java, Sumatra en Borneo met de omliggende eilanden.
a. Java met de omliggende eilanden.
I. Beschrijving van Java.
§ 17. Java in het algemeen. § 18. Het bergland van Java in het
algemeen. § 19. Het bergland van West-Java. § 20. Het berg-
land van Midden-Java. § 21. Het bergland van Oost-Java.
§ 22. De laagvlakten van Java in het algemeen. § 23. De
vlakte van West-Java. § 24. De vlakten van Midden-Java.
§ 25. De vlakten van Oost-Java....”
|
|
4 |
 |
“...De fauna in verband met de plantengordels. § 28. De drie
hoofdcultuurproducten der heete zone. § 29. De twee hoofd-
cultuurproducten der gematigde zone; de kinacultuur der koele
zone. § 30. De veeteelt.
UI. De bevolking van Java.
§ 31. Samenstelling; talen. § 32. Levenswijze en middelen van
bestaan. § 33. Godsdienst. § 34. Kunsten en wetenschappen.
§ 35. De vestiging en uitbreiding onzer heerschappij. § 36.
De inrichting van het bestuur en de politieke verdeeling. § 37.
De opvolgende koloniale stelsels. § 38. De door ons op Java
gebrachte beschaving; onderwijs; wegen. § 39. Statistiek der
bevolking; dichtheid in de verschillende deelen.
IV. Beschrijving der omliggende eilanden; hunne be-
woners.
§ 41. Madoera. § 42. De eilanden vóór de noord- en de zuidkust
van Java. § 43. Bali. § 44. De eilanden der Soenda straat;
Krakatau in 1883.
b. Sumatra en de eilanden in ’t verlengde van Malakka.
I. Beschrijving van Sumatra.
§ 45. Ligging en grootte. § 46. De geologische bouw; de rivier-
dalen.
a...”
|
|
5 |
 |
“...Austraalaziatische Middelzee 6
Ha Windkaart van Insulinde in onzen zomer . 33
IR Windkaart van Insulinde in onzen winter . 33
TTT De verspreiding der Palmen en hunne dicht-
heid .............................................47
IY De Gede(h) groep, de Tengger, de Idjen groep
en het plateau Diëng........................90
Y Yier Plateaux in de Preanger Regentschappen 93
YI Batavia'met Tandjong Priok....................119
YH Java enMadoera: Politieke verdeeling, Par-
ticuliere landerijen en Koffiecultuur . . 170
VUL Taalkaart van Java en Madoera .... 182
IX Dichtheid der bevolking op Java en Madoera 221
X Krakatau....................................233
XI Het vulkanisme van Sumatra . . . . . 246
XTT Schetstaalkaart van Sumatra . . . . . 314
XTTT Onze tegenwoordige stelling in Groot-Atjeh 328
XIY Geologisch schetskaartje van Bangka . . 341
XY Geologisch schetskaartje van Blitong. . . 348
XYI De eilanden om de Banda zee.................. 488
XVJL1 De Sint-Anna baai op Curasao.................613
XV111...”
|
|
6 |
 |
“...mde
eiland draagt ze haren naam. Ze heeft eenen breeden
toegang tusschen de Obi- en Soela eilanden door naar de
Moluksche zee en eveneens eenen smalleren tusschen Boeroe
en Ceram door naar het diepe bekken der Banda zee. De
zeestraat over den ondiepen drempel tusschen Boeroe en
de Soela eilanden heet Pitt’s Passage.
6. de Banda zee, naar de kleine groep vulkanische
pilaren in het noordoostelijk deel benoemd. In het
noordwesten bespoelt ze Celebes, in het zuidwesten heeft
ze gemeenschap met de Java zee, in het zuiden is ze
afgesloten door de Kleinö Soenda eilanden en de
Zuidwester eilanden, terwijl de Zuidooster ei-
landen en die ten zuidoosten van Ceram den oostelijken
oever aangeven. De groote diepte maakt de Banda zee
zeer merkwaardig. De Challenger mat ten zuiden van
Ambon bijna 5000 M.; bij eene oudere, en daardoor niet
geheel vertrouwbare meting peilde men iets verder oostelijk
meer dan 7300 M. Over de afsluiting van dit diepe bek-
ken, in welks centrum zich alleen de Lucipara klippen...”
|
|
7 |
 |
“...grootste diepte
van meer dan 3750 M. De temperatuur is beneden 800
vademen constant 3.3° C., zoodat op die hoogte de laag-
ste drempel naar den Indischen Oceaan moet liggen.
