1 |
|
“...is, dat dezelve in het bezit
van neringdoende lieden worden gevonden, dan wel, *of daartoe
stellig bewijs zoude noodig zijn dat men van zoodanige ongeijkte
of niet behoorlek geijkte ellen, maten of gewigten hebbe gebruik
gemaakt,
Zoo is het, dat Wij, willende deze twijfel en onzekerheid doen
ophouden, hebben goedgevonden en verstaan te arresteren, zoo
als Wij doen bij deze:
De in de Nederlandsche West-Indische bezittingen bestaande
strafbepalingen opzigtelijk ongeijkte of niet behoorlijk geijkte el-...”
|
|