| 
          
            | 1 |  | 
 “...Gezegde publicatie te. doen afkondigen en dezelve daardoor ter
kennisse te brengen van elk en een iegelijk, dien zulks zoude mo-
gen aangaan; luidende dezelve aldus:
PUBLICATIE.
IN NAAM DES KONINS.
De Gouverneur - Generaal der Nederlandsche West-Indische
bezittingen;
Allen, die deze zullen zien, ofhooren lezen, salut! doet te weten:
Alzoo Wij, ten gevolge eener door Ons, met gemeen overleg
van den Kolonialen Baad der kelönie Suriname gedane voordragt,
bij eene missive van Zijne Excellentie den Minister van Koloniën
van 20 Junij dezes jaars, n°.	krachtens Koninklijk rescript
van 16den daar te voren, n°. 6, gemagtigd zijn tot het invoeren
van eenige maatregelen de strekking hebbende om de onderlinge
gemeenschap tusschen de onderscheidene Nederlandsche West-
Indische bezittingen te bevorderen,
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan te be-
palen en vast te stellen, gelijk Wij zijn doende bij deze:
•	Art. 1.
De invoer van zout en van tras of cement van de eilanden
Cura9ao, St. Eustatius...”
 |  |  |  
            | 2 |  | 
 “..., bjj depêche van Zijne Excellentie den Minister van
Koloniën, dd. 29 Augustus 11., n°. 4/jo4 » aan Ons is toegezonden
afschrift van ’s Konings besluit van den 15den derzelver maand,
n“. 35, houdende bepaling dat, in alle zulke gevallen waarin mi-
litairen zich alleen of in compliciteit met inwoners der Neder-
landsche West-Indische bezittingen, aldaar schuldig maken aan
delicten, waartegen bij het Militair Wetboek niet is voorzien, het
Oud-Hollandsch strafregt voor alsnog alleen toepasselijk zal zyn,
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan:
Art. 1.
Hetzelve besluit te brengen-ter kennisse van elk en een iegelijk,
wien zulks mogt aangaan; zijnde van den navolgenden inhoud:
Wu WILLEM, BIJ DE GRATIE GODS , KONING DER NEDER-
LANDEN , Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog
van Luxemburg, enz./enz., enz.
Gezien de voordragt van het Departement van Koloniën, van
den 23sten Mei 11., n°. 5, en het daarbij overgelegde advies van
Onzen Minister van Justitie van den 9den te voren, n°. 37...”
 |  |  |  
            | 3 |  | 
 “...Ministers van Justitie en van
Koloniën, van den 2den en 9den dezer, n°. 49 en 17,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Te verklaren, dat in alle zulke gevallen, waarin militairen in
de Nederlandsche West-Indische bezittingen zich alleen of in
compliciteit met inwoners dier koloniën, schuldig maken aan de-
licten, waartegen bij het Militair Wetboek niet is voorzien, het
Oud-Hollandsche strafregt voor alsnog alleen toepasselijk zal zijn.
En is ónze Minister van Koloniën belfcst met de uitvoering dezer,
waarvan ^ afschriften zullen worden gezonden aan Onzen Minister
van Justitie en (onder kopielijke mededeeling der adviezen van Onze
Ministers van Justitie en van Koloniën van den ?/9 dezer, n°. 49/,.)
aan den Raad van Justitie, tot informatie en narigt.
’s Gravenhage, den 15den Augustus 1834.
(Get.) WILLEM.
>	Van wege den Koning,
(get.) J. G. de Meij van Streefkerk.
Accordeert met deszelfs origineel,
De Griffier ter Staats - Secretarie,
(get.) L. H. Elias Schovel.
Voor eensluidend afschrift,
De Secretaris-...”
 |  |