8. de Harafoera zee, de ondiepe wateren tusschen
Nïeuw-Guinea en Australië, oostwaarts tot de ondiepe
Torres straat. Alleen het westelijk deel, langs de
Zuidooster- en Zuidwester eilanden en Timor is dieper
dan 200 M.; ten oosten van laatstgenoemd eiland ligt zelfs
een klein zeebekken, dat tot 3100 M:. diep is.
9. de Java zee, ten zuiden door Java, ten westen
door Sumatra, ten noorden door Bangka, Blitong
en Borneo begrensd. Tusschen de vier laatstgenoemde
eilanden voeren de Bangka straat, de Gaspar straten
en de Karimata straat naar het ondiepe zuidelijk deel
van de Chineesche zee. In het oosten leidt de straat
van Makasser, ten westen van Celebes, met eene
grootste diepte van ruim 1450 M. naar de Celebes zee;
echter nadert de onderzeesche oever van 200 M. in de
Laars bank en de Union bank de kust van Celebes
zeer dicht. Tusschen...”
|
|
8 |
 |
“...10
den. Indischen Oceaan. De Soenda straat scheidt Java
van Sumatra; ze vertoont eerst ten zuidwesten van Kra-
katau aanzienlijke diepten.
10. de Andamansehe zee, welken naam we, in
navolging van Krümmel, aan het zeebekken ten oosten
van den hoogen rug der Andamanen en Nikobaren
geven. Ze is eene Chineesche zee in het klein. Tus-
schen de Nikobaren en Atjeh heeft ze eenen toegang tot
beneden 1000 vademen; hare grootste diepte is ± 2200
M. Door de ondiepe straat van Malakka heeft ze
gemeenschap met de Chineesche zee.
§ 3. De groote stroomingen der Oceanen dringen
Zeestroomin-^e middelzeeën slechts dan binnen, wanneer breede toe-
en gangen aan de eene of beide zijden dit mogelijk maken.
Het aantal toegangen is bij de Austraalaziatische. Middelzee
zeer aanzienlijk, maar ze zijn zelden breed en diep.
Daardoor worden alleen de buitenranden van Insulindein
meerdere of mindere mate door de stroomen der beide
Oceanen bespoeld.
De ligging aan weerskanten van den aequator maakt,
dat we hier rekening...”
|
|
9 |
 |
“...van den noord-
westmoeson gaan deze stroomen naar het zuiden, maar
zijn dan veel minder krachtig dan in de zeven maanden
van den zuidoostpassaat. In de straat van Malakka
gaat de stroom in den zuidwestmoeson naar de Chineesche
zee, in den noordwestmoeson, zooals we reeds zagen,
naar de Andamansche zee. Inde straat van Makasser
stroomt het water in den eerstgenoemden naar de Celebes
zee, in den laatstgenoemden naar de Java zee. In de
Karimata straat stuwt de noordwestmoeson het water
naar de Java zee, de zuidoostmoeson daarentegen naar
de Chineesche zee, en in de geheele Java zee gaat het
water in den noordwestmoeson naar het oosten, in den
zuidoostmoeson naar het westen. In straat Soenda stu-
wen de beide moesons het water naar den Indischen Oceaan.
Van de g e t ij e n der zeeën van Insulinde is eerst in
den laatsten tijd meer studie gemaakt. De waarnemingen,
aan de zelfregistreerende peilschaal, opgesteld bij de
nieuwe haven van Batavia, gedaan en door den ingenieur
bij de Waterstaat Melchior...”
