1 |
 |
“...dan dat de
Nederlandsche middelen geheel onafhankelijk worden van de Indi-
sche bijdragen.
De toestand is echter in den laatsten tijd zeer veranderd.
Vooreerst heeft men meer het oog gevestigd gehouden op de be-
angen van Indie zelf. Aan de behoeften, die daar luide spraken
werd eemgermate te gemoet gekomen, en men bracht voor het
moederland alleen m rekening wat het als koloniale mogendheid
moet uitgeven. Daardoor kromp het saldo aanmerkelijk in ter-
wijl de politieke omstandigheden van den tegenwoordigen’tijd
vooral de kostbare oorlog tegen Atjeh, sedert 1876 het saldo ge-
eel m beslag nemen. Op de begrooting voor 1884 is dan ook
de bijdrage nog steeds pro memorie uitgetrokken. Van de leenimr
ten bedrage van f 60 millioen uitgeschreven krachtens de wet
van 16 Maart 1883 (Stbl. nf 34) i) is f 45 millioen ten be-
hoeve van Nederl. Indië besteed geworden. Eene wettelijke rege-
ling van de financieele verhouding tusschen moederland en Ned.
Imhe is nog niet tot stand, gekomen. De pogingen daartoe...”
|
|