1 |
 |
“...1830. N°. 52.
131
havenmeester of wel door iemand anders, eene andere ankerplaats
worden aangewezen, aan welke aanwijzing de gezagvoerder van
het vaartuig dadelijk zal hebben te gehoorzamen. Zoodanig bus-
kruid bestemd zijnde om hier te worden geland, zal deontlossing
niet worden uitgesteld; men moet echter, alvorens de ontlading
plaats hebbe, daarvan aan het Opperhoofd voormeld kennis geven,
opdat de noodige voorzorg ter voorkoming van eenig ongeluk
moge worden genomen; alles op poene eener boete van honderd
gulden.
Art. 10.
Op Zon- en feestdagen, en ten allen tijde, wanneer de vlag ten gou-
vernementshuize zal zijn geheschen, zullen de vaartuigen op de reede
hunne vlaggen laten waaijen, op pcene van eene boete van vijf gulden.
Art. 11.
Het is niet veroorloofd op eenig vaartuig, ter reede liggende, op
Zon- en feestdagen te werken, te lossen of te laden, op verbeurte
eener- boete van vijf en twintig gulden; in cas van urgentie zal
men echter daartoe van den fungerenden havenmeester, of...”
|
|