|
|
10 |
 |
“...1. dat bij de grootste declinatie der
maan de eene vloedgolf —■ van de twee, welke de maan
op de tegenoverliggende deelen der aarde doet ontstaan
— n.1. die, welke op 28V20 N. B. zich het sterkst doet
gevoelen, de genoemde zeestraat niet of haast niet bereikt
en daardoor niet of bijna niet is waar te nemen. In de
Chineesche zee is daardoor overal slechts eenmaal
eb en vloed, en daar de Java zee van daar de vloed-
stroom ontvangt, meestal ook in deze. De haventijden
geven dezen gang van zaken duidelijk aan: te Serawak
5 uren, te Pontianak 8 uren, te Soekadana 9Va uren,
te Batavia 10 uren, enz. In de Java zee loopt de vloed-
stroom dus overal naar ’t oosten, de ebstroom naar ’t
westen. Wanneer deze eb- en vloedstroomen sterker zijn
dan die, door de moesons veroorzaakt, ziet men het water
dus tegen den wind instroomen. Ook uit den Indischen...”
|
|
11 |
 |
“...15
Oceaan tracht het vloedwater als stroomen de Java zee
en de Banda zee binnen te dringen. Vooral is dit het
geval in de smalle straten tusschen de Kleine Soenda
eilanden, waar tevens, zooals we reeds zagen, de moe-
sonstroomen zich doen gevoelen. Men ziet daar namelijk,
vooral in den zuidoostmoeson, den vloedstroom regelmatig
naar het noorden, den ebstroom naar het zuiden gaan.
Wanneer de vloedstroom in het noorden der straten ge-
komen is, valt in ’t zuiden de ebbe reeds in en men ziet
dan het water als eene rivier naar den Indischen Oceaan
terugstroomen. Ook hieruit volgt dus reeds, dat de vloed
van de Java- en Banda zeeën niet uit den Indischen
Oceaan komt. Volgens Zollinger bereiken deze stroo-
men soms eene snelheid van 8 zeemijlen per uur.
De verticale thermische circulatie, welke in
de drie oceanen zulk eene groote rol speelt, is in de
middelzeeën slechts in beperkte mate aanwezig; beneden
de toegangsdrempels tusschen de verschillende bekkens
en de beide oceanen zijn ongetwijfeld...”
|
|
12 |
 |
“...16
1. de Indo-Malelsche eilanden, of alle eilanden
ten westen der Celebes zee en de straten van Makasser
en Lombok, welke weder moeten verdeeld worden in:
a. de Andamanen en Nikobaren,
b. Sumatra en de omliggende eilanden,
c. Java en de omliggende eilanden,
d. Borneo en de omliggende eilanden en
e. de groep der Philippijnen.
De dieptelijn van 200 M. omvat ze bijna alle; alleen
de straten tusschen de Andamanen en de Nikobaren (de
Tien Graden straat), tusschen de Andamanen en kaap
Negraïs, tusschen Borneo en de Soeloe eilanden, tus-
schen Mindoro en de overige Philippijnen en tusschen
deze en Formosa hebben grootere diepte. Tusschen de
eilanden der laatstgenoemde groep onderling vindt men
eveneens grootere diepten; ten noorden van Mindanao
peilde men bijna 700 M., ten noorden van Panay zelfs
bijna 1300 M. De Soeloe eilanden en Palawan zijn de
bruggen, welke de Philippijnen aan weerszijden der diepte
Mindoro zee met Borneo verbinden.
2. de groep van Timor, of de Kleine Soenda
eilanden ten...”
|
|
13 |
 |
“...17
sc he en andere omliggende eilanden, ook de groep der
Aroe eilanden, welke door ons, om historische rede-
nen , meestal tot de Molukken worden gerekend. De
dieptelijn van 200 M. verbindt ze alle met het vastland
van Australië.
Wat den bouw der eilanden betreft, treden twee
vormen sterk op den voorgrond, n.1. de langgestrekte
b. v. Sumatra, Java, Flores, Timor, Tenimber, Ceram,
Palawan en verschillende Philippijnen —en de skelet-
achtige, waarbij uit een centrum verschillende ruggen
als stralen naar onderscheidene richtingen gaan — b. v.
Borneo (het alluvium tusschen de ruggen weggedacht),
Celebes en Halmaheira. De eerste vorm heerscht dus
aan de randen, de tweede in het centrum, waar
van het westen naar het oosten het genoemde type op
telkens kleiner schaal op merkwaardige wijze terugkeert.
