Your search within this document for 'stot' resulted in one matching pages.
1

“...275 gewestelijke Staten en de stedelijke overheid hadden een te groot belang bij de ondergeschiktheid van de kerk, dan dat zij zich den stot dusverre uitgeoefenden invloed zouden laten ontnemen. | ‘De Staatsregeling van 1798 predikte het beginsel eener alge- j heele vrijheid van godsdienst, terwijl zij tevens het bekleedenvan ambten en posten niet afhankelijk maakte van de geloofsbelijde- nis. Bovendien straalde duidelijk bij haar het beginsel eener schei- ding van Staat en Kerk door 1). De staatsregeling van 1801 ver- leende aan alle kerkgenootschappen gelijke bescherming, maar eisehte tevens, dat ieder ingezeten zich bij een der kerkgenoot- schappen zou laten inschrijven en eene jaarlijksche gift zou afzon- Ideren voor dat, waartoe hij behoorde, »tot onderhoud van deszelfe dienaren en eigendommen” 2). | Door geene der volgende constitutiën werd eene heerschende kerk erkend *). Alleen schreef de Grondwet van 1814 voor, dat de Souvereine Vorst den hervormden godsdienst moest belijden, |welke...”