1 |
 |
“...1831. N°. G3.
195
deling, en zal genoegzamen grond opleveren voor de met de func-
tien der politie belaste ambtenaren, om den zoodanige voor zich
te doen ontbieden, omtrent denzelve de noodige onderzoekingen
in het werk te stellen, en daarvan aan hei hoofd des bestuurs
verslag te doen, en zulks ten einde hetzelve in staat te stellen
om te beoordeelen, of de zoodanige al dan niet de facto uit de
kolonie zoude behooren te worden verzonden, of welke andere maat-
regel van politie omtrent hem zou behooren te worden genomen.
Art. 15.
Degenen die, in overeenstemming met het voorgaand artikel, als
vreemdelingen beschouwd, worden moeten, zullen in allen geval
nimmer langer dan zes maanden in de koloniën mogen verblijven,
terwijl, wanneer zij een langer verblijf mogten verlangen, zij zich
bij requeste aan den Gouverneur-Generaal of Gezagvoerders zullen
kunnen vervoegen ter verkrijging van admissie tot inwoning.
Art. 16.
De Gouverneur-Generaal of Gezagvoerders de stukken, bij art. 11
gevorderd, in...”
|
|