Al de eilanden samen, met uitzondering van Nieuw-
Guinea, hebben eene oppervlakte van ± 38000 □
mijlen. Nieuw-Guinea alleen beslaat 14300 □ mijlen
en is, het nog gebrekkig bekende Groenland en het...”
|
|
14 |
 |
“...arbeid kennis maken.
b. van 1840—50, toen een ander Duitscher in Nedër-
landschen dienst, n.1. Franz Junghuhn zich wijdde
aan het geologische onderzoek van Java, inzonderheid
van zijne vulkanen, welke op meesterlijke wijze wer-
den beschreven; ook deed hij in 1840 en’41 eene weten-
schappelijke reis naar de Bataklanden, welker zuide-
lijk deel door hem zooveel doenlijk werd ontsluierd; een
eenvoudig gedenkteeken te Lembang in de Preanger
Regentschappen van Java, te midden der kinatuinen,
welker schepper hij is (§29), eert zijne nagedachtenis.
c. na 1850, toen onze mijningenieurs hunne werk-
zaamheden in Indië begonnen en, tot 1872 m het Na-
tuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch-In-
dië en daarna in de Jaarboeken van het Mijnwezen,
ons hunne resultaten meedeelen; op Sumatra hebben ze
een geheel nieuw licht geworpen, terwijl Borneo en Java
niet werden vergeten; vooral de mijningenieur Verbeek,
die een deel der Padangsche Bovenlanden,
Zuid-Sumatra en Krakatau geologisch beschreef,
verdient...”
|
|
15 |
 |
“...19
kenningstochten hebben we verder beschrijvingen van ge-
heel het ovenge Java en Madoera, Zuid-Sumatra en het
noorden van Sumatra’s "Westkust, een deel van Mas, de
Lingga eilanden en enkele deelen van Borneo’s Wester-
en van de Zuider- en Ooster Afdeeling; over het zuiden
van Sumatra’s Westkust, het grootste deel van Neder-
landsch-Bomeo, het westen van Nederlandsch-Timor en
eenige kleinere Molukken hebben we slechts enkele losse
geologische gegevens, terwijl het overige nog op geolo-
gische onderzoekingen wacht. Daardoor is het geologisch
overzicht van Insulinde als geheel nog zeer onvolledig.
Zoowel neptunische — d. i. uit zout, brak of zoet
water bezonkene — als eruptieve — d.i. als gloeiend
vloeibare massa’s uit het binnenste der aarde omhoogge-
drongene gesteenten nemen deel aan de vorming van
Insulinde. We zullen de thans bekende vormingen uit de
vier gesloten tijdvakken, waarin de geschiedenis der aard-
korst wordt verdeeld, n.1. het primaire, het secundaire,
het tertiaire en het...”
|
|
16 |
 |
“...verdeeld in a. het eocene, b. het oligocene, c. het
miocene en d. het pliocene gedeelte.
Neptunische gesteenten uit a. komen in Insulinde
zeer yeel voor; op Borneo onderscheidt Yerbeek in het eocene
tijdvak wel drie, op Sumatra zelfs vier étages (af-
deelingen). De oudste Sumatraansche étage is tot dus-
verre op Borneo en Java niet gevonden. In de tweede,
op Sumatra tot 600 M. dik, liggen de steenkolen,
zoowel in de Padangsche Bovenlanden als in de Zuider-
en Ooster-Afdeeling van Borneo en in West-Java; hoofd-
zaak zijn echter kwartszandsteenen zonder versteeningen.
In de derde vindt men meestal zachte, mergelachtige
zandsteenen, in de vierde kalksteen. Ofschoon Java ook
wel kalkbanken uit deze vierde étage heeft, zijn daar de
meeste echter veel jonger. Daar de eocene gesteenten
op drie der Groote Soenda eilanden voorkomen, en zelfs...”
|
|
17 |
 |
“...zijn, vormen het hoofdbestanddeel vanc., welke
formatie op Java soms tot 5000 M. dik is; ze komen
eveneens voor in Benkoelen en Palembang en op Nias en
de Batoe eilanden. Alleen de bovenste lagen zijn rijk
aan versteeningen, waardoor de bepaling van den ouder-
dom der onderste lagen tot dusverre ondoenlijk is.
Tot d. behooren waarschijnlijk enkele lagen op Java en
Nias.— Eruptief behooren tot de laatste tertiaire, mis-
schien ook reeds tot de kwartaire periode eenige kleine
vulkanen; op Sumatra kent men er een zevental, op Java
twee; behalve twee der Sumatraansche, welke uit hoorn-
blende-andesiet bestaan, werden ze uit bazalt op-
gebouwd.
IY. Het kwartaire of diluviajle tijdvak, dat in het
zich nog steeds vormende alluvium zijne voortzetting vindt.
De neptunische vormingen bestaan voor verreweg het
grootste deel uit jong-vulkanisch materiaal, afgezet in de zee
of in meren en langs rivieren; vooral in West- en Zuid-
Sumatra en Java heeft Verbeek ons dezë vormingen nader
leeren kennen; soms...”
|
|
18 |
 |
“...vulkanen, welke
zich van Achter-Indië over de Andamanen en Nikobaren,
Sumatra, Java, de Kleine Soenda eilanden, deMolukken,
Noordoost-Celebes, de Sangi eilanden en de Philippijnen met
eenen reusachtigen boog uitstrekken en zoo de beide
randen van Insulinde omzoomen. Ze liggen dus aan de
grenzen der diepe oceanische bekkens en wijzen op de
breukranden, welke ook elders, vooral langs de randen
van den Ghrooten Oceaan, door vulkanische verschijnselen
en vulkanen worden vergezeld. Alleen op Sumatra vindt
men minstens een 70tai, waaronder 7 werkende, op Java
een 45tal, waaronder minstens 28 werkende vulkanen.
De hoofdlijnen dezer twee eilanden worden hier en
daar door dwarslijnen, welke dus dwarsspleten van
uit de hoofdspleet doen vermoeden, gesneden; waar de
hoofdlijn van Sumatra die van Java onder eenen hoek van
33° snijdt, en bovendien eene vulkanische dwarsspleet
van Sumatra’s zuidoosthoek naar de westpunt van Java
gaat, ligt de merkwaardige vulkaan Krakatau. Dat het
vulkanisme van Insulinde...”
|
|
19 |
 |
“...uren na zonsondergang eenen frisschen
landwind naar de zee, welke tot zonsopgang aan-
houdt. Yoor de kustbewoners voert hij de geuren van
het binnenland aan, in breede, moerassige vlakten, soms
ook schadelijke miasmen. De land- en zeewinden zijn
alleen aan de kusten waar te nemen en verheffen zich
hoogstens tot eenige honderden meters in den dampkring.
De visschers maken ’s morgens vroeg van den landwind
gebruik, om uit te zeilen en vallen in den namiddag met
den zeewind weer binnen.
Hoe in de Java zee land- en zeewinden afwisselen, leert
ons de luitenant ter zee Jansen (Maury-Jansen, Na-
tuurkundige Beschrijving der zeeën):
„Naarmate de zon aan den hemel klimt en het azuurgewelf
in haren schitterenden gloed dompelt, gaat het landwindje,
vermoeid van spelen, liggen. Hier en ginds dartelt het nog zoo
even over het water, als konde het den slaap niet vatten; maar
eindelijk worden zijne leden zwaar, en afgemat valt het in diepe
rust. Maar zóó niet de lucht. Zij trilt, tintelt en schittert en...”
|
|
20 |
 |
“...want dan staat hij
gewoonlijk den geheelen nacht door. Valt de landwind met eene
bui in, dan duurt hij kort en wordt flauw en onzeker. Somtijds
vindt hij dan den doorstaanden zeewind dicht bij de kust, die
anders tot twintig en meer zeemijlen uit de kust blijft.
Met altijd is men zeker, den landwind op den gewonen tijd
te zullen krijgen. Hij laat zich wel eens wachten, blijft ook
wel eens geheel weg. Gedurende het grootste gedeelte
van den regentijd mag men in de Java zee niet op
landwinden rekenen.
Gelukkig zij, die in de Java zee, des avonds den landwind
onder den wal zoekende, hem daar vinden en, na den stuivenden
en brieschenden zeewind, in de heerlijke nachten der keerkrin-
gen, den verkwikkenden landwind met zijne dikwerf aangename
geuren mogen inademen. Het wolkenfloers, hetzij na eene bui
met of zonder regen, of na het doorkomen van den landwind,
trekt spoedig op en laat gedurende den nacht den hemel helder,
slechts nu en dan met van het land overdrijvende wolken be-
vlekt. Zonder...”
|
|